Klankhout

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Klankhout of toonhout is een verzamelnaam voor diverse soorten hout die geschikt zijn voor muziekinstrumentenbouw. Het klankhout bepaalt het volume en de klankkleur van het instrument. Daarbij is niet alleen de houtsoort, maar ook de kwaliteit van de houtsoort van belang. Doordat de akoestische eigenschappen van deze houtsoorten ideaal zijn voor onder meer gitaarbouw en vioolbouw, kan de prijs van kwartiers gezaagd hout hoog oplopen. Verder zijn ook het massagewicht (350–550 kg/m³) en de goede bewerkbaarheid de voornaamste eigenschappen.

Houtsoorten[bewerken | brontekst bewerken]

Voor het maken van gitaren zijn palissander, esdoorn en mahonie de meest gebruikte houtsoorten.[1] Daarnaast worden ook soorten als notenhout (walnoot), koa, kersenhout, fijnspar, kustsequoia, reuzenlevensboom, sitkaspar[2] en spar[3] gebruikt. Ook lindehout zou als klankhout voor gitaren erg geschikt zijn.[4] Geschikt sparrenhout met fijne groeinerf en zonder kwasten wordt steeds moeilijker te vinden.[(sinds) wanneer?]

Voor het bouwen van een viool is het hout van de Sitkaspar (ook wel Fichte) gangbaar.[5] Deze wordt met name ingezet voor het bovenblad van de viool.[6]

Verwerking[bewerken | brontekst bewerken]

Het herkennen, oogsten en handelen in klankhout vereist de nodige expertise. Zo gaat bijvoorbeeld het rooien van een boom die het klankhout zal leveren, met de nodige voorzichtigheid gepaard. Een boom die omvalt, kan scheurtjes in het hout krijgen die de boom voor verdere verwerking ongeschikt maakt. Voor het bovenblad van een viool wordt over het algemeen de Fichte gebruikt. Een langzaam en gelijkmatig gegroeide hoge boom is hiervoor het meest geschikt.[6]