Gebruiker:Brimz/Eenheid 3

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Eenheid 3[bewerken | brontekst bewerken]

Satelietfoto van eenheid 3 (rechts) en eenheid 4 (links), gefotografeerd op 16 maart, twee dagen na de explosie in het reactorgebouw

Op 13 maart ontstond ook bij eenheid 3 een soortgelijke situatie waarbij het noodkoelsysteem niet meer functioneerde. Men ging op 27 april er nog van uit dat rond 30% van de brandstofstaven gesmolten zou zijn. Later bleek een groter deel van de brandstofstaven te zijn gesmolten en op de de bodem van het reactorvat terechtgekomen te zijn.<ref name="JiJi24mei" /> Reactor 3 bevat als enige MOX-brandstof, waarin plutonium verwerkt is, een element dat veel giftiger is dan uranium.[1] Het reactorgebouw van eenheid 3 is door een zware explosie behoorlijk beschadigd geraakt. Op 28 april ontsnapte nog steeds witte rook uit de reactor. Twee weken na de tsunami werd de stroomtoevoer in het reactorgebouw hersteld.

Koeling[bewerken | brontekst bewerken]

Temperatuurdiagram van eenheid 3, van 19 maart tot 28 mei

Door de afwezigheid van een werkend koelsysteem, werd aanvankelijk aangenomen dat in ieder geval de helft van de brandstofstaven droog waren komen te staan en werd op 13 maart begonnen om water met boorzuur in het reactorvat te injecteren. Bij gebrek aan zoet water, werd hiervoor vanaf 14 maart tot 25 maart zeewater gebruikt. Het boorzuur diende om de neutronen te absorberen. Na ruim twee weken koelen bereikte de bodem van het reactorvat een temperatuur van ongeveer 110°C en stabiliseerde daarop. Het koelwater werd aanvankelijk in een hoeveelheid van ongeveer 16 kubieke meter per uur toegevoegd in de loop van de maand mei en juni werd dit gehalveerd.

De temperatuur van het opslagbassin voor afgewerkte brandstofstaven liep eveneens op door de ontbrekende koeling. Na de explosie op 14 maart was het onduidelijk of en hoeveel koelwater er nog in het bassin aanwezig was, waarop op 17 maart met behulp van helikopters water werd gestort in het bassin. Later op de dag werden hiervoor waterkanonnen gebruikt. Pas op 23 maart kon zeewater aan het bassin toegevoegd worden via het bestaande leidingsysteem, hoewel in de dagen daarna nog regelmatig van het waterkanon gebruikt werd gemaakt voor extra koeling. Vanwege een hoge basische waarde van het water, die de aluminium bekleding van de brandstofstaven zou kunnen beschadigen, werd boorzuur aan het water toegevoegd.

Druk[bewerken | brontekst bewerken]

In de eerste dagen na de tsunami liep de druk in de behuizing van het reactorvat op, waarna deze stabiliseerde rond 20 maart op ongeveer 500 kPa. De te hoge druk werd geloosd in het reactorgebouw. Op 14 maart ontstond hierdoor een explosie, waarbij het reactorgebouw, de reactorbehuizing en het opslagbassin voor afgewerkte brandstofstaven beschadigd raakte. Er kwam na de explosie eerst witte, op 21 maart grijze, en op 23 maart zwarte rook uit het reactorgebouw vrijkomen. Van 25 maart tot 18 mei kwam opnieuw witte rook vrij uit het gebouw. De druk in de behuizing stabiliseerde later naar ongeveer 100 kPa (atmosferische druk).

Vrijgekomen radioactiviteit[bewerken | brontekst bewerken]

In twee van de vijf grondmonsters, genomen op 21 en 22 maart op het terrein van de kerncentrale is een zeer kleine hoeveelheid plutonium aangetroffen. De bron is zeer waarschijnlijk reactor 3. TEPCO gaf aan, dat de hoeveelheid nauwelijks meer was dan gemeten bij vorige metingen en dat er geen gevaar voor de gezondheid was. Volgens NISA, de japanse toezichthouder op de nucleaire industrie, kon de vondst van het plutonium een "zekere beschadiging aan de brandstofstaven" betekenen.[2]

Tussen 10 en 11 mei lekte er vanuit reactor 3 gedurende 41 uur ongeveer 250 kubieke meter radioactief verontreinigd water de zee in. Het water lekte langs elektriciteitskabels, op de plek waar deze door het beton heen gingen. De totale hoeveelheid gelekte radioactiviteit werd door Tepco geschat op 20 terabequerel, ongeveer 100 keer de toegestane hoeveelheid per jaar, maar veel minder dan de hoeveelheid die eerder vanuit reactor 1 lekte.[3] Het water was zwaar verontreinigd met jodium-131, cesium-137 en cesium-134. [4] Op 17 mei startte Tepco met het wegpompen van het water in de turbineruimte onder reactor 3. Het water steeg elke dag 2 centimeter. Het water werd naar een installatie gepompt, waar het kon worden schoongemaakt, zodat het daarna zou kunnen worden hergebruikt om de reactoren te koelen.[5]

Op woensdag 18 mei 2011 betraden twee medewerkers van Tepco om half vijf in de middag voor het eerst na de waterstofexplosie van 14 maart het gebouw van reactor 3 om daar de straling te meten en te kijken of daar gewerkt kan worden. Het bezoek duurde 10 minuten. De metingen gaven een dosis van 160-170 millisievert per uur op ongeveer 2 tot 3 meter hoogte. De maximale dosis voor de twee medewerkers was 2.85 millisievert. [6]