De voorstad groeit

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De voorstad groeit (1943) is de debuutroman van de Belgische schrijver Louis Paul Boon.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

In 1942 won het manuscript de Leo J. Krynprijs, waarvoor Willem Elsschot jurylid was. De roman verscheen in 1943 bij uitgeverij Manteau met een omslag van Boons boezemvriend, de schilder Maurice Roggeman. Ondanks de stimulans van de prijs was een tweede druk niet eerder nodig dan 1954.

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

De roman beschrijft de lotgevallen van de bewoners van zeven rijtjeswoningen en een rijkeluishuis in de laatste straat van een zich ontwikkelende voorstad, vandaar de titel. Een echt hoofdpersonage valt niet aan te wijzen, maar is het geheel van de straat zelf. De bewoners zijn, naast Mark (een rijkeluiskind), Bernardeke, Elie, Jean, Maria, Sander. Hun kroost vormt de tweede generatie: Albrik, Guido, Carrie, Joseke, Marian, Morris. De tijdsduur valt niet precies te bepalen, maar beslaat ongeveer een mensenleven. Boon verwerkte in de roman ook een verhaal over drie gevangenen die ten onrechte veroordeeld zijn voor de moord op een meisje, dat hij eerder vastlegde in 3 mensen tussen muren (1941), waar de gevangenen overigens wel schuldig zijn. Dit verhaal blijft los staan van de rest van de roman, de gevangenen maken vooral op de eerste en laatste bladzijden hun opwachting.

Uitgave[bewerken | brontekst bewerken]

In Boons Verzameld werk staan 3 mensen tussen muren en De voorstad groeit bij elkaar in deel 1.

Trivia[bewerken | brontekst bewerken]

De roman kostte Boon zijn vriendschap met de schilder Robert Van Kerkhove, die zichzelf (terecht) had herkend in het personage Bernardeken. De figuur Morriske is gebaseerd op Maurice Roggeman.