Melayu (Sumatra)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Restanten van de boeddhistische kloostergebouwen op het Muaro Jambi-complex (Foto: Anandajoti Bhikku, 20 november 2017)

Melayu, officieel Malayu, is een gebied op Sumatra. Het wordt geassocieerd met zowel Jambi, Palembang, Shrivijaya als Minangkabau, afhankelijk van de periode.

Het gebied Malayu wordt voor het eerst genoemd als onderdeel van het rijk van Shrivijaya. De eerste verwijzing naar Shrivijaya dateert uit 671. De Chinese monnik I-Tsing verbleef op weg naar India een half jaar in Palembang. Onder de naam Shrivijaya was Palembang in die tijd een belangrijk boeddhistisch centrum voor onderwijs en handel en tevens de hoofdstad van het grote zeerijk.

Een van de eerste veroveringen van Shrivijaya betrof het gebied van Malayu gelegen rond de huidige stad Jambi aan de rivier de Batang Hari.[1] De overblijfselen van het boeddhistische Muaro Jambi-complex doen echter vermoeden dat de hoofdstad van Malayu, eveneens Jambi geheten, toen 23 km verder naar het oosten lag, dus dichter bij de Straat Malakka dan het tegenwoordige Jambi. Op dit complex stonden verschillende boeddhistische kloostergebouwen.[2] De voertaal van het land was zeer waarschijnlijk een vorm van Maleis, de bahasa Melayu, letterlijk de taal van Malayu.

Na de verovering door Shrivijaya was Malayu eeuwenlang een soort vazalstaat van dit zeerijk. Maar Jambi groeide in deze periode wel uit tot een van de drie belangrijkste steden van dit maritieme koninkrijk.[3]

In de elfde eeuw werd Shrivijaya verschillende keren aangevallen door het Chola-rijk, dat zijn centrum had in de Zuid-Indiase stad Thanjavur. Shrivijaya wist deze aanvallen te overleven, maar zij vormden wel de inleiding tot een wat langere periode van geleidelijke politieke en economische achteruitgang. Malayu werd in die tijdspanne sterker en veroverde in 1080 zelf Shrivijaya. Nu werd Shrivijaya een vazalstaat van Malayu.

Gedurende de twaalfde en de 13e eeuw was Malayu het belangrijkste deel van wat nog over was van het grote zeerijk van Shrivijaya.[4][5] Maar in 1278 werd Malayu aangevallen door het Oost-Javaanse koninkrijk Singhasari. Javaanse bronnen melden dat een Sumatraanse prinses naar Java werd meegenomen en daar trouwde met een Javaanse prins, mogelijk een prins van Majapahit. Ze kregen een zoon, Adityavarman, die zich op Sumatra vestigde, eerst aan de Batang Hari-rivier in Malayu, het vaderland van zijn moeder, maar later in de hooglanden van Minang (Padangse Bovenlanden) in West-Sumatra. Deze half-Sumatraanse, half-Javaanse prins liet, naast een gigantisch standbeeld van zichzelf als de boeddhistische godheid Bhairava staande op een stapel menselijke schedels, talloze inscripties na. Maar vele daarvan zijn niet gekopieerd of vertaald. Een van de redenen hiervan is dat de inscripties geschreven waren in een ongewone taal die Oud-Maleis combineert met ongrammaticaal Sanskriet. De laatste inscriptie dateert van 1374. Daarin wordt melding gemaakt van een kroonprins, Ananggavarman.[6][7]

In 1377, bijna honderd jaar na de aanval van Singhasari, voerde de vloot van Majapahit, waar destijds Hayam Wuruk koning was, een aanval uit op Palembang. Deze vloot veroverde het kerngebied van Shrivijaya en dat vormde tenslotte het definitieve einde van wat eeuwenlang zo'n machtig koninkrijk was geweest.[8]

Aan het begin van de 16e eeuw raakten de bewoners van dit gebied los van Majapahit en ontstond er een nieuw vorstendom, dat in 1615 officieel tot het sultanaat Jambi werd uitgeroepen. Ondertussen was in de loop van de 16e eeuw het grootste deel van de bevolking van deze regio tot de islam overgegaan. Het sultanaat maakte een economische bloeiperiode door de verbouw en handel in peper. Jambi groeide intussen uit tot de belangrijkste haven van Sumatra na de havens van Aceh.[9] Maar in 1858 werd het sultanaat Jambi slachtoffer van de veroveringslust van de Nederlanders en werd het onderdeel van de kolonie Nederlands-Indië.[10]