Gebruiker:Jeroen N/NAC2617

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Noot onder AC 2 juni 2017 (Blokkade Bart Versieck 10)


Inleiding
1. Een annotatie onder een belangwekkende uitspraak van de arbitragecommissie van de Nederlandse Wikipedia die vragen doet rijzen omtrent de omvang van haar bevoegdheden.

2. De zaak draaide kort gezegd om het volgende. Bart Versieck werd op 26 februari 2017 geblokkeerd wegens overtreding van de uitspraak van de arbitragecommissie van 9 januari 2017 (Blokkade Bart Versieck 5). In die uitspraak werd hem onder meer verboden om, kort gezegd, nog langer niet-inhoudelijke wijzigingen aan te brengen. Deze en deze bewerking waren volgens de blokkerend moderator een 'evidente' overtreding, en omdat het de vijfde binnen zes maanden was werd conform die uitspraak een blokkade van onbepaalde tijd opgelegd. Bart stuurde vervolgens op 11 april 2017 een e-mail naar de arbitragecommissie met twee verzoeken: het verzoek om de blokkade op te heffen, omdat zijn bijdrage 'zowel in overeenstemming waren met de vijf zuilen, alsook de wetgeving en de gebruiksvoorwaarden', en het verzoek om de uitspraak in te trekken of aan te passen.

3. De commissie komt ten aanzien van het eerste verzoek tot het oordeel dat van de twee bewerkingen waarin de blokkerend moderator een overtreding van de uitspraak zag, de eerste niet, en de tweede wel een overtreding van WP:BTNI is, zodat de blokkade 'terecht' is opgelegd. Het tweede verzoek wordt afgewezen omdat geen gewijzigde omstandigheden zijn aangevoerd, hetgeen een voorwaarde voor herziening is (artikel 5, elfde lid, van de reglementen).


Toetsing van moderatorbeslissingen
4. Het is bedroevend om te zien dat de commissie moderatorbeslissingen nog altijd integraal toetst. In plaats van terughoudendheid te betrachten en slechts te kijken of de blokkerend moderator in redelijkheid tot zijn oordeel kon komen, gaat de commissie op de stoel van de moderator zitten en doet zij de beoordeling in zijn geheel over. Dat is bezwaarlijk, omdat aan een moderator een zekere beslissingsvrijheid toekomt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden, waaronder de vrijheid om een gebruiker wel of niet te blokkeren en om de duur van de blokkade vast te stellen. Dat geldt ook wanneer een moderator de naleving van uitspraken van de arbitragecommissie afdwingt. Want hoewel 'iedereen eraan gehouden [is] dat de beslissing wordt uitgevoerd' (artikel 5, twaalfde lid, van de reglementen) moeten een moderator zowel de uitspraak als de vermeende overtreding beoordelen en daaraan conclusies verbinden. Zoals ook hierna in nrs. 6 en 7 zal blijken is die beoordeling niet altijd zonneklaar. Door het oordeel van de blokkerend moderator integraal te toetsen tornt de commissie aan zijn beslissingsvrijheid en vervaagt de taakverdeling tussen moderators en arbitragecommissie.

Moderators op deze manier terugfluiten zal bovendien niet bevorderlijk zijn voor de onderlinge relaties. Dat klemt in dit geval des te meer omdat de blokkerend moderator overwoog dat in beide gevallen sprake was van een 'evidente' overtreding van de uitspraak. Die beslissing was onvoldoende met redenen omkleed (de overtreding was niet 'evident', omdat het vervangen van het woord 'momenteel' door de woorden 'anno 2017' makkelijk gezien kan worden als een inhoudelijke wijziging – het is zelfs stellig een verbetering), maar als volgens een moderator sprake is van een 'evidente' overtreding past het niet om, zoals de commissie hier gedaan heeft, zonder enige motivering te oordelen dat van een overtreding geen sprake was.[1] Een juiste conclusie was geweest dat de blokkerend moderator zijn beslissing beter had moeten motiveren, of dat hij niet in redelijkheid tot zijn oordeel kon komen. Dat de commissie simpelweg haar eigen ongemotiveerde oordeel in de plaats stelt van dat van de moderator zal ongetwijfeld mede hebben gelegen aan het feit dat ten tijde van het doen van deze uitspraak maar liefst vier van de zeven arbiters tevens moderator waren.

