Gebruiker:Courgette/Aanval op de Hindenburglinie (1918)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De Slag om de Hindenburglinie was een cruciale geallieerde aanval tijdens de Eerste Wereldoorlog, die tussen 29 september en 2 oktober 1918 plaatsvond. Britse, Australische en Amerikaanse concentreerden de gehele aanval op de Siegfriedstellung van de Hindenburglinie. Onder leiding van de Australische generaal sir John Monash, werd de "onneembare" linie (zo genoemd door de Duitse propaganda) voor het eerst doorbroken en werden alle doelstellingen bereikt, ondanks hevige Duitse weerstand. Dit overtuigde de Oberste Heeresleitung ervan dat de totale overwinning een onmogelijke zaak was geworden.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Slag bij Havrincourt op 12 september 1918 en de Slag bij Epehy zes dagen later had de Duitse generaal Georg von der Marwitz verwacht dat de geallieerden bij een volgende aanval tussen Le Catelet en Bellicourt de Hindenburglinie zouden proberen te doorbreken, omdat het Saint-Quentinkanaal daar, in tegenstelling tot het noorden en het zuiden van dit gebied, ondertunneld was. De aanvallers zouden hierdoor minder last hebben van natuurlijke obstakels. Hier waren de overgebleven Duitsers vooral hier geconcentreerd. Verrassend: de Britten vielen met het 4de Leger ook ten zuiden aan bij Riqueval.

Het 3de Britse Legerkorps zou bij Le Catelet aanvallen, de 3de Australische Divisie bij Bony, de 5de Australische Divisie bij Bellicourt en het 9de Britse Legerkorps bij Bellenglise. Voor de laatste eenheid zou het alles of niets worden: men moest het Saint-Quentinkanaal, dat met de oevers van vijf meter hoog een onoverkomelijk obstakel was, oversteken. Slechts één brug was nog niet vernietigd: de Riquevalbrug. Enkel als deze veiliggesteld zou worden, was succes mogelijk.

De verovering van de Riquevalbrug[bewerken | brontekst bewerken]

Op 29 september 1918, om 5.50 uur, vielen de Australiërs en de Amerikanen aan met in totaal 150 tanks. Tegenover hen stonden delen van het Duitse 18de Leger onder leiding van Oskar von Hutier en het Tweede Leger onder leiding van Georg von der Marwitz (vanaf 22 september onder generaal von Carlowitz). De flanken van de aanvallers werden gedekt door het Franse Eerste Leger in het zuiden en in het noorden door de Britse 46ste Divisie. Ondanks het grote gevaar van een verovering van de essentiële Riquevalbrug, was deze nog niet opgeblazen, om de enkele Duitse troepen aan de westkant van het kanaal te kunnen bevoorraden. De genie had wel al springladingen geïnstalleerd. Het kanaal en de brug waren onderdelen van de Hindenburglinie, een voor die tijd een moeilijk te nemen verdedigingswerk.

Rond de plaats van de aanval hing er een dikke mist, veroorzaakt door geallieerde rookgranaten, waardoor de verdedigers een slecht zicht hadden op de situatie. Dit gunstige moment werd uitgebuit door Kapitein A.H. Charlton met zijn 1/6 Bataljon, onderdeel van de 137ste Brigade (deel van de 46ste Divisie. Met slechts 9 officiers en ongeveer 100 man verraste hij de bewakers van de brug volledig en verwijderde de explosieven. Na dit initiële succes kwam de rest van de 137ste Brigade daar ook aan. Ze veroverden alle posities ten westen van het kanaal en staken het later op de dag over. Het Duitse opperbevel besefte dat deze situatie uitzichtloos was. Sommige van hun eenheden boden goed verzet, m