Elie Kedourie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Elie Kedourie
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Persoonlijke gegevens
Geboortedatum 25 januari 1926
Geboorteplaats Bagdad
Overlijdensdatum 29 juni 1992
Overlijdensplaats Washington
Nationaliteit Brits
Wetenschappelijk werk
Vakgebied Midden-Oosten
Bekend van The Chatham House Version
Alma mater London School of Economics
Overig
Religie joods[1]

Elie Kedourie OBE FBA (Bagdad, 25 januari 1926 - Washington, 29 juni 1992) was een Britse conservatieve geschiedkundige en politicoloog gespecialiseerd in het Midden-Oosten.

Leven[bewerken | brontekst bewerken]

Kedourie werd geboren in Bagdad in een joodse omgeving en opgevoed in het Frans en Engels.[2] Hij sprak ook Arabisch.[3] Kedourie studeerde aan de London School of Economics (LSE).[2]

In 1950 huwde hij Sylvia Kedourie (née Haim), eveneens geschiedkundige met het Midden-Oosten als specialiteit. Het huwelijk bracht twee zonen en een dochter voort.[2]

Kedourie trok naar Oxford en werkte op het St Antony's College aan zijn proefschrift. Hij weigerde er, 28 jaar oud, te doctoreren na zware discussies over zijn conclusies met een van de examinatoren, Hamilton Gibb.[2]

Michael Oakeshott zorgde dat Kedourie terug terecht kon aan de LSE.[3] Die publiceerde er in 1956 zijn proefschrift onder de titel England and the Middle East: the destruction of the Ottoman Empire 1914-1921.[2]

In 1964 was Kedourie oprichter van het academisch tijdschrift Middle Eastern Studies en bleef er redacteur tot aan z'n dood in 1992. Zijn echtgenote zette het tijdschrift voort. Van 1965 tot 1990 doceerde Kedourie politicologie. Zijn lezingen groeiden uit tot boeken.[2]

In 1975 werd Kedourie 'Honorary Fellow' aan de British Academy (FBA) en in 1991 werd hij opgenomen in de Orde van het Britse Rijk (OBE).[2]

Visies[bewerken | brontekst bewerken]

Kedourie was het oneens met veel algemeen aanvaarde visies in zijn vakgebied. In zijn boek Nationalism uit 1960 stelde hij dat nationalisme een 19-eeuwse uitvinding is.[2]

In The Chatham House Version uit 1970 verweet Kedourie westerse intellectuelen waaronder Arnold Toynbee een naïef romantische kijk op de islam. Hij weigerde mee te gaan in het verhaal over het slachtofferschap en de onderdrukking van het Midden-Oosten door het westen. Volgens Kedourie wordt het Midden-Oosten ook zonder zionisme en imperialisme geen vredig gebied. Nog volgens hem zijn minderheden beter af onder imperia.[3]

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • England and the Middle East: The Vital Years 1914–1921 (1956); later als England and the Middle East: the destruction of the Ottoman Empire 1914–1921
  • Nationalism (1960); herziene uitgave in 1993
  • Afghani and 'Abduh: An essay on religious unbelief and political activism in modern Islam (1966)
  • The Chatham House Version: And Other Middle Eastern Studies (1970)
  • Nationalism in Asia and Africa (red, 1970)
  • Arabic Political Memoirs and Other Studies (1974)
  • In the Anglo-Arab Labyrinth: The McMahon-Husayn Correspondence and its Interpretations 1914–1939 (1976)
  • Middle Eastern Economy: Studies in Economics and Economic History (1976)
  • The Jewish World: Revelation, Prophecy and History (red, 1979); als The Jewish World: History and Culture of the Jewish World (VS), De Joodse wereld, geschiedenis en cultuur van het Joodse volk (Mercatorfonds)
  • Islam in the Modern World and Other Studies (1980)
  • Towards a Modern Iran; Studies in Thought, Politics and Society (1980, red met Sylvia G. Haim)
  • Modern Egypt: Studies in Politics and Society (red, 1980)
  • Zionism and Arabism in Palestine and Israel (1982, red met Sylvia G. Haim)
  • The Crossman Confessions and Other Essays in Politics, History and Religion (1984)
  • Diamonds into Glass: The Government and the Universities (1988)
  • Essays on the Economic History of the Middle East (1988, red met Sylvia G. Haim)
  • Democracy and Arab Political Culture (1992)
  • Politics in the Middle East (1992)
  • Spain and the Jews: The Sephardi Experience, 1492 and after (1992)
  • Hegel & Marx: Introductory Lectures (1995)