Naar inhoud springen

August De Schryver: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Hierbij ‹erd
 
Hierbij werd MET toestemming van de auteur gebruik gemaakt van een tekst van Godfried Kwanten die op mijn verzoek werd geschrevcen M.E.S.
Regel 1: Regel 1:
August-Edmond De Schryver, Minister van Staat (1898-1991)
August-Edmond De Schryver, Minister van Staat (1898-1991)

Biografische nota door Godfried Kwanten
August-Edmond De Schryver werd op 16 mei 1898 in Gent geboren, in het ouderlijk huis in de Tweebruggenstraat nr. 2.
August-Edmond De Schryver werd op 16 mei 1898 in Gent geboren, in het ouderlijk huis in de Tweebruggenstraat nr. 2. Zijn vader, August-Octaaf De Schryver (1848-1915) stamde uit een Eeklose handelaars- en nijveraarsfamilie en zette de wolververij van zijn vader voort, aangevuld met appretuur van stoffen, een koperketelmakerij en enkele tuinbouwaktiviteiten (heidegrond). Zijn moeder, Alice Block (1876-1961), was de dochter van de Gentbrugse nijveraar Lieven Edmond Block, die bijna twintig jaar burgemeester was in die gemeente (verkozen op een gematigd liberale lijst). August-Edmond, de oudste van een gezin van vier jongens (plus één jong gestorven) en twee meisjes, liep school in het Sint-Barbaracollege te Gent. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij naar Engeland gezonden, waar hij zijn studies in een tijdelijk jezuïetencollege voortzette en zich in 1916 meldde als oorlogsvrijwilliger (onderofficier artillerie). Na de Wapenstilstand studeerde hij aan de Gentse Rijksuniversiteit af in de Rechten en de Politieke en Sociale Wetenschappen (1921). Hij vestigde zich in zijn geboortestad als advocaat bij het Hof van Beroep (1921-1956) en werd er bestuurslid van de Vlaamse Conferentie bij de Balie. Na zijn huwelijk met de ondernemersdochter Maria Scheerders uit Sint-Niklaas zou hij de rest van zijn leven beheerder blijven van het daar gevestigde familiebedrijf, de onderneming in bouwmaterialen Scheerders-Van Kerchove’s Verenigde Fabrieken. Het echtpaar De Schryver-Scheerders kreeg tien kinderen.

De Schryver onderhield als maatschappelijk en religieus bewogen advocaat nauwe banden met het Vlaamse, sociale en religieus-kerkelijke verenigingsleven in Gent. Hij was actief in de scoutsbeweging en trad vaak op als spreker en raadgever in de christelijke arbeidersorganisaties (ACW). In Gentbrugge was hij de voorzitter van de afdeling van het Verbond der Vlaamse Oud-strijders. In diverse takken van de franciscaanse lekenbeweging dook zijn naam op. Die maatschappelijke activiteiten vormden de opstap naar een lange politieke loopbaan. De Schryver was van 1928 tot 1965 volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Gent-Eeklo; vanaf 1931 was hij secretaris en vanaf 1938 (en tot 1940) voorzitter van de Katholieke Vlaamsche Kamergroep. Hij oefende ook verscheidene ministeriële functies uit. Hij was minister van Landbouw (1935-1936), van Binnenlandse Zaken (1936-1937) en van Justitie (1939). Dat was in een politiek turbulente periode waarin hij zich profileerde als pleitbezorger van het Vlaamse eentaligheidstreven via de taalwetten en als verdediger van de parlementaire democratie. In de katholieke partij streefde hij, o.a. als secretaris van de Katholieke Unie (1933-1935), naar meer cohesie en een modernisering van deze formatie. Als voorzitter (1928-1934) van de Vlaamse Katholieke Jonge Wachters trachtte hij een jonge generatie opnieuw bij de werking van die partij te betrekken.
Zijn vader, August-Octaaf De Schryver (1848-1915) stamde uit een Eeklose handelaars- en nijveraarsfamilie en zette de wolververij van zijn vader voort, aangevuld met appretuur van stoffen, een koperketelmakerij en enkele tuinbouwaktiviteiten (heidegrond).
In de jaren dertig belichaamde De Schryver steeds meer zijn eigen politieke ideaal; hijzelf vormde een illustratie van wat hij onder de Vlaamse ontvoogding verstond. Hij was een fijnbesnaarde, aristocratische verschijning, hoog opgeleid en gecultiveerd; hij kon zich door zijn savoir vivre en als polyglot bewegen in de hoogste kringen. Op professioneel vlak was hij als bedrijfsleider en advocaat “geslaagd”. In de politiek was hij er in het Gentse, o.a. als katholiek lijsttrekker in november 1932, in gelukt het behoudende en Franstalige element uit de machtsposities in zijn partij weg te drukken. Op nationaal vlak participeerde hij aan de macht, ook op terreinen als Justitie, Economische en Buitenlandse Zaken die traditioneel waren voorbehouden voor een Franstalige, vaak vrijzinnige topgroep. Hij was een exponent en een spreekbuis van een aankomende Vlaams-katholieke elite waarvoor plaats werd ingeruimd in de Belgische staat; die laatste entiteit hoefde voor hem niet te verdwijnen zoals de Vlaams-nationalisten dat eisten, maar vormde juist het kader waarin de Vlaamse emancipatie kon worden voltooid.

