Gebruiker:Bukhie/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Concept


In 1924 is in de optische fabriek Carl Zeiss Jena het eerste Zeiss planetarium ontwikkeld. Dit planetarium is nu in het bezit van het Deutches Museum in Munchen. Het tweede Zeis planetarium heeft na zijn rondreis langs verschillende plaatsen in Duitsland en Polen een definitieve plaats gekregen in het gebouw van de Haagsche Courant aan de Grote Marktstraat in Den Haag. Op 20 februari 1934 was de officiële opening door directeur A.W. Sijthoff in aanwezigheid van Prins Hendrik.

Het planetarium heeft hier voorstellingen gegeven tot de fatale brand op 29 januari 1976.

Na de brand heeft het planetarium nog lang op de plaats des onheils gestaan. De schade die het planetarium had opgelopen door de warmte van de brand, werd nu verergerd door de inwerking van het bluswater (en de verontreinigingen hierin) en de langdurige hoge luchtvochtigheid in de koepel.

In die tijd had de directeur van het toenmalige Museum voor het Onderwijs aan de Hemsterhuisstraat in Den Haag, het plan om naast het Gemeente Museum in Den Haag een science park op te richten. In dit science park zou o.a. ook een Omnimax theater met projector komen. Sijthoff besloot het verzekeringsgeld van het verbrande planetarium beschikbaar te stellen voor dit initiatief. Mede hierdoor werd definitief besloten met dit idee verder te gaan, zij het in afgeslankte vorm; de nieuwbouw van het Museum voor het Onderwijs (omgedoopt tot Museon) en het Omniversum.

Het verbrande Zeis planetarium werd geschonken aan het Museon.


De afdeling instrumentmakerij van het Museon heeft het planetarium uit het gebouw gehaald en is begonnen met het bestuderen van het planetarium, de schade en het opstellen van een restauratieplan. Tijdens de studie voor het opstellen van het restauratieplan is een bezoek gebracht aan het Deutches museum om het eerste Zeiss planetarium te bestuderen.

Een belangrijke bron van informatie over het planetarium was het boek “Planetaria” door Dr. J.J. Raimond Jr. (Dir. Van het Zeiss-Planetarium Haagsche Courant). De eerste en tweede druk verschenen in 1943 onder de titel Het Electrische Planetarium. De derde druk verscheen in 1948 bij N.V. Uitgevers Mij. Diligentia, Amsterdam.


Een kleine restauratie, waarbij de geschiedenis van het planetarium zichtbaar zou blijven, was door de grote schade van de brand niet mogelijk.

Een volledige restauratie van het planetarium, zowel visueel, mechanisch en optisch, zou meer tijd, geld en mankracht kosten als dat het museum beschikbaar had. Besloten werd dat de instrumentmakerij de opdracht zou krijgen, het planetarium vooral visueel te restaureren opdat het bij de opening van de nieuwbouw tentoongesteld kon worden. Later is dit het Omniversum geworden.


Bij het onderzoek voor de restauratie van het Zeiss planetarium werd vastgesteld dat:

Het planetarium visueel in zeer slechte staat was als gevolg van schade door warmte, water, roet en inwerking van langdurige hoge luchtvochtigheid op niet meer door lak o.i.d. beschermde onderdelen.

Het planetarium mechanisch in zeer slechte staat was door de vele corrosie die bijna overal was ontstaan en met name op ijzeren onderdelen als tandwielen.

Ook aan de elektrische onderdelen was zeer veel schade waarneembaar. De isolatie van de bedrading was op veel plaatsen weggesmolten en lampen waren kapot. De motoren waren beroet en gecorrodeerd, de staat van de interne bedrading (wikkelingen) van de motoren was niet vast te stellen.

Het planetarium was ook optisch zwaar aangetast. Lenzen waren troebel geworden doordat de kit tussen de lenzen gesmolten was door de warmte van de brand of was aangetast door het bluswater en de hoge luchtvochtigheid.


