Ganzenveer
Een ganzenveer is een schrijfinstrument gemaakt van de slagpen van een gans of een andere grote vogel. Het gebruik van zulk schrijfgerei stamt uit de middeleeuwen. De komst van de ganzenveer, rond het jaar 700, verdrong de bamboe- en rietpen die tot dan gebruikelijk waren. De veer werd op de juiste wijze bewerkt en in de inkt gedoopt, waardoor deze zich volzoog met inkt en ermee geschreven kon worden. Door de komst van de metalen pen is het gebruik van de ganzenveer voor gewoon schrijven verdwenen, maar in de kalligrafie wordt de ganzenveer nog altijd superieur geacht aan metalen pennen.
Voor de ganzenveer werden in de lente de buitenste vijf slagpennen van levende vogels genomen. Men gaf de voorkeur aan de veren van de linkervleugel, omdat zij een buiging hebben die voor rechtshandige schrijvers naar buiten, van de schrijver af, gericht is. De meest gebruikelijke pennen waren van ganzenveren, maar betere waren van zwanenveren, die door hun schaarste duurder waren. Voor het trekken van dunne lijnen werden pennen van kraaienveren gebruikt en als tweede keus ook veren van uilen, haviken en kalkoenen.
Voor men met de veer kon schrijven moest deze op de juiste wijze bewerkt worden. De veer werd schuin aangesneden en men verwijderde het merg, waarna de veer gehard moest worden. Daartoe werd de pen zolang in water geweekt tot deze er glanzend wit uitzag. Voor het eigenlijke harden werd het ingeweekte gedeelte in een houder met heet zand van de juiste temperatuur (170-180 °C) gestoken tot de punt doorschijnend werd. Het zand moest zo heet zijn dat de pen wel siste, maar niet barstte. Tot slot werd de bovenste huidlaag van de pen gekrabd, waarna de pen gesneden kon worden.
Voor kalligraferen met ganzen- of zwanenveer moet de gebruikte inkt niet te dun zijn. De goede 'dikte' van de inkt voor deze pennen heeft ongeveer de consistentie van (ongeklopte slag-)room.