Als minister van Economische Zaken volgde De Schryver in mei 1940 de regering naar Frankrijk. Zijn lange verblijf daar lokte in Belgische politieke milieus in Londen, o.a. in het in september 1940 gevormde oorlogskabinet van de 4 naar Londen overgekomen Ministers, een scherpe discussie uit over zijn ministerieel statuut. Toen De Schryver uiteindelijk in juli 1942 toch overstak naar Groot-Brittannië ontving hij - na zendingen in de VSA - in april 1943 de portefeuille Binnenlandse Zaken. Hij speelde een sleutelrol in de voorbereiding van de naoorlogse periode (hervatting van het normale constitutionele bestel, burgerlijk bestuur en gerecht; repressie en epuratie). Na de bevrijding was hij minister zonder portefeuille in het kabinet-Pierlot en leidde hij in april-juni 1945 de Belgische delegatie bij de VN-stichtingsconferentie in San Francisco. Namens België ondertekende hij er op 26 juni 1945 het VN-Handvest.
Zijn moeder, Alice Block (1876-1961), was de dochter van de Gentbrugse nijveraar Lieven Edmond Block, die bijna twintig jaar burgemeester was in die gemeente (verkozen op een gematigd liberale lijst).

August-Edmond, de oudste van een gezin van vier jongens (plus één jong gestorven) en twee meisjes, liep school in het Sint-Barbaracollege te Gent. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij naar Engeland gezonden, waar hij zijn studies in een tijdelijk jezuïetencollege voortzette en zich in 1916 meldde als oorlogsvrijwilliger (onderofficier artillerie).

Na de Wapenstilstand studeerde hij aan de Gentse Rijksuniversiteit af in de Rechten en de Politieke en Sociale Wetenschappen (1921). Hij vestigde zich in zijn geboortestad als advocaat bij het Hof van Beroep (1921-1956) en werd er bestuurslid van de Vlaamse Conferentie bij de Balie.

Na zijn huwelijk met de ondernemersdochter Maria Scheerders uit Sint-Niklaas zou hij de rest van zijn leven beheerder blijven van het daar gevestigde familiebedrijf, de onderneming in bouwmaterialen Scheerders-Van Kerchove’s Verenigde Fabrieken. Het echtpaar De Schryver-Scheerders kreeg tien kinderen.

De Schryver onderhield als maatschappelijk en religieus bewogen advocaat nauwe banden met het Vlaamse, sociale en religieus-kerkelijke verenigingsleven in Gent. Hij was actief in de scoutsbeweging en trad vaak op als spreker en raadgever in de christelijke arbeidersorganisaties (ACW). In Gentbrugge was hij de voorzitter van de afdeling van het Verbond der Vlaamse Oud-strijders. In diverse takken van de franciscaanse lekenbeweging dook zijn naam op. Die maatschappelijke activiteiten vormden de opstap naar een lange politieke loopbaan.

De Schryver was van 1928 tot 1965 volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Gent-Eeklo; vanaf 1931 was hij secretaris en vanaf 1938 (en tot 1940) voorzitter van de Katholieke Vlaamsche Kamergroep. Hij oefende ook verscheidene ministeriële functies uit. Hij was minister van Landbouw (1935-1936), van Binnenlandse Zaken (1936-1937) en van Justitie (1939). Dat was in een politiek turbulente periode waarin hij zich profileerde als pleitbezorger van het Vlaamse eentaligheidstreven via de taalwetten en als verdediger van de parlementaire democratie. In de katholieke partij streefde hij, o.a. als secretaris van de Katholieke Unie (1933-1935), naar meer cohesie en een modernisering van deze formatie. Als voorzitter (1928-1934) van de Vlaamse Katholieke Jonge Wachters trachtte hij een jonge generatie opnieuw bij de werking van die partij te betrekken.

In de jaren dertig belichaamde De Schryver steeds meer zijn eigen politieke ideaal; hijzelf vormde een illustratie van wat hij onder de Vlaamse ontvoogding verstond. Hij was een fijnbesnaarde, aristocratische verschijning, hoog opgeleid en gecultiveerd; hij kon zich door zijn savoir vivre en als polyglot bewegen in de hoogste kringen. Op professioneel vlak was hij als bedrijfsleider en advocaat “geslaagd”. In de politiek was hij er in het Gentse, o.a. als katholiek lijsttrekker in november 1932, in gelukt het behoudende en Franstalige element uit de machtsposities in zijn partij weg te drukken.

