Catharijnepoort (Dordrecht)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Catrijnepoort
Catrijnepoort aan de rivierzijde
Locatie
Locatie Hooikade - Korte Engelenburgerkade
Adres Hooikade bij 1Bewerken op Wikidata
Coördinaten 51° 49′ NB, 4° 40′ OL
Status en tijdlijn
Oorspr. functie vestingwerk
Bouw gereed 1652
Architectuur
Bouwstijl Hollands classicisme
Erkenning
Monumentstatus Rijksmonument
Monumentnummer 13489
Detailkaart
Catharijnepoort (Binnenstad)
Catharijnepoort
Lijst van rijksmonumenten in Dordrecht
Portaal  Portaalicoon   Civiele techniek en bouwkunde

De Catrijnepoort is een stadspoort in de Zuid-Hollandse stad Dordrecht. De poort staat aan de Hooikade langs de Oude Maas en vormt de afsluiting van de Korte Engelenburgerkade. Het is een van de twee overgebleven stadspoorten van Dordrecht; de andere is de Groothoofdspoort. In het monumentenregister staat de poort vermeld als Catharijnepoort.

De Catrijnepoort werd gebouwd in 1652, tegelijk met haar tweelingzus, de Annapoort, aan het andere eind van de Hooikade, als afsluiting van de Mazelaarsstraat. De Annapoort is in 1869 afgebroken. Ze werden gebouwd als versiering na het graven van het Maartensgat (vanaf 1647) en de aanleg van het omliggende terrein. Ze hadden geen defensieve functie en ze zijn ook nooit deel van een stadsmuur geweest.

De oudste vermelding stamt uit 1655 als "St. Catarine poort". Het is echter onwaarschijnlijk dat in het protestantse Dordrecht de poort de naam van de heilige Catharina droeg. Mogelijk is de poort vernoemd naar Christina Pijl, de vrouw van burgemeester Cornelis van Beveren, waarbij de naam via Kerstyne is verbasterd tot Catryne, zoals in de vermelding uit 1665 ("cateryne poort").

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Mieke van Baarsel (1992): Van Aardappelmarkt tot Zwijndrechts Veerhoofd. De straatnamen van de historische binnenstad van Dordrecht, Hilversum: Verloren, p. 58-59
  • Johan Hendriks & Jan Koonings (2001): Van der stede muere. Beschrijving van de stadsmuur van Dordrecht, Dordrecht: Vereniging Oud-Dordrecht, Jaarboek 2000, p. 94