Gebruiker:Gerdevries

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Oorkonden van Thibaut van Fouron en Guda van Valkenburg.

Aktes van 31-3-1125 Ernst. Witham, elk met toebehoren, in dezelfde vrijheid en hetzelfde recht als haar vader aan het eind van diens leven, wat betreft bedienden {/horigen}, dienstmaagden.In de naam van de heilige en ondeelbare Drieëenheid. Wij Heinricus door de gunst van de goddelijke welwillendheid de vierde verheven keizer der Romeinen, oordelen dat het juist is en geloven dat het voor God en de mensen geaccepteerd is dat wij kerkelijke vermogens die zijn overgedragen door de opdracht van gelovigen volgens goddelijke gebruiken met keizerlijk rechtsgezag en autoriteit bevestigen en beschermen, en met de machtiging van het koninklijk zegel voor altijd tegen elke controverse sterken, waarom alle christengelovigen zowel die in de toekomst zijn als die het huidige zullen zien moeten weten, dat Guda een edele vrouw en eerbiedwaardige weduwe, overeenkomstig de wil van God beroofd van de vrucht van haar schoot, voor zich en haar zaken als opvolger koos de heilige Jacobus, de broer van de Heer, wiens kerk {klooster} is gelegen op het eiland van Luik. Daarom droeg zij aan deze kerk {klooster} twee allodia over, waarvan het ene is Meira (Eyra), het andere wordt genoemd Witham, elk met toebehoren, in dezelfde vrijheid en hetzelfde recht als haar vader bezat aan het eind van diens leven, wat betreft bedienden {horigen}, dienstmaagden, dienstverleningen, wateren, hooiland en bossen. Zij (Guda) bevestigde ook bij deze overdracht dat die 40 solidi aan wascijns die zij had afgekocht uit handen van Wedericus op de volgende manier moesten worden verdeeld. Zeven solidi op de jaarlijkse sterfdag van haar vader; zeven op de jaarlijkse sterfdag van haar moeder; vijf op de jaarlijkse sterfdag van haar heer Arnulphus {van Loon}; elf op haar eigen sterfdag, waarvan twee verdeeld moesten worden tot aalmoes voor de armen en de overige negen besteed voor de verkwikking van de broeders. Nog tien schellingen schreef ze voor om een kaars te kopen voor elke nacht. Ook stelde ze in bij deze overdracht dat de gedachtenis van sint Servaas in die kerk {dat klooster} eeuwig moest worden gevierd, waarbij de broeders die aan deze plechtigheid meededen uit het allodium Witam zeven solidi zouden krijgen uitgereikt en wat er overbleef voor de wijn van de broeders was bestemd. Als voogd voor beide allodia stelde ze haar broer Arnulphus {van Rode} aan, met deze voorwaarde krachtig geponeerd dat hij zich bij haar leven op generlei wijze mocht inlaten met dit voogdschap zonder haar toestemming, dus geen enkel dienstbetoon aannemen; wanneer zij echter zou zijn overleden mocht hij eraan komen wanneer de abt voor zich zou bepalen dat hij nodig was, en zonder verzoek van de abt moest hij ervan verzekerd zijn dat hij nergens aan mocht komen. Maar of hij nu moest komen of niet, hij zou van de drie algemene reserves {of bijeenkomsten?, placita} in Eyra drie solidi hebben van elk 12 denariën, maar in Witham niets behalve een sextarius wijn van drie denariën. Hij mocht nergens een volgende voogd aanstellen en voor eeuwig mocht niemand zijn erfgenaam zijn. Deze overdracht is gedaan door de handen van deze Guda en die van Arnulphus {van Fouron} haar schoonbroer aan Arnulfus Graaf van Loon, voogd van Sint Jacob. De getuigen van de overdracht van Eyra waren degenen van wie de namen hieronder staan geschreven, Theodericus broer van graaf Arnulphus (van Loon), Cono de Boers, Gerardus de Horpala. Borgen van Witham waren Julianus de Wahart, Arnulphus de Streis, Cuno de Werinis, getuigen Waltherus de Bullione, Hugo de Daulas. Ik dan door Gods genade verheven keizer der Romeinen heb, nu ik de paasdagen in Luik ben, op verzoek van de eerbiedwaardige Adelbero bisschop van Luik en Olbertus abt van de Sint Jacobus kerk {klooster} aldaar, en mijn getrouwe Arnulphus graaf van Loon, haar voogd, het bovengenoemde getuigenis van de genoemde overdracht, opdat het geldig blijft en ongeschonden, met de machtiging van mijn teken en mijn zegel bevestigd. En door het getuigenis van zoveel en deze mannen is het medebevestigd, van wie de namen hieronder staan geschreven: Adelbero bisschop van Luik, Godeboldus bisschop van Utrecht, Henricus bisschop van Verdun, Andreas proost van Sint Lambertus, Philippus proost van Maastricht, Alexander en Steppo (Fouron) aartsdiakens, Reinzo, Arnulphus, Reinbaldus, Wido, kanunniken, Tietbaldus markgraaf, Godefridus graaf van Namen, Berengerus graaf van Sorbach, Arnulphus graaf van Loon, Gerardus graaf van Wassenberg, Wilhelmus graaf (Dalhem), Lambertus graaf (Montaigu), Gerardus broer van Goswinus (Heinsberg), Wigerus voogd van Sint Lambertus, Arnulphus van Rode, Wenricus de Calvo Monte, Otto zoon van Gilebertus de Duraco (Duras), Arnulphus de Erseloh (Elsloo), Lambertus broer van Henricus (van Montaigu-Cuyck) uit het gevolg van de keizer, Heinricus Houveth, Folmarus, Ricardus, Ludovicus en vele anderen. In het jaar van de goddelijke vleeswording MCXXV, in de derde indictie, in het jaar van het keizerlijk gezag van heer Henricus keizer der Romeinen XV. Gedaan te Luik op gelukzalige wijze in naam van de Heer op de dag voor de kalende van april.