Op nationaal vlak participeerde hij aan de macht, ook op terreinen als Justitie, Economische en Buitenlandse Zaken die traditioneel waren voorbehouden voor een Franstalige, vaak vrijzinnige topgroep. Hij was een exponent en een spreekbuis van een aankomende Vlaams-katholieke elite waarvoor plaats werd ingeruimd in de Belgische staat; die laatste entiteit hoefde voor hem niet te verdwijnen zoals de Vlaams-nationalisten dat eisten, maar vormde juist het kader waarin de Vlaamse emancipatie kon worden voltooid.

Als minister van Economische Zaken volgde De Schryver in mei 1940 de regering naar Frankrijk. Zijn lange verblijf daar lokte in Belgische politieke milieus in Londen, o.a. in het in september 1940 gevormde oorlogskabinet van de 4 naar Londen overgekomen Ministers, een scherpe discussie uit over zijn ministerieel statuut.

Toen De Schryver uiteindelijk in juli 1942 toch overstak naar Groot-Brittannië ontving hij - na zendingen in de VSA - in april 1943 de portefeuille Binnenlandse Zaken. Hij speelde een sleutelrol in de voorbereiding van de naoorlogse periode (hervatting van het normale constitutionele bestel, burgerlijk bestuur en gerecht; repressie en epuratie). Na de bevrijding was hij minister zonder portefeuille in het kabinet-Pierlot en leidde hij in april-juni 1945 de Belgische delegatie bij de VN-stichtingsconferentie in San Francisco. Namens België ondertekende hij er op 26 juni 1945 het VN-Handvest.

In augustus 1945 was De Schryver medestichter van de CVP/PSC waarvan hij tot 1949 voorzitter bleef. Hij spande zich in om de standenpartij om te vormen tot een moderne en verjongde volkspartij, een evolutie waarvan hij zich in de jaren 1930 al een overtuigd voorstander had getoond. Ook al suggereert het overgeleverde portret van CVP-voorzitter De Schryver dat, toch slaagde die er niet steeds in tegenover taaie gevestigde belangen de hervormingen door te drukken. Mee om politieke opportuniteitsredenen behielden de standen een vinger in de pap; van een reële deconfessionalisering was geen sprake. De Schryver realiseerde in 1947 wel zijn droom van een rooms-rode coalitie, het kabinet Spaak-Eyskens; hij trad eerst op als vroedvrouw van dit kabinet en vervolgens twee jaar als zijn schoonmoeder. Gezien hun progressief sociaal programma en grote representativiteit waren CVP en BSP in zijn ogen natuurlijke bondgenoten.
In augustus 1945 was De Schryver medestichter van de CVP/PSC waarvan hij tot 1949 voorzitter bleef. Hij spande zich in om de standenpartij om te vormen tot een moderne en verjongde volkspartij, een evolutie waarvan hij zich in de jaren 1930 al een overtuigd voorstander had getoond. Ook al suggereert het overgeleverde portret van CVP-voorzitter De Schryver dat, toch slaagde die er niet steeds in tegenover taaie gevestigde belangen de hervormingen door te drukken. Mee om politieke opportuniteitsredenen behielden de standen een vinger in de pap; van een reële deconfessionalisering was geen sprake. De Schryver realiseerde in 1947 wel zijn droom van een rooms-rode coalitie, het kabinet Spaak-Eyskens; hij trad eerst op als vroedvrouw van dit kabinet en vervolgens twee jaar als zijn schoonmoeder. Gezien hun progressief sociaal programma en grote representativiteit waren CVP en BSP in zijn ogen natuurlijke bondgenoten.

