Gebruiker:B.v.O. (RU-Nijmegen)/Nietzsches genealogie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Genealogie betekent voor Nietzsche het onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van begrippen. In zijn werk wijst Nietzsche, als een historicus, op de ontwikkeling die overtuigingen omtrent bijvoorbeeld de moraal en de menselijke kennis hebben doorgemaakt. Hij is daarbij niet op zoek naar een zuivere oorsprong waarin het exacte wezen of de absolute waarheid zou liggen, maar wijst juist op het toevallige ontstaan van de menselijke opvattingen.

Genealogie in het werk van Nietzsche[bewerken | brontekst bewerken]

In verschillende werken maakt Nietzsche gebruik van de genealogische geschiedschrijving. Om twee voorbeelden te noemen: In Zur Genealogie der Moral uit 1887 voert hij het morele onderscheid Goed-Kwaad terug op het zwakke kuddevolk en het onderscheid Goed-Slecht op de krachtige stand der adel. Een genealogie van de rede brengt Nietzsche in Jenseits von Gut und Böse tot het inzicht dat de rede op volkomen 'onredelijke' wijze is ontstaan door een toeval.

Als geschiedkundige methode moet de genealogie volgens Nietzsche het zoeken naar een zuivere oorsprong vervangen. Aan de wortel van wat wij kennen en zijn, ligt niet een absolute Waarheid, maar eerder een toevalligheid. De genealogie moet de geschiedschrijving zijn van de moralen, idealen, metafysische begrippen, de geschiedenis van het vrijheidsbegrip of van het ascetische leven, door hen allen binnen het sociaal-historische kader van toevallige gebeurtenissen te plaatsen. Volgens Nietzsche leeft de mens zonder oorspronkelijke vaste punten en coördinaten te midden van ontelbare verdwenen gebeurtenissen. Met dit in het achterhoofd kan de genealogie gedefinieerd worden als het onderzoek, niet naar de zuivere oorsprong, maar naar de herkomst Herkunft en het ontstaanspunt Entstehung van zaken.

Nadere bestudering van de termen Herkunft en Enstehung[bewerken | brontekst bewerken]

Hoe gebruikt Nietzsche deze beide termen? Herkomst verwijst vaak naar een bepaald ras of maatschappelijk type. Zo geldt de ‘zonde’ voor Nietzsche als een Joodse uitvinding en komen de moderne natuurwetenschappen voort uit ‘arme en geringe lieden, die de moeilijkheid om zich erdoorheen te slaan maar als te zeer van dichtbij kenden’.[1] Zoals gezegd, wijst Nietzsche er hiermee op dat aan de wortel van wat wij kennen en zijn, niet de waarheid en het zijn staan, maar een ‘toevalligheid’. Ook de coherentie en identiteit die het ‘ik’ voor zichzelf heeft uitgevonden komt hiermee te vervallen: de genealoog wijst op de toevallige erfenis die de mens heeft gemaakt tot wat zij is. Zoals de herkomst van zaken niet in een ononderbroken continuüm gezocht mag worden, moet men ook het ontstaan niet vanuit een gegeven eindpunt willen verklaren. Het ontstaanspunt verwijst bij Nietzsche naar een open ruimte waarin verschillende krachten elkaar ‘treffen’. Precieser gezegd gaat het om een niet-plek, zoals ‘het goede’ als begrip is ontstaan in de tussenruimte waar sterken en zwakken tegenover elkaar stonden[2] ‘vrijheid’ uit de heerschappij van klassen over klassen is geboren[3] en ‘logica’ is ontstaan uit een strijd om te overleven, waarbij de onlogische drang om gelijkenis als gelijkheid te behandelen (bijvoorbeeld op het gebied van voeding of de herkenning van gevaarlijke dieren) werd beloond.[4]

Als genealogie kent Nietzsches geschiedschrijving zo drie vormen.

  1. Allereerst is zij een parodistisch narrenspel, dat het historisch gevormde masker van de ene Waarheid afneemt en er vele maskers voor terugzet.
  2. Ten tweede leidt zij tot de ontbinding van het ‘ik’, doordat zij het idee van continuïteit en identiteit ontneemt en op een ‘toevallige’, veelsoortige wortel wijst.
  3. Ten derde offert de genealogie het kennissubject op, door op de wil tot waarheid te wijzen die aan eraan ten grondslag ligt en een gevaarlijk levensexperiment voor te schrijven, ‘waarin de drift tot waarheid en levensbehoudende dwalingen hun eerste gevecht leveren’.[5]

Andere auteurs over Nietzsches genealogie[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn veel auteurs die gereflecteerd hebben op Nietzsches genealogie. Foucault bijvoorbeeld schreef met Nietzsche, de genealogie, de geschiedschrijving een belangwekkende analyse van de termen Ursprung, Herkunft en Entstehung bij Nietzsche.

Andere interpreten zijn Martin Saar[6] en C.Janaway.[7]

Saar legt in zijn Genealogie als Kritik nadruk op het kritische element van de genealogie. Hij verdedigt daarbij dat Nietzsche een nieuwe betekenis heeft gegeven aan de genealogie, welke normaliter het onderzoek naar familiebanden betekent. Door deze methode nu op bekende opvattingen, idealen en menselijke instituties als de moraal te richten, ondergraaft Nietzsche hun positie en destabiliseert hij het zelfverstaan van de mens.

Ook Janaway wijst op de kritische rol van de genealogie bij Nietzsche. In Zur Genealogie der Moral schrijft Nietzsche bijvoorbeeld dat men de waarde van de morele waarden zelf in twijfel moet trekken.[8] Janaway vraagt zich daarbij af hoe het onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van morele overtuigingen gerelateerd is aan het uiteindelijke waarderen van deze overtuigingen. Volgens Janaway is de genealogie voor Nietzsche slechts een middel om uiteindelijk tot herevaluatie van morele opvattingen te kunnen komen.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Die fröhliche Wissenschaft 349
  2. Zur Genealogie der Moral, I, 2
  3. Jenseits von Gut und Böse, 260
  4. Die fröhliche Wissenschaft,111
  5. Die fröhliche Wissenschaft,110
  6. Saar, M., Genealogie als Kritik (Campus Verlag, Frankfurt/New York, 2007), ISBN 978-3-593-38191-6.
  7. Janaway,C., Beyond Selflessness, Reading Nietzsche's Genealogy, (Oxford University Press, Oxford, 2007), ISBN 978-0-19-927969-2.
  8. Zur Genealogie der Moral, Voorwoord, 6