XXXVIII OVERDRACHT van COLOMBIER , BILISTEN en PRAEDIAM STRUONE In de naam van de heilige en ondeelbare Drieëenheid. Wij Heinricus door de gunst van de goddelijke welwillendheid de vijfde verheven keizer der Romeinen, oordelen dat het waardig is zowel om het huidige leven door te gaan als om het toekomstige leven op gelukzalige wijze te verwerven en twijfelen er niet aan dat dit van toekomstig nut zal zijn om overeenkomstig gerechtigde verzoeken van onze getrouwen kerkelijke vermogens zowel van onjuiste waandenkbeelden van wlens macht dan ook te bevrijden als -daarvan bevrijd zijnde- te vermeerderen, en deze beschermde vermeerderingen ook zeer krachtig met koninklijk edict te bevestigen, waarom wij wensen dat aan alle liefhebbers van gods en onze naam zowel in de toekomst als in het heden dit volstrekt duidelijk is, omdat Thiebaldus van Voeren, een ‘vir ingenuus’ {dit is een bepaalde status, lagere adel, iets als edelvrije} toen hij aan zijn levenseinde kwam opdroeg aan zijn uiterst trouwe echtgenote en zijn neef Arnulphus {van Elsloo de Kruisvaarder} dat ze zijn lichaam bij Sint Jacob op het eiland van Luik zouden begraven, en twee praedia namelijk Colombier en Bilistein aan de kerk {het klooster} van de heilige apostel zouden overleveren ter verlossing van zijn ziel, en omdat zijn al genoemde vrouw en neef na diens overlijden, de opdrachten van hem getrouw opvolgend, op de dag waarop hij begraven is die twee praedia aan de kerk {klooster] van Sint Jacob via de handen van voogd Arnulphus, te weten de graaf van Loon, tegen eeuwig recht overdroegen met alle toebehoren die bij deze praedia hoorden namelijk huishouden {/horigen}, akkers, hooilanden, weilanden, bossen, wateren, onder de bepaalde wet en met het recht als waartegen hij het toen hij nog leefde had verworven, en wel op die manier dat elk allodium van ieders extern machtswoord of beschikking volkomen vrij is en immuun, maar dat zijn neef Arnulphus met toestemming van abt en broeders de voogdij van beide praedia aan zich hield, echter niet op een manier dat hij ooit zeggenschap of dienstbaarheid daar heeft, niet binnengaat of buitengaat of zich ergens mee bemoeit, maar slechts zo dat hij voor de ziel van zijn oom {avunculus’ Oudoom} Tiebaldus, dit goed als het nodig is tegen elke aanvaller beschermt volgens het recht van een voogd. Deze overdracht nu heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van heer Otbertus bisschop van Luik en veel van de hoogste primaten van ons rijk, van wie de namen ter bekrachtiging hieronder zijn opgeschreven, namelijk graaf Cono, Wilhelmus voogd van Luik, Renerus voogd van Sint Lambertus, Gillebertus de Granes, Wolbertus de Woldeymont, Godefridus de Sineys, Bovo de Wahart, Engo zijn zoon, Bovo de Braz, Walterus de Bullione, Balduinus zoon van Ebulo de Forselis, Gilebertus de Haret en vele anderen. Nadat aldus deze overdracht via wettige handelingen had plaatsgevonden, droeg de eerbiedwaardige Guda gedachtig en bekommerd om het heil van haar overleden echtgenoot, nog een derde praedium genaamd Struone , gelegen aan de overkant van de Moezel, voor diens ziel via de handen van dezelfde graaf Arhulphus over aan Sint Jacob met alle toebehoren, huishouden {/horigen}, akkers, wijngaarden, hooilanden, weilanden, wateren, bossen; de voogdij erover hield ze niet voor zichzelf, en ze stelde niet de voornoemde Arnulphus aan of een ander, maar droeg dit over vrij van elke externe rechtsmacht of voogdij, opdat de kerk {het klooster} dit aan iemand naar vrije keuze kon toevertrouwen die in staat was om in die gebieden bescherming en verdediging te bieden. Van deze tweede overdracht zijn getuigen: Willelmus voogd van Luik, Willelmus de Herencenes, Wilelmus de Daveles, Arnulphus de Lentres, Cuno de Herdines, Arnulphus de Roden en zijn twee zoons Arnulphus en Gilebertus, Franco de Castren en meerdere anderen. Ik dan Henricus bij Gods genade verheven keizer der Romeinen, nu ik Pasen in Luik vier { mogelijk zijn een paar woorden weggevallen, getuige de puntjes}, heb op eervol verzoek door de eerbiedwaardige bisschop van die stad Albero en Olbertus abt van de kerk {klooster} Sint Jacob aldaar, en mijn getrouwe Arnulphus, Graaf van Loon, voogd daarvan, de voornoemde overdrachten zoals die zijn opgeschreven bekeken en goedgekeurd, en heb ze met mijn teken en mijn zegel tegen controverse voor altijd bevestigd, terwijl erbij stonden, het zagen en dit goedkeurden vele en zeer hoge primaten van mijn rijk van wie de namen ter bekrachtiging hiervan hieronder zijn opgeschreven: Adelbero bisschop van Luik, Godeboldus bisschop van Utrecht, Henricus bisschop van Verdun, Andreas proost van Sint Lambertus, Phillippus proost van Maastricht, Alexander en Steppo aartisdiakens; Reinzo, Arnulphus, Reinbaldus, Wido kanunniken; Tiebaldus markgraaf, Berengerus graaf van Sozbach, Arnulphus graaf van Loon, Gerardus graaf van Wassenberg, Willelmus graaf, Lambertus graaf, Wigerus voogd van Sint Lambertus, Arnulphus de Rode, Werricus de Calvo Monte, Otto zoon van Gilebertus de Duraco, Arnulphus de Erseloch, Lambertus broer van {H}Wenricus uit het gevolg van de keizer, Heinricus Louvech, Folmarus, Richardus, Ludovicus en vele anderen. In het jaar van de goddelijke vleeswording MCXXV, in de derde indictie. In het jaar echter van het keizerlijk gezag van heer Henricus verheven keizer der Romeinen XV. Gedaan te Luik op gelukzalige wijze in naam van de Heer op de dag voor de kalende van april.