5. Aan het integraal toetsen van moderatorbeslissingen kleeft ook het bezwaar dat hoewel de commissie tot de conclusie kan komen dat de reden waarvoor de oorspronkelijke blokkade werd opgelegd ontoereikend is, zij – de hele situatie nogmaals bekeken hebbend en alles afwegende – kan concluderen dat een blokkade om andere redenen toch gerechtvaardigd is. Een kandidaat, die verkozen werd maar zijn zetel gelukkig aan een andere kandidaat afstond, beweerde zelfs dat het tot de bevoegdheden van de commissie hoort om niet alleen te toetsen of de blokkade wegens de opgegeven reden terecht is opgelegd, maar ook om te kijken of de blokkade niet om andere reden gerechtvaardigd en zelfs verlengd kan worden. Ware dat inderdaad het geval geweest, dan zou geen nadenkend persoon nog een blokkade voorleggen aan de arbitragecommissie.


Nieuwe maatregelen?
6. Wat hier verder ook van zij, de conclusie is dat beide verzoeken worden afgewezen. En bij die conclusie had de commissie het kunnen en volgens mij ook moeten laten. Maar ze vervolgt haar uitspraak door in te gaan op bedreigingen die Bart Versieck via e-mail zou hebben geuit aan het adres van de commissie en derden. Volgens de commissie schendt Bart met zijn uitlatingen enkele richtlijnen, waaronder Niet dreigen met juridische actie (WP:JUR), en de gebruiksvoorwaarden, en daarin ziet zij aanleiding Bart nieuwe maatregelen op te leggen. Get this: zij schort de eerdere OT-blokkade op en legt Bart een nieuwe OT-blokkade op wegens overtreding van WP:JUR.

7. Dit roept een reeks vragen op, niet in het minst de vraag of de arbitragecommissie wel de bevoegdheid heeft maatregelen op te leggen zonder dat daaraan enig verzoek ten grondslag ligt. Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van het antwoord op de vraag wat precies de taak van de arbitragecommissie is. Haar taak bepaalt immers de omvang van haar werkzaamheden en dus haar bevoegdheden. Wie alleen art. 1 lid 1 van de reglementen leest zou kunnen concluderen dat de arbitragecommissie in brede zin toezicht houdt op de naleving van de regels en richtlijnen. Zij zou naar goeddunken eender welke gebruiker eender welke maatregel kunnen opleggen zodra zij een overtreding constateert. Dat de arbitragecommissie volgens deze bepaling de 'hoogste instantie' is die zich hiermee bezighoudt, zou zo bezien aldus kunnen worden uitgelegd dat tegen deze beslissingen geen beroep openstaat. Beschouwt men dit als de taak van de arbitragecommissie, dan moet het antwoord op onze eerste vraag bevestigend luiden: ja, de commissie heeft de bevoegdheid maatregelen op te leggen zonder dat daaraan enig verzoek ten grondslag ligt, omdat het haar taak is in brede zin de naleving van de regels en richtlijnen te handhaven.

8. Dat is echter geen bevredigend antwoord. De arbitragecommissie is namelijk niet een soort zevenkoppige supermoderator annex kinderjuffrouw, maar heeft als voornaamste taak conflicten tussen gebruikers te beslechten. Die gebruikers worden geacht eerst zelf een gezamenlijke oplossing te zoeken, eventueel met de hulp van derden. Zo staat het ook in art. 5 lid 1 van de reglementen. Autonomie is het uitgangspunt. Pas als betrokkenen er niet samen uit kunnen komen komt hen een beroep toe op de arbitragecommissie. Hieruit volgt omgekeerd dat de arbitragecommissie geen uitspraak kan doen in een kwestie die niet aan haar is voorgelegd. Daarmee zou immers voornoemde autonomie volledig worden ondergraven. En hieruit volgt eveneens dat derden die niets met de zaak te maken hebben niet ontvangen kunnen worden in een verzoek om arbitrage, tenzij een van de betrokkenen dat verzoek onderschrijft. Dit is ook de meest pragmatische uitleg: het is in niemands belang dat de commissie haar werklast onnodig vergroot door zich zonder uitnodiging te mengen in een conflict dat mogelijk ook zonder haar interventie tot een goed einde kan worden gebracht.

