Naar inhoud springen

Vorstendom Fürstenberg

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Wapen van Fürstenberg

Fürstenberg was een tot de Zwabische Kreits behorend vorstendom binnen het Heilige Roomse Rijk, gelegen in Baden-Württemberg, bij de bronnen van de Donau. Het stond onder het gezag van de Fürstenbergers.

Hoewel er volgens het rijksrecht nooit sprake geweest is van een vorstendom Fürstenberg, wordt het door de historici wel als zodanig aangeduid.

Fürstenberg tot 1559

[bewerken | brontekst bewerken]

Na de dood van graaf Egon V van Urach en Freiburg in 1236 deelden zijn zoons de bezittingen. Graaf Hendrik kreeg de bezittingen in de Baar en nam de naam Fürstenberg aan. In 1278 werden de steden Villingen, Fürstenberg en Haslach en de heerlijkheid Dornstetten vrij van vreemde rechtbanken.

In 1283 werd graaf Frederik van Fürstenberg beleend met het landgraafschap Baar, hoewel dit eigenlijk een allodiaal graafschap was. Villingen werd daarmee een erfelijk rijksleen. Van 1286 tot 1386 was er een jongere linie te Haslach en Villingen. Na 1294 ging Villingen in fasen verloren aan het aartshertogdom Oostenrijk. In 1326 was Villingen definitief Oostenrijks.

Ten gevolge van het huwelijk van Frederik I met Udilhid van Wolfach kwam omstreeks 1305 Wolfach aan Fürstenberg. Graaf Hendrik II van Fürstenberg was gehuwd met Verena, de dochter van graaf Hendrik van Freiburg-Badenweiler. Zij erfde in 1303 van haar vader de heerlijkheid Hausen en in 1318 van haar moeder Anna van Wartenberg de andere delen van de Baar, zodat de gehele Baar onder het huis Fürstenberg verenigd werd. Na 1408 werd de titel niet regelmatig meer gevoerd of was er sprake van de onjuiste titel landgraaf van Fürstenberg.

Na het uitsterven van de jongere tak in Haslach in 1386 maakten koning Wenzel, de bisschop van Straatsburg, de markgraaf van Baden en de graaf van Hohenzollern aanspraak op de erfenis. Hasslach was van 1389 tot 1393 als rijksleen in het bezit van het bisdom Straatsburg, waarna het aan Fürstenberg terug kwam.

Na de dood van Hendrik IV In 1408 vond een deling plaats tussen zijn zoons:

  • Hendrik V
  • Koenraad, kreeg Wolfach en Hasslach (Fürstenberg-Kinzigtal, uitgestorven in 1490)
  • Egon kreeg de Baar, Wartenberg en Giesingen (uitgestorven in 1449)

Na het uitsterven van twee van de drie linies werden de bezittingen weer verenigd..

In 1488 werden Donaueschingen en Aufen verworven en in 1491 Lenzkirch van Blumenegg. Een familiepact kwam in 1491 tot stand. In 1498 werden de heerlijkheid Schenkenzell en de voogdij over het klooster Wittichen verworven. Van het keurvorstendom van de Palts werd in 1504 de halve landvoogdij in de Ortenau gepand.

Het huwelijk in 1516 van Frederik III met Anna van Werdenberg-Heiligenberg leverde in 1534 een grote territoriale erfenis op:

  • het graafschap Heiligenberg (een rijksleen)
  • de heerlijkheid Jungnau (een allood)
  • de heerlijkheid Trochtelfingen (een allood)

In 1536 werd de heerlijkheid Blumberg (met Stalegg, Tannegg en Hüfingen) gekocht van de heren van Bodman. De landvoogdij in de Ortenau ging in 1551/6 aan Oostenrijk verloren. In 1553 werd de heerlijkheid Möhringen verworven.

Na de dood van Frederik III in 1559 vond er een deling plaats tussen zoons;

  • Christof kreeg Kinzigtal
  • Joachim kreeg Heiligenberg (uitgestorven in 1716)
  • Hendrik kreeg Fürstenberg (uitgestorven in 1596)

Fürstenberg-Kinzigtal (1559-1641)

[bewerken | brontekst bewerken]

Het bezit van deze linie breidde zich door huwelijken sterk uit. Wratislaus huwde eerst in 1622 Johanna Eleonora van Helfenstein, de erfgename van de heerlijkheid Meßkirch (successie in 1627) en vervolgens in 1636 Fransisca Caroline van Helfenstein, de erfgename van de heerlijkheid Gundelfingen en een derde deel van de heerlijkheid Wiesensteig. Frederik Rudolf, een broer van Wratislaus huwde in 1631 Maria Maximilana van Pappenheim, de erfgename van het landgraafschap Stühlingen en de heerlijkheid Hohenhöwen. In 1639 volgde de successie.

regering naam geboren overleden familie
1559-1559 Christof I 24-8-1534 17-8-1559 zoon van Frederik III
1559-1599 Albrecht I 15-3-1557 13-9-1599 zoon
1599-1614 Christof II 16-11-1580 5-1-1614 zoon
1614-1642 Wratislaus II 1600 27-5-1642 zoon

Fürstenberg-Meßkirch (1627-1744)

[bewerken | brontekst bewerken]