Om het planetarium tenminste visueel weer aantrekkelijk te maken, was het noodzakelijk het gehele planetarium te demonteren, corrosie en oude laklagen te verwijderen, onderdelen opnieuw te lakken, te zwarten of te vernikkelen en hierna weer te monteren. In de praktijk betekende dit dat de ruim 5.000 onderdelen van het planetarium overal in de beperkte ruimte van de instrumentmakerij, in dozen, stonden opgeslagen. De restauratie ging dan per groep onderdelen van het planetarium verder. Groepen onderdelen waren bijvoorbeeld elke schijf / planeet van de planetencylinder, de voet en toebehoren, de centrale overbrenging en motoren, de projectoren van de grote bol etc.


Als voorbeeld voor hoe de restauratie dan ging, wordt hier de restauratie van een schijf van de planetencylinder beschreven. Op principe waren alle planeetschijven gelijk. Een projector die een afbeelding van een planeet kon projecteren en die in verhouding tot de andere planeten en de aarde in de juiste snelheid en juiste hoek werd rondgedraaid. Vanwege de specifieke baan van een planeet en hoe de beweging vanaf de aarde zichtbaar is en om hierbij ook storende bewegingen door (uitvergrote) trillingen te voorkomen, waren de planeetschijven wondertjes van techniek op zich. Parallellogramconstructies tussen schijven die de beweging van de aarde en de betreffende planeet simuleren, zorgden voor de juiste baan van de planeet op de koepel.  Natuurlijk weken de maan en de zon af, met name de maan omdat ook de verschijningen (eerste kwartier, halve maan, volle maan etc.) van de maan op de juiste wijze geprojecteerd moesten worden en de zon om ook de halo rond de zon te projecteren. Het eerder genoemde boek “Planetaria” door Dr. J.J. Raimond Jr. was een belangrijke bron van informatie over de pricipes en de werking van de planeetwielen.


De eerste stap van de restauratie was het volledig, tot de laatste schroef demonteren van alle onderdelen van een planeetschijf. Door de corrosie was dit niet altijd eenvoudig. Alle onderdelen werden vervolgens met de hand ontdaan van corrosie. Bewegende onderdelen werden per onderdeel herstelt, gemonteerd en weer werkend gemaakt. In sommige gevallen moesten lagers vernieuwd worden. Nadat dit deel weer werkten, werden het geheel weer gedemonteerd om de oppervlakken te behandelen tegen nieuwe corrosie en om het geheel weer zo dicht mogelijk te laten lijken op de originele staat van voor de brand.

Veel onderdelen en met name tandwielen waren vernikkeld. Fijnmechanische onderdelen, bijvoorbeeld van projectoren waren gezwart. Grotere onderdelen waren gespoten.


Omdat er te veel gelakte onderdelen waren om deze zelf te spuiten, is hiervoor een extern bedrijf gecontracteerd. Probleem was dat de originele lak niet meer geproduceerd werd. De optische industrie maakte in die tijd gebruik van 2 laksoorten voor haar producten; kristallak en rimpellak. Beide laksoorten waren niet meer te koop. Een grote verffabriek was bereid rimpellak te maken indien er in één keer 200 liter werd afgenomen. Dit leek het beste alternatief en werd dus gekocht. Overige gelakte onderdelen waren in zijdeglans zwart gelakt en dit was relatief eenvoudig opnieuw te doen.

Het externe bedrijf kreeg per keer een aantal bij elkaar behorende onderdelen die in dezelfde lak moesten worden gespoten. Dit konden hele kleine onderdelen zijn, maar ook hele grote en zware zoals de gietijzeren voet van het planetarium.

Als de onderdelen na een paar dagen terug kwamen, kreeg het bedrijf een nieuw aantal te spuiten onderdelen mee.


