Naar inhoud springen

Agustaschandaal

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Brentjee (overleg | bijdragen) op 8 apr 2020 om 21:38.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Een Agusta A-109 helikopter
Kamerverslag over het verzoek om Guy Coëme in beschuldiging te stellen.

Het Agustaschandaal (of de zaak Agusta-Dassault) was een Belgische strafzaak, wegens corruptie bij de aankoop van Agusta A109 gevechtshelikopters van het Italiaanse bedrijf Agusta door de Luchtcomponent van Defensie in 1988. Agusta had vele miljoenen Belgische franken beloofd aan politici van de PS en SP om een contract goed te keuren.

Het onderzoek werd gestart door de onderzoekscel die ook de moord op André Cools onderzocht, dit ten gevolge van een huiszoeking op 13 januari 1993 op de Belgische zetel van Agusta en bij haar lobbyist, Georges Cywie. Het onderzoek leidde tot het ontslag van verschillende vooraanstaande politici. In januari 1994, keurde de Senaat de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van Guy Spitaels en Guy Mathot goed, beiden minister voor de PS in de Waalse regering. Op 21 januari 1994 werden beide ministers gedwongen om ontslag te nemen.

De zaak werd behandeld door het Hof van Cassatie. De procureur-generaal bij het Hof, Eliane Liekendael, trad op als openbaar aanklager. Het Hof veroordeelde de voornaamste betrokkenen op 23 december 1998. Willy Claes kreeg drie jaar gevangenis voorwaardelijk en vijf jaar verbod om een openbare functie uit te oefenen; Guy Coëme en Guy Spitaels werden veroordeeld tot twee jaar gevangenis voorwaardelijk en ook vijf jaar verbod om een openbare functie uit te oefenen. De Franse industrieel Serge Dassault kreeg achttien maanden voorwaardelijk.[4]

Verschillende veroordeelden dienden een klacht in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, omdat bij een procedure voor het Hof van Cassatie geen beroepsmogelijkheid is voorzien. Op 2 juni 2005 oordeelde het Hof echter dat er er geen sprake was van schending van enige bepaling van het EVRM, tenminste niet in hoofde van de ministers. Het feit dat andere beklaagden, net zoals de ministers, ook door het Hof van Cassatie veroordeeld werden, en daardoor evenmin de kans kregen om beroep aan te tekenen, werd door het Hof wel afgekeurd. Hun veroordeling blijft bestaan, maar het Europees Hof kent hen een morele schadevergoeding toe te betalen door de Belgische Staat.[5]

Zie ook