Sporen (paardrijden)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ruiter met spoor

Sporen zijn een hulpmiddel bij het rijden van een paard.

Het zijn metalen beugels die met behulp van riemen aan de hiel van de laars van de ruiters worden bevestigd. Een spoor steekt 1 tot 6 cm naar achteren uit.

De ruiter geeft zogenaamde "hulpen" met zijn kuiten om het paard te sturen of te laten versnellen. Een ruiter gebruikt over het algemeen de sporen als de reactie van het paard op de kuithulp onvoldoende is of om kleinere hulpen te geven op bijvoorbeeld een concours. Het is van groot belang dat een ruiter in staat is de hulp (geen straf) met de spoor juist te doseren. In de rijopleiding gold dan ook letterlijk: "dat men zijn sporen moest verdienen". Deze uitdrukking ook figuurlijk gebruikt om aan te geven dat iemand ergens bekwaam in is geworden. Aan beginnende ruiters, ruiters die onvoldoende onafhankelijk kunnen zitten etc. is gebruik van sporen op een goede manege nog steeds verboden.

Er bestaan allerlei soorten sporen, met een bolletje, met een punt, met een draaiend wiel (met of zonder punten). De functie van het wieltje is een bescherming: heel even legt men de spoor aan, meteen draait het wieltje weg, ook als de ruiter zijn/ haar onderbeen te lang tegen het paard aan laat liggen.

Het is niet de bedoeling dat de ruiter de spoor als straf gebruikt. Schoppen is dan ook geen optie. Als de ruiter 'been geeft' en het paard reageert niet, dan zou de spoor ook een handig alternatief zijn. Vele ruiters verkiezen de spoor boven de zweep.[bron?]