Enige opmerkingen:

Bij de eerste oorkonde treed Arnold van Rode op als haar Advocaat en is getuige Arnold van Fouron zijn broer en bij de tweede oorkonde treed Arnold van Elsloo als zijn voogd op!

Meira (Eyra), het andere wordt genoemd Witham, elk met toebehoren, in dezelfde vrijheid en hetzelfde recht als haar vader bezat aan het eind van diens leven, Bruno van Hengebach wordt in een oorkonde genoemd in het bezit te zijn van Cartils-Wittem zoals voor hem Luizone van Fouron. Bron Lacomblet. G.Rothof schrijft in zijn studie over Lotharingen dat Bruno Graaf van Heimbach 2 boerderijen bezat nl te Epen en Wittem-Cartils en te Epen (Alpine). Dit vermeld in het dodenboek van de Mariakerk te Aken.

De enige twee kinderen en dochters van Godizo, Ermintrudis en Irmingardis waren beide in bezit van een deel van Oud Valkenburg . Het zijn bevestigingen, de schenkingen zelf kunnen al veel eerder hebben plaatsgevonden. Er wordt gesproken over van het testament Thibaut van 1125, maar Thibaut was al in 1106 dood. De kroniek van St Hubert vertelt immers dat Cono van Montaigu stierf in 1106 en dat hij nog aan het graf van Thibaut van Voeren had gestaan. Mogelijk de Cono van Loon- Duras omdat Boeren van Thibaut van Montaigu afstamming uit ging? Dat Guda geen kinderen had met Thibaut staat in de eerste oorkonde. Maar het is niet bij voorbaat een uitgemaakte zaak dat zij deze wel mogelijk uit het vorige huwelijk had Siegfried van Wahlbeck. Bron; R.G.Hucke, die grafen von Stade,1956 blz 26.

Godizo zijn echtgenote zou volgens Henk Verdonk een dochter van Gevehard / Gehard zijn geweest. Otto I van Zutphen had een broer Gebhard/Gevehard met een dochter Ermintrudis en dit was Ermintrudis van Kinziggau, deze zou dan Godizo's 1e echtgenote kunnen zijn geweest en was een nicht van graaf Otto II van Zutphen. Bron; Volgens het latere Memorieboek van de kerk van Rees zou Irmengardis de Heilige een (achter) nicht van graaf Otto van Zutphen zijn. Emintrudis haar oom was Otto I van Hammerstein ( Heer te Zutphen 1025-1035, Graaf in der Wetterau 1016, Engersgau 1019 - 1022, Kinziggau - Henneberg) Dit is ook het geslacht van de Konradiner familie waar Laurenburg uit voortkomt en we later bij de Heilige Irmingardis Rupert van Laurenburg met Walterus van Heimbach als getuigen zien optreden. De Konradiner waren op dat tijdstip een uitstervende familie waardoor de Gauen via lijnen terug versprongen de Gau was de Ufgau waardoor de lijnen bij Laurenburg uiteindelijk uitkwamen.