De onderdelen die vernikkeld waren, kwamen bijna altijd uit aandrijvingen, zoals tandwielen. Hier was het van belang dat de tandwielen na verwijderen van de corrosie, oude nikkellagen en het aanbrengen van een nieuwe nikkellaag weer volledig functioneel waren. Omdat het slechts om een (relatief) beperkt aantal onderdelen ging, werd besloten deze in de instrumentmakerij geheel te behandelen. Na een beperkt onderzoek over vernikkelen werden de benodigde materialen aangeschaft en een kleine vernikkelstraat in bedrijf genomen. Stalen onderdelen werden eerst verkoperd en dan vernikkeld. Messing onderdelen werden direct vernikkeld.


Ook het opnieuw zwarten van onderdelen werd in de instrumentmakerij zelf uitgevoerd. Bij optische onderdelen werd gekeken of het echt nodig was dat deze opnieuw gezwart werden. In veel gevallen gaf een behandeling met was al een voldoende resultaat. Andere onderdelen moesten echt opnieuw gezwart worden. Dicht gebeurde met chemische baden die kant en klaar gekocht konden worden.

Schroeven werden na corrosieverwijdering met warmte en olie weer zwart (blauw) gemaakt.


De lenzen van de planeetschijven hadden de brand redelijk goed doorstaan en konden iets van een projectie uitvoeren. Dit was helaas niet het geval bij de vele lenzen van de grote “bol”.


Nadat alle onderdelen van een groep behandeld waren, kon deze gemonteerd en getest worden. Het was nu nog mogelijk om eventuele slechte werking door onvolkomenheden in bijvoorbeeld de behandelde tandwielen, te herstellen. De restauratieopdracht was om het planetarium weer visueel aantrekkelijk te maken, het was echter de eer van de instrumentmakerij te na om het geheel niet tenminste weer mechanisch werkend te maken. Dit is dan ook gebeurd.


Nadat alle planeetschijven waren gerestaureerd werden deze weer aan elkaar gemonteerd. Zodra ook de voet en de aandrijving gerestaureerd waren is een eerste kleine show van de projectie van de planeten uitgevoerd in een provisorisch donker gemaakte instrumentmakerij. Er is niet gecontroleerd of de planeten wel in de juiste positie ten opzichte van elkaar stonden, maar deze eerste projectie na de brand, gaf een enorme voldoening aan alle aanwezigen; het planetarium was niet dood en kon nog werken.


De restauratie van de grote bol ging ongeveer hetzelfde als die van de planeetschijven. Alles werd gedemonteerd, van corrosie ontdaan en van een nieuwe laklaag voorzien en of gezwart. Op de bol waren veel minder mechanisch werkende onderdelen en was dus relatief veel eenvoudiger. De projectoren van de namen van de sterrenbeelden waren gegraveerd met de betreffende naam. Deze graveringen zijn bij de restauratie gevuld met was om dit duidelijker zichtbaar te maken. De lampjes van deze projectoren waren voor een groot deel kapot. Een speurtocht naar nieuwe lampjes voerde naar de Philips lampenfabriek. Na veel doorverbonden te zijn, kwamen we terecht bij een medewerker die alles wist over deze lampen. Het bleek dat deze lampen nog in een speciale productie gemaakt waren voor het planetarium. Philips had hierbij wel verteld dat dit de laatste productie van deze lampen was en dat het planetarium aangepast moest worden om te kunnen werken met “standaard” lampen. Helaas is in de afgebrande koepel van het planetarium geen doos met reserve onderdelen of lampen gevonden. Zonder aanpassingen zou dit dus niet meer kunnen werken.


Helaas bleken de lenzen van de projecties van de sterrenbeelden en de vlekken van de Melkweg erg te lijden te hebben gehad van de brand. De “dia’s” die de tekening van de Melkweg moeten projecteren waren door de warmte en het vocht onbruikbaar geworden. De kit tussen de lensonderdelen, van de sterren van de Melkweg, was vaak helemaal of gedeeltelijk troebel geworden. Hierdoor waren de lenzen onbruikbaar geworden. Herstel van de lenzen was zeer goed mogelijk, maar dan moest elke samengestelde lens helemaal uit elkaar genomen worden. Nadat de lenzen van elkaar genomen zouden zijn, moesten zij gereinigd worden, eventueel gepolijst en dan uitgericht en opnieuw gekit worden. Hiervoor ontbraken zowel de tijd als de middelen en we waren al verder gegaan als dat de opdracht was. Dit is dan ook niet gebeurd, wel is alles zo geprepareerd dat herstel in de toekomst mogelijk zou moeten zijn.