In zijn hoedanigheid van CVP-voorzitter, maar ook nadien van prominent Kamerlid, trad De Schryver op als een spilfiguur in de grote ideologische botsingen (Koningskwestie en Schoolstrijd). O.a. als vooraanstaand lid van de Kamercommissie Buitenlandse Zaken droeg hij bij tot de uittekening en legitimering van het buitenlands beleid (Europese integratie en Atlantische samenwerking). Steeds was hij nauw betrokken bij het voorzichtige aanpassingsproces van de grondwet. De Schryver was geen politiek spoortrekker of vernieuwer; zijn naam geraakte niet verbonden aan een opvallend wetgevend initiatief. Wel toonde hij zich een exponent van een gematigde en dialoogbereide strekking in zijn partij die het vergelijk met de tegenstrever verkoos boven een in zijn ogen heilloze en regimebedreigende escalatie op ideologisch en communautair vlak. Het eervolle agreement onder gentlemen vormde voor hem het summum van het democratische streven. In een land met een hoge conflictpotentialiteit op sociaal, ideologisch en communautair vlak droeg hij door zijn pragmatische en verzoenende stijl bij tot de stabiliteit en de legitimiteit van de instellingen. Via zijn vele informateurschappen en via informeel overleg met geestesgenoten als Spaak, Van Acker, Spinoy, Eyskens en P.W. Segers wist hij politieke twisten te bezweren en kregen “werkelijke” problemen als de sociaal-economische expansie, de veiligheid en het begrotingsbeheer voorrang. Om zijn belangrijke bijdrage in topberaden en rondetafelconferenties tot de politieke pacificatie na 1945 kan men hem terecht, en zoals Gaston Eyskens dat deed in zijn memoires, bestempelen als een groot politicus uit de Belgische geschiedenis, als een staatsman van Belgisch formaat. De Schryvers benoeming in juli 1948 tot minister van Staat had die status al bezegeld.
In zijn hoedanigheid van CVP-voorzitter, maar ook nadien van prominent Kamerlid, trad De Schryver op als een spilfiguur in de grote ideologische botsingen (Koningskwestie en Schoolstrijd). O.a. als vooraanstaand lid van de Kamercommissie Buitenlandse Zaken droeg hij bij tot de uittekening en legitimering van het buitenlands beleid (Europese integratie en Atlantische samenwerking). Steeds was hij nauw betrokken bij het voorzichtige aanpassingsproces van de grondwet. De Schryver was geen politiek spoortrekker of vernieuwer; zijn naam geraakte niet verbonden aan een opvallend wetgevend initiatief. Wel toonde hij zich een exponent van een gematigde en dialoogbereide strekking in zijn partij die het vergelijk met de tegenstrever verkoos boven een in zijn ogen heilloze en regimebedreigende escalatie op ideologisch en communautair vlak. Het eervolle agreement onder gentlemen vormde voor hem het summum van het democratische streven. In een land met een hoge conflictpotentialiteit op sociaal, ideologisch en communautair vlak droeg hij door zijn pragmatische en verzoenende stijl bij tot de stabiliteit en de legitimiteit van de instellingen. Via zijn vele informateurschappen en via informeel overleg met geestesgenoten als Spaak, Van Acker, Spinoy, Eyskens en P.W. Segers wist hij politieke twisten te bezweren en kregen “werkelijke” problemen als de sociaal-economische expansie, de veiligheid en het begrotingsbeheer voorrang. Om zijn belangrijke bijdrage in topberaden en rondetafelconferenties tot de politieke pacificatie na 1945 kan men hem terecht, en zoals Gaston Eyskens dat deed in zijn memoires, bestempelen als een groot politicus uit de Belgische geschiedenis, als een staatsman van Belgisch formaat. De Schryvers benoeming in juli 1948 tot minister van Staat had die status al bezegeld.

Van 1950 tot 1959 nam De Schryver het voorzitterschap waar van de Nouvelles Equipes Internationales, de “internationale” van Europese christen-democratische partijen. Zijn vele contacten en zijn diplomatische stijl droegen bij tot het naar elkaar groeien van christen-democratische leiders en groepen. Hierdoor werd de basis gelegd voor de latere Europese Volkspartij (EVP).
Van 1950 tot 1959 nam De Schryver het voorzitterschap waar van de Nouvelles Equipes Internationales, de “internationale” van Europese christen-democratische partijen. Zijn vele contacten en zijn diplomatische stijl droegen bij tot het naar elkaar groeien van christen-democratische leiders en groepen. Hierdoor werd de basis gelegd voor de latere Europese Volkspartij (EVP).

Als laatste Kongominister boekte De Schryver in 1959-1960 met zijn behoedzame en op dialoog gerichte aanpak geen succes, ook omdat hij en zijn collega’s te veel oog hadden voor de vrijwaring van de Belgische belangen in een onafhankelijk Kongo. Hij werd, o.a. tijdens de Rondetafelconferentie over Kongo in februari 1960, geconfronteerd met een radicaal zwart nationalisme dat erin slaagde een dekolonisatiescenario op te dringen. De Kongolese onafhankelijkheid liep uit op een fiasco, op bestuurlijk-administratieve chaos, politieke instabiliteit en vele zwarte doden. Het zou nochtans allerminst correct zijn de afloop van het dekolonisatiebeleid volledig in de schoenen te schuiven van de verantwoordelijke minister. Die droeg de erfenis van een decennialang nalatig koloniaal beleid. Op het ogenblik van zijn aantreden restte hem nauwelijks nog een alternatief voor een overijlde, weinig voorbereide onafhankelijkheid.
Als laatste Kongominister boekte De Schryver in 1959-1960 met zijn behoedzame en op dialoog gerichte aanpak geen succes, ook omdat hij en zijn collega’s te veel oog hadden voor de vrijwaring van de Belgische belangen in een onafhankelijk Kongo. Hij werd, o.a. tijdens de Rondetafelconferentie over Kongo in februari 1960, geconfronteerd met een radicaal zwart nationalisme dat erin slaagde een dekolonisatiescenario op te dringen. De Kongolese onafhankelijkheid liep uit op een fiasco, op bestuurlijk-administratieve chaos, politieke instabiliteit en vele zwarte doden. Het zou nochtans allerminst correct zijn de afloop van het dekolonisatiebeleid volledig in de schoenen te schuiven van de verantwoordelijke minister. Die droeg de erfenis van een decennialang nalatig koloniaal beleid. Op het ogenblik van zijn aantreden restte hem nauwelijks nog een alternatief voor een overijlde, weinig voorbereide onafhankelijkheid.