9. Wanneer het aankomt op het beoordelen van blokkades geldt in wezen hetzelfde. Moderators kunnen, ambtshalve of op verzoek, sancties opleggen aan gebruikers die de regels of richtlijnen overtreden. Tegen zo'n beslissing kan onder bepaalde voorwaarden door de geblokkeerde beroep worden aangetekend bij de arbitragecommissie, die vervolgens – zoals hierboven onder nrs. 4 en 5 betoogd – heeft te beoordelen of de moderator in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. Omdat deze beoordeling zeer casuïstisch is zijn uitspraken waarin in algemene zin en voor alle toekomstige gevallen wordt geoordeeld dat een bepaalde beslissing wel of niet door de beugel kan uitgesloten. Zo'n beoordeling 'in het algemeen belang' schuurt ook met art. 1 lid 5 van de reglementen, waarin is bepaald dat de commissie geen nieuwe regels of richtlijnen kan opstellen. Ook aan een beoordeling door de commissie van een moderatorbeslissing moet dus een verzoek ten grondslag liggen, en wel een verzoek van de geblokkeerde gebruiker. Maakt hij geen gebruik van zijn beroepsmogelijkheid, dan moet worden aangenomen dat hij zich bij de beslissing neerlegt.

10. De twee taken moeten strikt van elkaar worden onderscheiden. In een blokkadezaak kan, zo volgt uit de aard van de zaak, slechts de blokkade worden gesanctioneerd of opgeheven – er kunnen geen maatregelen worden opgelegd. Aan maatregelen moet immers een verzoek ten grondslag liggen, en wel een verzoek om maatregelen. Een verzoek om een blokkade te beoordelen is geen verzoek om maatregelen en mag niet worden aangegrepen om maatregelen op te leggen, zoals in deze zaak wel is gebeurd. De commissie heeft zich in deze zaak dus uitgelaten over een kwestie die niet aan haar was voorgelegd, en heeft daarmee haar bevoegdheden overschreden.

11. Laten we nu eens aannemen dat de commissie zich wel mocht uitlaten over de bedreigingen die Bart zou hebben geuit jegens de commissie en derden. De volgende vraag die de uitspraak dan oproept is of de regels en richtlijnen en de gebruiksvoorwaarden aan hem kunnen worden tegengeworpen. Merk op dat we van doen hebben met een persoon die voor onbepaalde tijd geblokkeerd is, en ten aanzien van wie de commissie eerder in de onderhavige uitspraak heeft geoordeeld dat die blokkade 'terecht' is opgelegd. Voor wat betreft het handelen in strijd met de gebruiksvoorwaarden moet de vraag ontkennend beantwoord worden. De gebruiksvoorwaarden vormen onderdeel van een overeenkomst tussen de gebruiker en de Wikimedia Foundation over het gebruik van en bijdragen aan Wikimedia-projecten. Los van de vraag of in e-mails aan de commissie en Wikipedia-vrijwilligers gebruik wordt gemaakt van Wikimedia-projecten (antwoord: neen): handhaving van de naleving van de gebruiksvoorwaarden is voorbehouden aan de Foundation (zie punt 10 van de gebruiksvoorwaarden). De commissie eigent zich hier dus ten onrechte nieuwe bevoegdheden toe.

