Beatrix van Bourbon (1320-1383)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Beatrix van Bourbon
1320-1383
Beatrix van Bourbon
Koningin-gemalin van Bohemen
Periode 1334-1346
Voorganger Elisabeth van Bohemen
Opvolger Blanca van Valois
Vader Lodewijk I van Bourbon
Moeder Maria van Avesnes

Beatrix van Bourbon (circa 1320 - 23 december 1383) was van 1334 tot 1346 koningin-gemalin van Bohemen. Ze behoorde tot het huis Bourbon.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Beatrix was de jongste dochter van hertog Lodewijk I van Bourbon en diens echtgenote Maria van Avesnes, dochter van graaf Jan II van Holland.

Haar vader behoorde tot de rijkste adel van Frankrijk, waardoor hij en zijn familie het recht had om aan het koninklijk hof in Parijs te verblijven. Het was daar dat Beatrix in 1334 haar toekomstige echtgenoot ontmoette, de Boheemse koning Jan de Blinde (1296-1346), die vier jaar eerder weduwnaar geworden was. Hoewel er tussen hen een leeftijdsverschil van 25 jaar bestond, huwden ze in december van dat jaar in het Kasteel van Vincennes, nadat ze de toestemming hadden gekregen van zowel de Franse koning als Beatrix' vader. Omdat Jan en Beatrix langs moederkant nauw met elkaar verwant waren, moest paus Benedictus XII dispensatie verlenen om het huwelijk mogelijk te maken.

Een jaar na het huwelijk, in januari 1336, arriveerde Beatrix in Bohemen. Voor haar komst naar Bohemen resideerde ze op de hoven van haar man in Luxemburg en Henegouwen. Na haar aankomst in Praag bouwde Beatrix een vertrouwensrelatie op met haar schoondochter Blanca van Valois, die ongeveer even oud was als zij en ook afkomstig was uit Frankrijk. Ze deed echter niet de moeite om Tsjechisch te leren, wat haar niet populair maakte bij de Boheemse adel.

In februari 1337 beviel Beatrix van een zoon Wenceslaus (1337-1383), die in 1353 hertog van Luxemburg zou worden. Ze noemde haar zoon naar Wenceslaus de Heilige, de patroonheilige van Bohemen, in de hoop in de gratie te vallen van de adel. Dit gebeurde echter niet en na haar kroning op 18 mei 1337 besloot Beatrix het land te verlaten. Vanaf juni 1337 woonde ze in Luxemburg, waar ze zich bekommerde om de opvoeding van haar zoon. Ze keerde nog maar zelden terug naar Bohemen. In 1346 overleed haar echtgenoot. Als weduwegoed kreeg ze vervolgens enkele landerijen in het graafschap Henegouwen en de steden Aarlen, Marville en Damvillers en de inkomsten uit de mijnen van Kuttenberg.

In 1347 hertrouwde Beatrix met heer Odo VI van Grancey (overleden rond 1380). Desondanks mocht de titel van koningin van Bohemen blijven voeren. Het huwelijk bleef kinderloos.

Beatrix van Bourbon overleed in december 1383 en overleefde al haar stiefkinderen en ook haar zoon, die twee weken eerder gestorven was.

Kwartierstaat (voorouders)[bewerken | brontekst bewerken]


Lodewijk IX van Frankrijk
(1214-1270)

Margaretha van Provence
(1221-1295)
 

Jan van Bourbon
(1231-1268)

Agnes II van Bourbon
(1237-1288)
 

Jan van Avesnes
(1218-1257)

Aleid van Holland
(1228-1284)
 

Hendrik V van
Luxemburg

(1221-1281)

Margaretha van Bar
(1220-1275)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Robert van Clermont
(1256-1317)
 
 
 

Beatrix van Bourbon
(1257-1310)
 
 
 
 
 

Jan II van Avesnes
(1247-1304)
 
 
 

Filippa van Luxemburg
(1252-1311)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Lodewijk I van Bourbon
(1279-1341)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Maria van Avesnes
(1280–1354)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Peter I van Bourbon
(1311-1356)
 

Johanna van Bourbon
(1312-1402)
 

Margaretha van Bourbon
(1313-1362)
 

Maria van Bourbon
(1315-1387)
 

Filips van Bourbon
(1316-na 1327)
 

Jacob I van La Marche
(1319-1362)
 

Beatrix van Bourbon
(ca. 1320-1383)