Tijdens de laatste jaren van zijn Kamermandaat onderschatte De Schryver de scherpte van de communautaire breuklijn. Zijn pacificatietechnieken, beproefd in een klimaat van ideologische tweespalt, hadden minder vat op de scherpe communautaire problematiek. De geschiedenis achterhaalde deels zijn aanpak. De bestaande elite had nood aan een aflossing met elementen die een verregaande federalisering in goede banen konden leiden, die konden omspringen met de splitsing van de grote partijen en met een deels hertekend politiek landschap. In 1965 zegde De Schryver de politiek vaarwel. Wel nam hij, vanuit de maatschappelijke en religieuze inspiratie die hem in zijn gehele politieke loopbaan had gedreven, verantwoordelijke functies op in de katholieke vredesbeweging Pax Christi, in vluchtelingenorganisaties, in derdewereldverenigingen en ontwikkelingsorganisaties (o.a. het NCOS) en in kerkelijke en sociale initiatieven. Een tijdlang was hij lid van de Inrichtende Macht van de K.U. Leuven. Als voorzitter (1969-1974) van het Benelux-Stimuleringscollege moest hij mee het economisch integratieproces van de drie landen bevorderen. De Schryver bleef een veelgevraagd spreker over de meest uiteenlopende politiek-maatschappelijke thema’s. Journalisten en onderzoekers vonden in de jaren 1970-1980 hun weg naar een bevoorrechte - en een der laatste - getuige van de politieke gebeurtenissen van voor 1950 (tot ver terug in het Interbellum). A.E. De Schryver overleed, ruim één jaar na zijn echtgenote, in Gent op 5 maart 1991.
Tijdens de laatste jaren van zijn Kamermandaat onderschatte De Schryver de scherpte van de communautaire breuklijn. Zijn pacificatietechnieken, beproefd in een klimaat van ideologische tweespalt, hadden minder vat op de scherpe communautaire problematiek. De geschiedenis achterhaalde deels zijn aanpak. De bestaande elite had nood aan een aflossing met elementen die een verregaande federalisering in goede banen konden leiden, die konden omspringen met de splitsing van de grote partijen en met een deels hertekend politiek landschap. In 1965 zegde De Schryver de politiek vaarwel. Wel nam hij, vanuit de maatschappelijke en religieuze inspiratie die hem in zijn gehele politieke loopbaan had gedreven, verantwoordelijke functies op in de katholieke vredesbeweging Pax Christi, in vluchtelingenorganisaties, in derdewereldverenigingen en ontwikkelingsorganisaties (o.a. het NCOS) en in kerkelijke en sociale initiatieven. Een tijdlang was hij lid van de Inrichtende Macht van de K.U. Leuven. Als voorzitter (1969-1974) van het Benelux-Stimuleringscollege moest hij mee het economisch integratieproces van de drie landen bevorderen.

De Schryver bleef een veelgevraagd spreker over de meest uiteenlopende politiek-maatschappelijke thema’s. Journalisten en onderzoekers vonden in de jaren 1970-1980 hun weg naar een bevoorrechte - en een der laatste - getuige van de politieke gebeurtenissen van voor 1950 (tot ver terug in het Interbellum). A.E. De Schryver overleed, ruim één jaar na zijn echtgenote, in Gent op 5 maart 1991.

Het rijke persoonlijke archief van De Schryver wordt bewaard in het KADOC-Leuven en werd er ontsloten via een (gepubliceerde) inventaris. In het SOMA (Brussel) bevinden zich een aantal dossiers over de Tweede Wereldoorlog. Het AMVC (Antwerpen) bewaart bundels inzake de Vlaamse actie van De Schryver.
Het rijke persoonlijke archief van De Schryver wordt bewaard in het KADOC-Leuven en werd er ontsloten via een (gepubliceerde) inventaris. In het SOMA (Brussel) bevinden zich een aantal dossiers over de Tweede Wereldoorlog. Het AMVC (Antwerpen) bewaart bundels inzake de Vlaamse actie van De Schryver.
dr. Godfried Kwanten
dr. Godfried Kwanten

