Naar inhoud springen

Gebruiker:Martsniez/kenniseconomie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Kenniseconomiemonitor[bewerken | brontekst bewerken]

Elke paar jaar brengt Stichting Nederland Kennisland een kenniseconomie monitor uit waarbij het huidig klimaat van de Nederlandse kenniseconomie gemeten wordt.

Tijd om te kiezen (2003)[bewerken | brontekst bewerken]

In 2003 bracht Kennisland de eerste Kenniseconomie Monitor uit onder de titel 'Tijd om te kiezen'. Nederland scoort slecht als het gaat om haar uitgangspositie voor de kenniseconomie. 30 jaar geleden behoorde Nederland tot de wereldtop als het gaat om investeringen in onderwijs en onderzoek. Die positie is Nederland nu kwijt. Veel andere landen hebben Nederland ingehaald.

Om de Nederlandse kenniseconomie te versterken, worden in de Kenniseconomie Monitor de volgende aanbevelingen gedaan:

Kiezen voor excellentie[bewerken | brontekst bewerken]

in het Onderwijs en Onderzoek krijgt talent onvoldoende ruimte. Een kenniseconomie moet internationaal concurrerend te zijn. Maar een land kan slechts op een aantal gebieden excellent zijn. Daarom moeten er keuzes gemaakt worden, zowel in het onderwijs als het onderzoek.

Reorganiseren van het innovatiesysteem[bewerken | brontekst bewerken]

Het Nederlandse innovatiesysteem bestaat uit een woud van regels en instanties. Als innovatie de drijvende kracht achter de economie is, moet dat veel eenvoudiger worden.

Verhogen uitgaven naar minimaal EU-gemiddelde[bewerken | brontekst bewerken]

Wat betreft uitgaven voor onderwijs en onderzoek loopt Nederland achter op andere Europese landen. Wil Nederland bij de top van Europa behoren in de kenniseconomie zullen de uitgaven minimaal op het EU-gemiddelde moeten zijn. Dat betekent extra investeren.

Minder nota's, meer actie[bewerken | brontekst bewerken]

Er wordt in Nederland veel gepraat maar te weinig gedaan. Nederland moet meer durf tonen en aan de slag gaan. Als dat op basis van een goede analyse kan gebeuren, is het gewoon een kwestie van doen. Als dat minder duidelijk is, dan kan het gebeuren door te experimenteren en van deze experimenteren te leren. Dat zou een betere strategie voor de overheid zijn dan te blijven praten. Het nieuwe motto zou moeten zijn: minder nota's, meer actie.

Het eerste exemplaar van de Kenniseconomiemonitor was aan premier Jan Peter Balkenende. Daarnaast vond onder meer een congres plaats met internationale sprekers uit onder meer Finland.

Zes doorbraken voor de polder (2006)[bewerken | brontekst bewerken]

De kenniseconomiemonitor 2006 beschrijft een groeiende Nederlandse economie, consumenten besteden meer, bedrijven exporteren meer en de werkgelegenheid neemt toe. De conclusie van de kenniseconomiemonitor 2006 is at er wordt veel over innovatie gepraat maar dat er zijn weinig resultaten zijn. Soms is er vooruitgang, maar vaak zijn andere landen sneller. Op de meeste indicatoren is Nederland een lage middenmoter. Er worden zes knelpunten geïdentificeerd die aangepakt moeten worden volgens de monitor:

  • Meer mensen hoger opleiden
  • Voldoende en betere leraren
  • Meer investeren in het laten uitblinken van leerlingen
  • Het ondernemerschap stimuleren
  • Kies voor enkele sterke regio's
  • Een slimmere overheid

Voorbij de tegenstellingen (2010)[bewerken | brontekst bewerken]

De Kenniseconomie Monitor 2010 analyseert deze vijf tegenstellingen en formuleert acties om ze op te lossen. Met als kernvraag: wat voor een kennisland wil Nederland straks zijn?

Denemarken en Zweden zijn in 2010 overall de beste kenniseconomieën ter wereld. Zij staan gezamenlijk bovenaan in de zgn. ‘Moederindex van de Kenniseconomie’. Deze index is samengesteld uit de 15 belangrijkste internationale rankings over kennis en innovatie. Nederland haalt een 8e plek. De index is opgenomen in de Kenniseconomie Monitor 2010 die op 1 oktober 2010 werd gepresenteerd. In de Monitor laat KL zien hoe Nederland er als kenniseconomie voor staat.

Verder vraagt de Kenniseconomie Monitor 2010 aandacht voor vijf tegenstellingen van de kenniseconomie. Dit zijn bestaande maatschappelijke tegenstellingen die door de opkomst van de kenniseconomie verscherpen, maar ook nieuwe tegenstellingen die nu opkomen. Hoe we als land met deze tegenstellingen omgaan bepaalt in hoge mate onze kansen op welvaart in de toekomst, en hoe Nederland er straks uitziet. Deze vijf tegenstellingen zijn:

Jong versus oud[bewerken | brontekst bewerken]

De effecten van de vergrijzing worden versterkt met de opkomst van de kenniseconomie. Door te lage investeringen in een leven lang leren staan ouderen aan de kant. Jongeren moeten productiever worden om straks met minder mensen dezelfde welvaart op te brengen en een collectieve burn-out te voorkomen.

Hoog versus laag[bewerken | brontekst bewerken]

De tegenstelling tussen hoger en lager opgeleiden neemt toe. Hoger opgeleiden hebben meer werk, zijn gelukkiger en leven langer. Lager opgeleiden voelen zich vaker buitengesloten en hebben geen boodschap aan de kenniseconomie. Dit vertaalt zich in economische, sociale en politieke tegenstellingen.

Open versus gesloten[bewerken | brontekst bewerken]

Gaan we kennis afsluiten door sterkere handhaving van auteursrecht en patenten, of zorgen we voor openheid om innovatie te bevorderen? Deze tegenstelling leidt nu al tot een heftig debat, bijvoorbeeld over het downloaden van muziek.

Materieel versus immaterieel[bewerken | brontekst bewerken]

Het Westen heeft geen monopolie meer op denkwerk. Ook R&D-activiteiten verplaatsen steeds vaker naar Azië. Tegelijkertijd is Europa sterk afhankelijk van grondstoffen om bijvoorbeeld laptops en mobiele telefoons, de ‘infrastructuur van de kenniseconomie’, te kunnen maken. Die grondstoffen heeft Europa echter niet, maar China wel.

Krimp versus groei[bewerken | brontekst bewerken]

De kenniseconomie is een stedelijke economie. Met de steden gaat het goed. Anderzijds krijgt Nederland te maken met krimpgebieden (Zuid-Limburg, Noordoost-Groningen, Zeeland) die de aansluiting op de kenniseconomie dreigen te verliezen en verarmen.