Na het uitsterven van de vorstelijke tak Fürstenberg-Heiligenberg in 1716 werden de bezittingen van deze tak geërfd. Vervolgens werden de graven op 10 december 1716 tot rijksvorst verheven. In 1744 stierf het huis uit. Het bezit viel aan Fürstenberg-Stühlingen.

regering naam geboren overleden familie
1627-1652 Wratislaus 1600 27-5-1642 zoon van Christof van Fürstenberg-Kinzigthal
1642-1671 Frans Christof 28-7-1625 22-9-1671 zoon
1671-1741 Frans Ferdinand 6-8-1664 4-4-1741 zoon
1741-1744 Karel Frederik Nicolaas 9-8-1714 7-9-1744 zoon

Fürstenberg-Stühlingen (1639-1744)

[bewerken | brontekst bewerken]

De graven werden op 10 december 1716 tot rijksvorst verheven. Na het uitsterven van Fürstenberg-Meßkirch werden alle bezittingen onder deze tak herenigd en werd voortaan de naam Fürstenberg gevoerd.

regering naam geboren overleden familie
1639-1655 Frederik Rudolf 23-4-1602 24-10-1655 zoon van Christof van Fürstenberg-Kinzigthal
1655-1681 Maximiliaan Frans 12-5-1634 24-10-1681 zoon
1681-1704 Prosper Ferdinand 12-9-1662 21-11-1704 zoon
1704-1762 Jozef Willem Ernst 12-4-1699 29-4-1762 zoon

Fürstenberg-Heiligenberg (1559-1716)

[bewerken | brontekst bewerken]

De broers Frans Egon, Herman Egon en Willem Egon werden op 12 mei 1664 tot rijksvorst verheven. In 1667 werd een zetel in de bank van de vorsten in de Rijksdag verworven. Frans Egon was van 1663 tot zijn dood in 1682 bisschop van Straatsburg, waarna Willem Egon hem opvolgde tot zijn dood in 1704. De broers zijn bekend geworden door hun anti-keizerlijke politiek. De tak stierf in 1716 uit, waarna de bezittingen aan Fürstenberg-Meßirch vielen.

regering naam geboren overleden familie
1559-1598 Joachim 25-1-1538 21-10-1569 zoon van Frederik III
1598-1617 Frederik IV 9-5-1563 8-8-1617 zoon
1617-1618 Willem 4-2-1586 15-10-1618 zoon
1618-1635 Egon VIII 21-3-1588 24-8-1635 broer
1635-1662 Ferdinand Frederik 6-2-1623 28-8-1662 zoon
1662-1676 Maximiliaan Jozef 19-6-1651 24-8-1676 zoon
1676-1716 Anton Egon 24-4-1656 10-10-1716 volle neef

Vorstendom Fürstenberg na 1744

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1752 werd het aandeel in de heerlijkheid Wiesensteig aan het keurvorstendom Beieren afgestaan. Op 19 januari 1762 werd de titel rijksvorst aan alle nakomelingen verleend.

regering naam geboren overleden familie
1704-1762 Jozef Willem Ernst 12-4-1699 29-4-1762 zoon van Prosper Ferdinand van Fürstenberg-Stühlingen
1762-1783 Jozef Wenzel 21-3-1728 2-6-1783 zoon
1783-1796 Jozef Benedictus 9-1-1758 24-6-1796 zoon
1796-1804 Karel Joachim 31-3-1771 17-5-1804 broer
1804-1806 Karel Egon II 28-10-1796 22-10-1854 achterkleinzoon van Jozef Willem Ernst

Paragraaf 32 van de Reichsdeputationshauptschluss van 25 februari 1803 kende de vorsten een tweede zetel in de Rijksdag toe voor Baar en Stühlingen.

De mediatisering vond plaats toen artikel 24 van de Rijnbondakte van 12 juli 1806 het volgende vastelegde:

  • onder de soevereiniteit van het het koninkrijk Württemberg komen de heerlijkheden Gundelfingen en Neufra.
  • onder de soevereiniteit van het groothertogdom Baden komen het vorstendom Fürstenberg met uitzondering van de heerlijkheden Gundelfingen, Neufra, Trochtelfingen, Jungnau en het deel van het ambt Meßkirch op de linker oever van de Donau.
  • onder de soevereiniteit van het vorstendom Hohenzollern-Sigmaringen komen de heerlijkheden Trochtelfingen, Jungnau en het deel van de heerlijkheid Meßkirch op de linker oever van de Donau.

Bezit:

  • de heerlijkheden Hausen, Wartenberg, Prechtal, Romberg, Lenzkirch, Schenkenzell, Waldsberg, Schlatt am R, Aulfingen en Hausen vor Wald.
  • de stad Hülfingen
  • de hoofdvoogdijambten Blumberg, Engen, Haslach, Löffingen, Möhringen, Neufra, Neustadt, Stühlingen en Trochtelfingen
  • de hoofdambten Heiligenberg, Hüfingen, Jungnau, Messkirch en Wolfach.

Waldsberg en Stetten behoorden tot de gebieden van de rijksridderschap Voor de Baar, Heiligenberg, Stühlingen, Messkirch en Hausen hadden de vorsten vijf zetels in de Zwabische Kreits.