Selectieve bibliografie - August De Schryver. Oorlogsdagboeken 1940-1942. Met een inleiding en commentaar over de Belgische ministers in Frankrijk en Londen door Herman Van Goethem, Tielt, 1998. - G. KWANTEN, August-Edmond De Schryver 1898-1991. Politieke biografie van een gentleman-staatsman. KADOC-Studies 27, Leuven 2001 (met ruime en actuele bibliografie). - Veertig jaar Belgische politiek. Liber amicorum aangeboden aan Minister van Staat A.E. De Schryver ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag. Antwerpen-Utrecht 1968 (met voor de familiegeschiedenis interessante bijdragen van o.a. L. ELAUT en A. de SCHRYVER). - Liber memorialis Familiae De SCHRYVER-SCHEERDERS I. August-Edmond DE SCHRYVER (1898-1991), eigen beheer (Hubert de Schryver) 1998, met daarin o.a. herdruk van de politieke biografie door H. GAUS, in Politiek biografisch lexikon, Antwerpen 1989. - de toespraken bij de viering van 100 jaar A.E. de Schryver zijn te vinden op http://www.storme.be/AEDS.html
Selectieve bibliografie
* August De Schryver. Oorlogsdagboeken 1940-1942. Met een inleiding en commentaar over de Belgische ministers in Frankrijk en Londen door Herman Van Goethem, Tielt, 1998.
* G. KWANTEN, August-Edmond De Schryver 1898-1991. Politieke biografie van een gentleman-staatsman. KADOC-Studies 27, Leuven 2001 (met ruime en actuele bibliografie).
* Veertig jaar Belgische politiek. Liber amicorum aangeboden aan Minister van Staat A.E. De Schryver ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag. Antwerpen-Utrecht 1968 (met voor de familiegeschiedenis interessante bijdragen van o.a. L. ELAUT en A. de SCHRYVER).
* Liber memorialis Familiae De SCHRYVER-SCHEERDERS I. August-Edmond DE SCHRYVER (1898-1991), eigen beheer (Hubert de Schryver) 1998, met daarin o.a. herdruk van de politieke biografie door H. GAUS, in Politiek biografisch lexikon, Antwerpen 1989.
* de toespraken bij de viering van 100 jaar A.E. de Schryver zijn te vinden op http://www.storme.be/AEDS.html

Versie van 8 jul 2006 08:11

August-Edmond De Schryver, Minister van Staat (1898-1991)

August-Edmond De Schryver werd op 16 mei 1898 in Gent geboren, in het ouderlijk huis in de Tweebruggenstraat nr. 2.

Zijn vader, August-Octaaf De Schryver (1848-1915) stamde uit een Eeklose handelaars- en nijveraarsfamilie en zette de wolververij van zijn vader voort, aangevuld met appretuur van stoffen, een koperketelmakerij en enkele tuinbouwaktiviteiten (heidegrond).

Zijn moeder, Alice Block (1876-1961), was de dochter van de Gentbrugse nijveraar Lieven Edmond Block, die bijna twintig jaar burgemeester was in die gemeente (verkozen op een gematigd liberale lijst).

August-Edmond, de oudste van een gezin van vier jongens (plus één jong gestorven) en twee meisjes, liep school in het Sint-Barbaracollege te Gent. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij naar Engeland gezonden, waar hij zijn studies in een tijdelijk jezuïetencollege voortzette en zich in 1916 meldde als oorlogsvrijwilliger (onderofficier artillerie).

Na de Wapenstilstand studeerde hij aan de Gentse Rijksuniversiteit af in de Rechten en de Politieke en Sociale Wetenschappen (1921). Hij vestigde zich in zijn geboortestad als advocaat bij het Hof van Beroep (1921-1956) en werd er bestuurslid van de Vlaamse Conferentie bij de Balie.

Na zijn huwelijk met de ondernemersdochter Maria Scheerders uit Sint-Niklaas zou hij de rest van zijn leven beheerder blijven van het daar gevestigde familiebedrijf, de onderneming in bouwmaterialen Scheerders-Van Kerchove’s Verenigde Fabrieken. Het echtpaar De Schryver-Scheerders kreeg tien kinderen.

De Schryver onderhield als maatschappelijk en religieus bewogen advocaat nauwe banden met het Vlaamse, sociale en religieus-kerkelijke verenigingsleven in Gent. Hij was actief in de scoutsbeweging en trad vaak op als spreker en raadgever in de christelijke arbeidersorganisaties (ACW). In Gentbrugge was hij de voorzitter van de afdeling van het Verbond der Vlaamse Oud-strijders. In diverse takken van de franciscaanse lekenbeweging dook zijn naam op. Die maatschappelijke activiteiten vormden de opstap naar een lange politieke loopbaan.

De Schryver was van 1928 tot 1965 volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Gent-Eeklo; vanaf 1931 was hij secretaris en vanaf 1938 (en tot 1940) voorzitter van de Katholieke Vlaamsche Kamergroep. Hij oefende ook verscheidene ministeriële functies uit. Hij was minister van Landbouw (1935-1936), van Binnenlandse Zaken (1936-1937) en van Justitie (1939). Dat was in een politiek turbulente periode waarin hij zich profileerde als pleitbezorger van het Vlaamse eentaligheidstreven via de taalwetten en als verdediger van de parlementaire democratie. In de katholieke partij streefde hij, o.a. als secretaris van de Katholieke Unie (1933-1935), naar meer cohesie en een modernisering van deze formatie. Als voorzitter (1928-1934) van de Vlaamse Katholieke Jonge Wachters trachtte hij een jonge generatie opnieuw bij de werking van die partij te betrekken.

