Naar inhoud springen

Gebruiker:Hajonides/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Marijke Spies[bewerken | brontekst bewerken]

Marijke Spies (Eindhoven, 5 augustus 1934 – Amsterdam, 12 mei 2013) was een Nederlands letterkundige en schrijfster.

Spies was als hoogleraar historische letterkunde verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en .......

Familie[bewerken | brontekst bewerken]

Marijke Spies was de oudste van twee dochters van Maarten Spies (1900-1978), elektrotechnisch ingenieur, en Gijsbertha Hooijkaas (1903-1979). Vanaf 1985 had Haar grootvader aan moederskant was de architect Barend Hooijkaas jr. (1855-1943). Spies had sinds 1985 een relatie met de taalkundige Cecile Arine Portielje (geb. 1943).

Leven en werk[bewerken | brontekst bewerken]

Marijke Spies groeide op in Eindhoven en deed hbs-b aan het Lorentz Lyceum. Na haar eindexamen verbleef ze een jaar in Brussel om Frans te leren. In 1952 begon ze aan een studie bouwkunde in Delft, maar kwam al snel tot het inzicht dat er geen architect in haar schuilging. Na een wereldreis, culminerend in een verblijf van vier maanden in Florence, deed ze het staatsexamen Nederlands.

In 1954 ging ze Nederlands studeren aan de Universiteit van Utrecht, waar W.A.P. Smit haar leermeester werd. Op aanraden van Sonja Witstein stapte Spies over naar de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1958 was ze kandidaat-assistent bij de hoogleraar Wytze Gs Hellinga. In 1961 studeerde ze af en in 1962 werd ze benoemd als staflid bij neerlandistiek aan de Universiteit van Amsterdam, met oudere letterkunde als specialisatie.

Al vroeg had Spies bijzondere interesse voor de methodologie van de literatuurgeschiedenis. In 1973 publiceerde ze in de Spektator het artikel ‘De krisis in de historische Neerlandistiek’. Vier jaar later werkte ze in een discussie met haar leermeester Smit haar visie uit in het artikel ‘Een schetsmatig ontwerp van een literatuurhistorisch stelsel van hypothesen dat de toets van de wetenschapstheorie kon doorstaan’, dat in drie delen verscheen in de Spektator (1977-1978).

In 1979 promoveerde Spies bij de hoogleraar E.K. (Eddy) Grootes op Argumentatie of bezieling. Een aanzet tot een literatuurhistorische probleemstelling met betrekking tot de Nederlandse letterkunde uit de eerste helft van de 17e eeuw. Na haar promotie bouwde Spies een omvangrijk wetenschappelijk oeuvre op. Ze publiceerde baanbrekende studies over renaissance-retorica en -poëtica en over tal van zestiende- en zeventiende-eeuwse schrijvers, onder wie Joost van den Vondel en Roemer Visscher.

Mede op initiatief van Spies kwamen diverse samenwerkingsverbanden van de grond. Zo was ze in 1985 medeoprichter van het interdisciplinaire samenwerkingsverband De Zeventiende Eeuw. Van 1985 tot 1991 was ze redactiesecretaris van het gelijknamige tijdschrift.

In 1992 werd Spies benoemd tot buitengewoon hoogleraar Geschiedenis van de rhetorica aan de Universiteit van Amsterdam en in 1994 tot (gewoon) hoogleraar voor de Oudere Nederlandse letterkunde tot 1770 aan de eveneens in Amsterdam gevestigde Vrije Universiteit. Ter gelegenheid van haar zestigste verjaardag kreeg ze de bundel Klinkend boeket aangeboden, met bijdragen van collega's.

Spies was groot voorstanders van een interdisciplinaire en naar buiten gerichte onderzoekscultuur. Dit culmineerde in 1999 in het vuistdikke boek 1650. Bevochten eendracht (samen met Willem Frijhoff), als onderdeel van het NWO-project De Nederlandse cultuur in Europese context. Bij haar emeritaat werden de Engelstalige studies van Spies gebundeld in Rhetoric, rhetoricians and poets. Studies in Renaissance poetry and poetics.

Midden jaren zeventig naam Spies plaats in het bestuur van de Vakbond voor Arbeiders in het Wetenschappelijk Onderwijs (VAWO). In dezelfde tijd werd ze lid van de CPN, ondanks haar bezwaren tegen het Russische communisme. Ze bezocht partijvergaderingen en colporteerde met De Waarheid. Ze bleef lid tot de CPN opging in GroenLinks.

Na haar emeritaat werd Spies voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen (2001-2004). Ook zat zij in de besturen van de P.C. Hooftstichting en het Letterkundig Museum (2009) en fungeerde zij als voorzitter van de jury van de Gysbert Japicxsprijs (2004). Voorts werkte zij mee aan de Geschiedenis van Amsterdam (2004).

