Theodorus Willem van Lidth de Jeude
Theodorus Willem van Lidth de Jeude | ||||
---|---|---|---|---|
Geboren | Helmond, 1 februari 1853 | |||
Overleden | Leiden, 29 mei 1937 | |||
Geboorteland | Nederland | |||
Beroep | zoöloog, herpetoloog | |||
Standaardafkorting | Lidth de Jeude | |||
|
Theodorus Willem van Lidth de Jeude (Helmond, 1 februari 1853 – Leiden, 29 mei 1937) was een Nederlands zoöloog en herpetoloog. Hij is niet te verwarren met de broer van zijn grootvader, de Nederlandse dierenarts en zoöloog Theodoor Gerard van Lidth de Jeude.
Biografie
Van Lidth de Jeude studeerde aan de Universiteit Utrecht, waar zijn grootvader, T.G. Van Lidth de Jeude, zoölogie en diergeneeskunde doceerde. Theorodus Willem promoveerde in 1882 op een proefschrift over keverlarven. Tussen 1882 en 1884 bestudeerde hij vissen in Napels en in Kralingen (Rotterdam). In 1884 werd hij conservator van lagere gewervelde dieren bij het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie in Leiden. Hij trok zich terug van zijn curatorschap in 1923, maar bleef werkzaam bij het museum tot 1931.
Lidth de Jeude beschreef veel diersoorten, waaronder 23 soorten reptielen[1] , die vandaag de dag nog steeds worden erkend. Hieronder bevinden zich onder andere de:
- Aruba-ratelslang
- Aphaniotis ornata (soort uit het geslacht van blauwbekagamen)
- Cnemidophorus arubensis (soort uit het geslacht van renhagedissen)
- Phyllodactylus martini (soort uit het geslacht van bladvingergekko's)
- Sphenomorphus buettikoferi (soort uit het geslacht van bosskinken)
- Tropidophorus micropus (soort uit het geslacht van gekielde skinken)