In de jaren dertig belichaamde De Schryver steeds meer zijn eigen politieke ideaal; hijzelf vormde een illustratie van wat hij onder de Vlaamse ontvoogding verstond. Hij was een fijnbesnaarde, aristocratische verschijning, hoog opgeleid en gecultiveerd; hij kon zich door zijn savoir vivre en als polyglot bewegen in de hoogste kringen. Op professioneel vlak was hij als bedrijfsleider en advocaat “geslaagd”. In de politiek was hij er in het Gentse, o.a. als katholiek lijsttrekker in november 1932, in gelukt het behoudende en Franstalige element uit de machtsposities in zijn partij weg te drukken.

Op nationaal vlak participeerde hij aan de macht, ook op terreinen als Justitie, Economische en Buitenlandse Zaken die traditioneel waren voorbehouden voor een Franstalige, vaak vrijzinnige topgroep. Hij was een exponent en een spreekbuis van een aankomende Vlaams-katholieke elite waarvoor plaats werd ingeruimd in de Belgische staat; die laatste entiteit hoefde voor hem niet te verdwijnen zoals de Vlaams-nationalisten dat eisten, maar vormde juist het kader waarin de Vlaamse emancipatie kon worden voltooid.

Als minister van Economische Zaken volgde De Schryver in mei 1940 de regering naar Frankrijk. Zijn lange verblijf daar lokte in Belgische politieke milieus in Londen, o.a. in het in september 1940 gevormde oorlogskabinet van de 4 naar Londen overgekomen Ministers, een scherpe discussie uit over zijn ministerieel statuut.

Toen De Schryver uiteindelijk in juli 1942 toch overstak naar Groot-Brittannië ontving hij - na zendingen in de VSA - in april 1943 de portefeuille Binnenlandse Zaken. Hij speelde een sleutelrol in de voorbereiding van de naoorlogse periode (hervatting van het normale constitutionele bestel, burgerlijk bestuur en gerecht; repressie en epuratie). Na de bevrijding was hij minister zonder portefeuille in het kabinet-Pierlot en leidde hij in april-juni 1945 de Belgische delegatie bij de VN-stichtingsconferentie in San Francisco. Namens België ondertekende hij er op 26 juni 1945 het VN-Handvest.

In augustus 1945 was De Schryver medestichter van de CVP/PSC waarvan hij tot 1949 voorzitter bleef. Hij spande zich in om de standenpartij om te vormen tot een moderne en verjongde volkspartij, een evolutie waarvan hij zich in de jaren 1930 al een overtuigd voorstander had getoond. Ook al suggereert het overgeleverde portret van CVP-voorzitter De Schryver dat, toch slaagde die er niet steeds in tegenover taaie gevestigde belangen de hervormingen door te drukken. Mee om politieke opportuniteitsredenen behielden de standen een vinger in de pap; van een reële deconfessionalisering was geen sprake. De Schryver realiseerde in 1947 wel zijn droom van een rooms-rode coalitie, het kabinet Spaak-Eyskens; hij trad eerst op als vroedvrouw van dit kabinet en vervolgens twee jaar als zijn schoonmoeder. Gezien hun progressief sociaal programma en grote representativiteit waren CVP en BSP in zijn ogen natuurlijke bondgenoten.

In zijn hoedanigheid van CVP-voorzitter, maar ook nadien van prominent Kamerlid, trad De Schryver op als een spilfiguur in de grote ideologische botsingen (Koningskwestie en Schoolstrijd). O.a. als vooraanstaand lid van de Kamercommissie Buitenlandse Zaken droeg hij bij tot de uittekening en legitimering van het buitenlands beleid (Europese integratie en Atlantische samenwerking). Steeds was hij nauw betrokken bij het voorzichtige aanpassingsproces van de grondwet. De Schryver was geen politiek spoortrekker of vernieuwer; zijn naam geraakte niet verbonden aan een opvallend wetgevend initiatief. Wel toonde hij zich een exponent van een gematigde en dialoogbereide strekking in zijn partij die het vergelijk met de tegenstrever verkoos boven een in zijn ogen heilloze en regimebedreigende escalatie op ideologisch en communautair vlak. Het eervolle agreement onder gentlemen vormde voor hem het summum van het democratische streven. In een land met een hoge conflictpotentialiteit op sociaal, ideologisch en communautair vlak droeg hij door zijn pragmatische en verzoenende stijl bij tot de stabiliteit en de legitimiteit van de instellingen. Via zijn vele informateurschappen en via informeel overleg met geestesgenoten als Spaak, Van Acker, Spinoy, Eyskens en P.W. Segers wist hij politieke twisten te bezweren en kregen “werkelijke” problemen als de sociaal-economische expansie, de veiligheid en het begrotingsbeheer voorrang. Om zijn belangrijke bijdrage in topberaden en rondetafelconferenties tot de politieke pacificatie na 1945 kan men hem terecht, en zoals Gaston Eyskens dat deed in zijn memoires, bestempelen als een groot politicus uit de Belgische geschiedenis, als een staatsman van Belgisch formaat. De Schryvers benoeming in juli 1948 tot minister van Staat had die status al bezegeld.