Op de grote bol zat een kleine bol voor de projectie van de equator en de ecliptica. Bijzonder aan deze bol is dat elke lens voorzien was van een verzwaard mechaniekje, om de lens af te sluiten zodra deze onder de horizon kwam. Restauratie van deze bol leverde geen bijzondere problemen op.


Het planetarium werd aangedreven door 2 motoren. Met een gespecialiseerd bedrijf is gekeken naar de conditie van de motoren en met name of de wikkelingen waren aangetast. De motoren bleken visueel aangetast, maar verder in goede / werkende staat. Wel week de aansluiting af van de gebruikelijke 220V wisselstroom. Het was mogelijk de motoren, door deze opnieuw te laten wikkelen, geschikt te maken voor de normale netspanning. Om het planetarium zo origineel mogelijk te houden is dit niet gedaan en is een speciale voeding aangeschaft.


Tussen de voet, de planeetschijven en de grote bol zit een overbrenging. Deze overbrenging heeft relatief weinig te lijden gehad van de brand. Hij is wel geheel gedemonteerd om hem schoon te maken, te smeren en op juiste werking te controleren. Al gelijk werd vastgesteld dat het een bijzondere overbrenging met een enorme vertraging was. Bij de eerste proef werd getwijfeld of de montage wel op de juiste wijze had plaatsgevonden, want hoe er ook gedraaid werd aan de as van de motor, de andere as bewoog niet. Na de- en hermontage werd een tweede test gedaan. Met een meetklok werd vastgesteld dat de tweede as draaide indien met vol vermogen de eerste werd aangedreven. De overbrenging had echter een verhouding die niet eerder gezien was.


Nadat alle onderdelen waren behandeld kon de projector weer in haar geheel gemonteerd worden. De overbrenging op de voet, de planeetschijven aan de overbrenging en tenslotte de grote en de kleine bol en de schaduwkappen. Ook de motoren werden gemonteerd en uiteraard werd er nog een keer proefgedraaid. Mechanisch werkte alles weer, helaas kon dit niet gezegd worden van het optische deel. Omdat de lampen deels ontbraken en de tijd steeds krapper werd is slechts een heel klein deel van de bedrading aangebracht.


Inmiddels was besloten het planetarium niet tentoon te stellen in het Museon, maar in het naastgelegen Omniversum. Een paar dagen voor de opening van het Omniversum is het Zeiss planetarium hierheen verhuisd en in de centrale/ontvangst hal opgesteld.

Op 7 december 1984 werd het Omniversum geopend door A.G. Sijthoff, de zoon van A.W. Sijthoff.


Het Zeiss planetarium heeft een paar jaar in het Omniversum tentoongesteld gestaan. Hierna is het ingepakt in het depot van het Museon opgeslagen.


In 2017 is door enthousiaste planetarium liefhebbers een onderzoek gedaan of het planetarium weer volledig gebruikt zou kunnen worden. Omdat het planetarium mechanisch en visueel al in de 80er jaren gerestaureerd was en nog steeds in goede staat is, moest vooral het optische deel aangepakt worden. Met behulp van vele uren van vrijwilligers is het gelukt om ook het optische deel zodanig te herstellen dat er weer projecties mogelijk waren.

In 2019 zijn in De Museum Fabriek in Twente, ter gelegenheid van de tentoonstelling “200 jaar Astronomie en Planetaria” verschillende projectievoorstellingen gegeven.

Geprobeerd wordt een meer permanente opstelling in samenwerking met het Museon te realiseren.