Gebruiker:Salinger/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

{{George Popje}}


Georg(e) Popje (Haarlem, 3 maart 1797 – nabij Limoen Manis, 30 november 1833) was een Nederlandse tweede luitenant bij het Oost-Indisch Leger.

==Zijn loopbaan==[bewerken] Popje werd geboren als zoon van onderofficier Johan George Popje en Doetje Matthijssen[1]. In 1814 ging hij als korporaal over van de 13e Afdeling Infanterie naar het 1e Bataljon van Linie van het 5e Regiment Oost-Indische Infanterie, welk regiment onderdeel vormde van de zogenoemde

  1. DOORVERWIJZING Indiaansche Brigade

. Deze voor de Oost bestemde troepen namen eerst deel aan de

  1. DOORVERWIJZING Slag bij Waterloo

, alvorens in 1816 op Java aan te komen. Inmiddels opgeklommen tot adjudant onderofficier titulair bij het eerste bataljon infanterie, werd Popje bij besluit van 26 december 1832 no. 3 benoemd tot tweede luitenant[2].

==West-Sumatra==[bewerken] Popje was commandant van het fort op het eiland Pontjang Ketjil in de baai van Tapanuli (Tappanoelie) aan de kust van West-Sumatra. Afgelost door zijn kameraad eerste luitenant

  1. DOORVERWIJZING Toontje Poland
en in afwachting van een schip richting Padang, moest hij nog bemiddelen in de ruzie die Poland kreeg met de met het civiele gezag beklede posthouder François Bonnet, de latere assistent-resident van Mandaheling. Dit naar aanleiding van een belediging van de Toeankoe tijdens een rondgang van Poland door de kampong, waarna Poland ter genoegdoening vanaf het hoger gelegen fort een kanonskogel liet afvuren op het in de kampong gelegen huis van de Toeankoe. Bonnet, oud-wachtmeester bij de Oostindische cavalerie, liet daarop kanonnen richten op het fort, terwijl Poland zijn geschut met schroot liet richtten op het huis van de posthouder; “Toon, Toon!”, sprak Popje, “je maakt ’t nou al te gek!”. De volgende morgen bond Bonnet in en kwam de Toeankoe zijn verontschuldigingen aanbieden voor zijn belediging. 

Tijdens de Padri-oorlogen werd in het landschap Rauw, nabij kampong Padementingi, op last van luitenant-kolonel C.P.J. Elout

in het najaar van 1832 fort Amerongen aangelegd, bezet door een detachement van ongeveer 80 man geregelde troepen, waarvan bijna de helft Europeanen onder de tweede luitenants J.H. Logeman en Popje, naast 120 man Javaanse barisan (militie). 

In januari 1833 werden legerposten in Rauw overrompeld en de bezetting om het leven gebracht door de Padri’s. Alleen het nog niet afgebouwde fort Amerongen onder Logeman en Popje hield ternauwernood stand. Na een belegering van acht dagen werd het fort in de nacht van 21 op 22 januari 1833 ontzet door Poland met 50 Ambonese soldaten naast een 100-tal Maleijers en circa 500 Bata’s. Een zekere Baginda Osman, die voor een traktement van vijftig gulden per maand in gouvernementsdienst getreden was, maar bij het uitbreken van de opstand onmiddellijk de kant van de vijand koos, werd voor zijn eerdere poging een patrouille onder Popje te overvallen, op vonnis van Poland opgehangen.

Een colonne onder Popje dwong op 24 maart 1833 succesvol de bestorming af met hulptroepen Batta’s en Rauwenaars van door de Padri’s nabij Loender opgeworpen verschansingen (bentings).

Gedurende oktober 1833 was heel Rauw in opstand gekomen tegen de Nederlanders. Fort Amerongen, nu onder majoor H.A. Eilers, dreigde opnieuw ingesloten te worden. Tijdens een poging om met een onder bevel van Popje staand peleton geregelde troepen en een detachement Batta’s, een door de Padri’s opgeworpen benting achter Bondjol-Rauw te overrompelen, raakte Popje op 9 november 1833 zwaar gewond door een kogel in zijn borst. Op 11 november 1833 bleek de nabijgelegen post Loender verloren en de bezetting goeddeels omgebracht. Het fort, met steeds meer overmacht aangevallen, was op 23 november geheel omsingeld en ontving men het bericht dat die nacht een grote aanval zou plaatsvinden op het fort. Die aanval werd met veel moeite afgeslagen, waarop Eilers besloot om op 28 november 1833 in de vroege ochtend terug te trekken op Tameän in het aangrenzende landschap Mandehiling. Na op 29 november te Limoen Manis rust gehouden te hebben, marcheerden zijn troepen op 30 november door richting Tameän. Gedurende de dag overleed luitenant Popje aan zijn verwondingen; “hij werd met zooveel plegtigheid als de omstandigheden het toelieten, aan de voet van eene hoogte begraven.” De troepen arriveerden uiteindelijk op 3 december 1833 in Tameän.

==Trivia==[bewerken] Het Soerabaijasch Handelsblad schreef op 16 januari 1884 dat Popje “in den oorlog met de Padries zijn naam in de Indische krijgsgeschiedenis even beroemd zoude gemaakt hebben als een Toontje den zijnen, hadde een noodlottige kogel zijn levensdraad niet ontijdig afgesneden.”

  1. Militaire Stamboeken 11, reg.nr. 547 en 95, reg.nr. 1766 via zoekakten.nl.
  2. Javasche Courant van 3 januari 1832.