Gebruiker:Hugovdberg/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Een grondwatertrap geeft de fluctuatie van de grondwaterstand aan. Grondwatertrappen worden bepaald aan de hand van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in de winter en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) in de zomer.

Schaalverdeling[bewerken | brontekst bewerken]

Grondwatertrappen worden aangegeven met Romeinse cijfers. De tabel geeft tien grondwatertrappen weer. De grondwaterstand wordt uitgedrukt in centimeters onder maaiveld.

Grondwatertrap GHG GLG
I <20 <50
II <40 50-80
IIB 25-40 50-80
III <40 80-120
IIIB 25-40 80-120
IV >40 80-120
V <40 >120
VI 40-80 >120
VII >80 -
VIII >140 -

Bepalen GxG[bewerken | brontekst bewerken]

De berekening van de GHG en GLG (vaak gezamenlijk afgekort tot GxG) is gebaseerd op de historische praktijk om tweewekelijks, rond de 14e en 28e van iedere maand, een handpeiling van de grondwaterstand te doen. Voor de GHG worden dan van ieder jaar in een periode van minimaal 8 jaar de drie hoogste grondwaterstanden bij elkaar opgeteld, en vervolgens gedeeld door 3 maal het aantal jaren waarin gemeten is. Voor de GLG worden daarentegen de drie laagste grondwaterstanden van ieder jaar gebruikt. In pseudo-wiskundige formules (waarbij max3gws en min3gws fictieve functies zijn die respectievelijk de drie hoogste en drie laagste grondwaterstanden van een jaar geven en N de lengte van de periode in jaren aangeeft):


Naast de gemiddeld hoogste grondwaterstand en de gemiddeld laagste grondwaterstand wordt vaak ook een gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand (GVG) gebruikt omdat deze sterker gerelateerd is aan gewasopbrengst dan de twee extremen. Hiervoor worden niet specifiek 3 metingen uit ieder jaar gebruikt, maar deze wordt vaak benaderd met een empirische formule:

[1]


Door de opkomst van automatische drukopnemers die vaak dagelijks of zelfs nog hoogfrequenter grondwaterstanden registreren is er discussie ontstaan hoe uit die gegevens de GxG bepaald moet worden. Simpelweg de drie extremen uit een reeks met meerdere metingen per dag selecteren zal vaak betekenen dat deze van dezelfde dag zijn, terwijl dat in het verleden een periode van minimaal anderhalve maand besloeg. Twee mogelijke oplossingen voor het probleem zijn het terugbrengen van de reeks tot tweewekelijkse metingen (herbemonsteren van de data), of het bepalen van een overschrijdingskans met behulp van duurlijnen.

Deze tweede oplossing is gebaseerd op het feit dat bij de tweewekelijkse metingen 3 van de 24 metingen per jaar gebruikt worden voor de bepaling van de GxG. Dit kan ook gezien worden als een kans van 3/24=12,5% dat de grondwaterstand hoger is dan de metingen gebruikt voor de GLG of lager dan de metingen voor de GHG. Uit een hoogfrequente reeks kan dan vervolgens deze benadering omgekeerd worden. Als we alle metingen in een bepaalde periode sorteren op grondwaterstand van klein naar groot en