12. Voor wat betreft de regels en richtlijnen is het nuttig een onderscheid te maken tussen de bedreigingen die geuit zijn jegens de commissie, en de bedreigingen die geuit zijn jegens derden. Bezien we eerst de laatste. Volgens de commissie 'wordt gedreigd juridische stappen te ondernemen tegen vrijwilligers van Wikipedia', en 'worden persoonlijke aanvallen, verdachtmakingen en fysieke bedreigingen geuit'. Als dit gebeurt op een Wikipedia-pagina is dit een duidelijke overtreding van de richtlijnen WP:JUR, WP:GPA en WP:AGF en bestaat goede grond om de gebruiker in kwestie te blokkeren. In geval van e-mailcorrespondentie tussen Wikipedia-vrijwilligers enerzijds en een ex-vrijwilliger anderzijds (Bart is immers voor onbepaalde tijd geblokkeerd) is dit minder evident. Ik zou willen verdedigen dat een gebruiker die voor onbepaalde tijd geblokkeerd is niet gebonden is aan onze regels en richtlijnen, omdat zo'n gebruiker beschouwd moet worden als een ontslagen medewerker. Een ontslagen medewerker die buiten werktijd zijn ex-collega's lastigvalt tegenwerpen dat hij daarmee de gedragsregels overtreedt die binnen het bedrijf zijn afgesproken, is bepaald onzinnig.[2] En helemaal onzinnig zou zijn om hem op grond daarvan een officiële waarschuwing te geven of hem te schorsen. Het doel van deze richtlijnen is om een prettige werksfeer te waarborgen door moderators de mogelijkheid te bieden gebruikers die zich onhoffelijk gedragen tijdelijk of permanent van het project te weren. Een persoon die reeds voor onbepaalde tijd geblokkeerd is kan de werksfeer niet verstoren en tegen hem behoeft dus niet te worden opgetreden.[3] Een gebruiker die last ervaart van zo'n persoon doordat hij nog steeds e-mails van hem ontvangt, kan ervoor kiezen het e-mailadres van deze persoon te blokkeren. De arbitragecommissie heeft hier gewoonweg niets mee te maken.

13. Hoe zit dit met bedreigingen geuit jegens de commissie? Een wezenlijk verschil bestaat naar mijn mening niet. We hebben nog steeds te maken met een buitenstaander die zijn ex-collega's bedreigt, zij het dat het hier om een collectief gaat. Ook hier had het voor de hand gelegen dat de commissie toekomstige e-mails van Bart gewoon zou blokkeren. Van de commissie mag immers worden verwacht dat zij pas tot het opleggen van maatregelen overgaat als geen minder vergaande stappen kunnen worden ondernomen. Complicerende factor is dat Bart zo geen verzoeken meer kan indienen bij de arbitragecommissie, althans niet per e-mail. Het belang van de commissie om niet te worden blootgesteld aan bedreigingen weegt naar mijn mening echter veel zwaarder dan het belang dat Bart heeft bij de mogelijkheid zich met een verzoek tot diezelfde commissie te wenden. Die verzoeken kan hij bovendien, indien nodig, ook via andere wegen (bijvoorbeeld met hulp van derden) indienen.


Conclusie
14. Al met al is de uitspraak teleurstellend. De commissie gaat te ver in haar beoordeling van de moderatorbeslissing, en legt ten onrechte maatregelen op naar aanleiding van een kwestie die niet ter beoordeling voorlag. De zin van de maatregel, het vervangen van de ene OT-blokkade door de ander, ontgaat mij bovendien ten enenmale. Bij deze bemoeizucht is niemand gebaat. De commissie en toekomstige arbiters zouden er goed aan doen eens goed na te denken over wat precies de taak van de commissie is en zou moeten zijn, en daarbij nog eens kritisch naar de onderhavige uitspraak te kijken.

J.N.

  1. Terzijde: de commissie spreekt hier van overtreding van de BTNI-richtlijn, terwijl de uitspraak Bart meer in het algemeen verbood niet-inhoudelijke wijzigingen aan te brengen. De commissie toetst dus niet alleen integraal, maar legt daarbij ook een verkeerde maatstaf aan.
  2. In haar uitspraak van 30 juni 2016 lijkt de commissie dit overigens wél te onderkennen, door Graaf Statler als externe partij aan te merken. Erg consistent is zij in die uitspraak echter niet, omdat tevens geoordeeld wordt dat eerdere uitspraken nog onverkort op hem van toepassing zijn.
  3. Er kan natuurlijk wel gedacht worden aan het verstoren van de werksfeer door gebruik te maken van sokpoppen, maar geen maatregel helpt daartegen.