Van 1950 tot 1959 nam De Schryver het voorzitterschap waar van de Nouvelles Equipes Internationales, de “internationale” van Europese christen-democratische partijen. Zijn vele contacten en zijn diplomatische stijl droegen bij tot het naar elkaar groeien van christen-democratische leiders en groepen. Hierdoor werd de basis gelegd voor de latere Europese Volkspartij (EVP).

Als laatste Kongominister boekte De Schryver in 1959-1960 met zijn behoedzame en op dialoog gerichte aanpak geen succes, ook omdat hij en zijn collega’s te veel oog hadden voor de vrijwaring van de Belgische belangen in een onafhankelijk Kongo. Hij werd, o.a. tijdens de Rondetafelconferentie over Kongo in februari 1960, geconfronteerd met een radicaal zwart nationalisme dat erin slaagde een dekolonisatiescenario op te dringen. De Kongolese onafhankelijkheid liep uit op een fiasco, op bestuurlijk-administratieve chaos, politieke instabiliteit en vele zwarte doden. Het zou nochtans allerminst correct zijn de afloop van het dekolonisatiebeleid volledig in de schoenen te schuiven van de verantwoordelijke minister. Die droeg de erfenis van een decennialang nalatig koloniaal beleid. Op het ogenblik van zijn aantreden restte hem nauwelijks nog een alternatief voor een overijlde, weinig voorbereide onafhankelijkheid.

Tijdens de laatste jaren van zijn Kamermandaat onderschatte De Schryver de scherpte van de communautaire breuklijn. Zijn pacificatietechnieken, beproefd in een klimaat van ideologische tweespalt, hadden minder vat op de scherpe communautaire problematiek. De geschiedenis achterhaalde deels zijn aanpak. De bestaande elite had nood aan een aflossing met elementen die een verregaande federalisering in goede banen konden leiden, die konden omspringen met de splitsing van de grote partijen en met een deels hertekend politiek landschap. In 1965 zegde De Schryver de politiek vaarwel. Wel nam hij, vanuit de maatschappelijke en religieuze inspiratie die hem in zijn gehele politieke loopbaan had gedreven, verantwoordelijke functies op in de katholieke vredesbeweging Pax Christi, in vluchtelingenorganisaties, in derdewereldverenigingen en ontwikkelingsorganisaties (o.a. het NCOS) en in kerkelijke en sociale initiatieven. Een tijdlang was hij lid van de Inrichtende Macht van de K.U. Leuven. Als voorzitter (1969-1974) van het Benelux-Stimuleringscollege moest hij mee het economisch integratieproces van de drie landen bevorderen.

De Schryver bleef een veelgevraagd spreker over de meest uiteenlopende politiek-maatschappelijke thema’s. Journalisten en onderzoekers vonden in de jaren 1970-1980 hun weg naar een bevoorrechte - en een der laatste - getuige van de politieke gebeurtenissen van voor 1950 (tot ver terug in het Interbellum). A.E. De Schryver overleed, ruim één jaar na zijn echtgenote, in Gent op 5 maart 1991.

Het rijke persoonlijke archief van De Schryver wordt bewaard in het KADOC-Leuven en werd er ontsloten via een (gepubliceerde) inventaris. In het SOMA (Brussel) bevinden zich een aantal dossiers over de Tweede Wereldoorlog. Het AMVC (Antwerpen) bewaart bundels inzake de Vlaamse actie van De Schryver. dr. Godfried Kwanten

Selectieve bibliografie

  • August De Schryver. Oorlogsdagboeken 1940-1942. Met een inleiding en commentaar over de Belgische ministers in Frankrijk en Londen door Herman Van Goethem, Tielt, 1998.
  • G. KWANTEN, August-Edmond De Schryver 1898-1991. Politieke biografie van een gentleman-staatsman. KADOC-Studies 27, Leuven 2001 (met ruime en actuele bibliografie).
  • Veertig jaar Belgische politiek. Liber amicorum aangeboden aan Minister van Staat A.E. De Schryver ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag. Antwerpen-Utrecht 1968 (met voor de familiegeschiedenis interessante bijdragen van o.a. L. ELAUT en A. de SCHRYVER).
  • Liber memorialis Familiae De SCHRYVER-SCHEERDERS I. August-Edmond DE SCHRYVER (1898-1991), eigen beheer (Hubert de Schryver) 1998, met daarin o.a. herdruk van de politieke biografie door H. GAUS, in Politiek biografisch lexikon, Antwerpen 1989.
  • de toespraken bij de viering van 100 jaar A.E. de Schryver zijn te vinden op http://www.storme.be/AEDS.html