Al in haar jonge jaren had Spies een roman geschreven, waarvoor zij echter geen uitgever had kunnen vinden. In 2004 debuteerde zij alsnog met de roman Een onschuldige familie, een familie-epos met alle dramatische hoogtepunten van de twintigste eeuw. De roman werd positief ontvangen. Twee jaar later verscheen haar tweede roman, Tegen de stilte. De zuinige ontvangst hiervan zette haar aan tot revanche, maar die kwam er niet: drie manuscripten, waaronder een roman over de zestiende-eeuwse kunstenaar Dirck Volkertsz. Coornhert, vonden geen uitgever.

Na een jarenlange ziekte stierf Marijke Spies op 12 mei 2013 in haar woonplaats Amsterdam.

Betekenis[bewerken | brontekst bewerken]

Marijke Spies was bekend als een inspirerende docent, die velen de liefde voor oude Nederlandse teksten bijbracht. Als wetenschapper was ze baanbrekend door aandacht te vragen voor niet-literaire teksten en een interdisciplinaire benadering. Daarnaast was ze een strijdbaar bestuurder die de belangen van studenten, de vakgroep en de wetenschappelijke gemeenschap te vuur en te zwaard verdedigde. Decennialang was ze daarmee voor velen een boegbeeld van de neerlandistiek.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

Wetenschappelijk werk (keuze)[bewerken | brontekst bewerken]

  • ‘De krisis in de historische Neerlandistiek’. Spektator (1973).
  • ‘Een schetsmatig ontwerp van een literatuurhistorisch stelsel van hypothesen dat de toets van de wetenschapstheorie kon doorstaan’. In: Spektator (1977-1978).
  • Argumentatie of bezieling. Een aanzet tot een literatuurhistorische probleemstelling met betrekking tot de Nederlandse letterkunde uit de eerste helft van de 17e eeuw. Proefschrift. 1979.
  • Rhetoric, rhetoricians and poets. Studies in Renaissance poetry and poetics. Amsterdam, 1999.
  • Zo veel te beleven. De cultuur van het verleden als uitdaging voor de toekomst. Afscheidscollege VU. Amsterdam, 1999.
  • Marijke Spies en Willem Frijhoff, 1650: Bevochten eendracht. De Nederlandse cultuur in Europese context. M.m.v. Wiep van Bunge en Natascha Veldhorst. Den Haag, 1999.
  • ‘Art or nature? Womanly ways to literature.’ In: Suzan van Dijk, Lia van Gemert en Sheila Ottway, Writing the history of women's writing: toward an international approach. Amsterdam, 2001, p. 35-46.
  • ‘Friese literatuur en de Nederlandse canon in de zeventiende eeuw.’ In: P. Boersma, Ph.H. Breuker, L.G. Jansma en J. van der Vaart (red.), Philologia Frisica anno 1999. Lêzingen fan it fyftjinde Frysk Filologekongres 8, 9 en 10 desimer 1999. Ljouwert, 2000, p. 280-296.
  • ‘Rederijkers in beroering: religie en politiek bij de Hollandse rederijkers in de eerste decennia van de zeventiende eeuw.’ In: Fred de Bree, Marijke Spies en Roel Zemel (red.). ‘Teeckenrijcke Woorden’ voor Henk Duits. Opstellen over literatuur, toneel, kunst en religie, meest uit de zestiende en zeventiende eeuw. Amsterdam/Münster, 2002, p. 59-76.
  • ‘De klaroenstoot van Smit. Over de geboorte en groei, en misschien ook de neergang van een onderzoekstheorie.’ In: Spiegel der Letteren 44 (2002), 1, p. 3-8.
  • Kunsten en wetenschappen op de troon. Culturele hoofdstad 1578-1713.’ In: Willem Frijhoff en Maarten Prak (red.), Geschiedenis van Amsterdam. Centrum van de wereld 1578-1650. Amsterdam, 2004, p. 299-383.
  • ‘Lodewijk Meijer en de hartstochten.’ In: Paul Hoftijzer en Theo Verbeek (red.), Leven na Descartes. Zeven opstellen over ideeëngeschiedenis in Nederland in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Hilversum, 2005, p. 38-53.
  • ‘Spook spreekt een woordje terug.’ In: Spiegel de Letteren 51 (2009), nr. 4, p. 495-501.

Een volledige lijst van publicaties tot 1999 is opgenomen in Rhetoric, rhetoricians and poets, 1999, p. 157-162. De belangrijkste publicaties na 1999 staan genoemd in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 2012-2013, 2014, p. 137-148.

Romans[bewerken | brontekst bewerken]

  • Een onschuldige familie. Amsterdam, 2004.
  • Tegen de stilte. Amsterdam, 2006.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Annette Portegies, ‘“Ik vraag me wel eens af of lezen gezond is voor de mensen”. Een gesprek met Marijke Spies’. In: Literatuur 10 (1993) nr. 5, p. 287-290.
  • Ischa Meijer, [radio-interview], 21 februari 1993.
  • Christie de Wit, ‘De hoogleraar: als ik met het ene bezig ben roept het andere ik wil ook’. In: Ma’dam 9 (1994) nr. 4, 8-9.
  • Henk Duits, Arie Jan Gelderblom en Mieke B. Smits-Veldt, Klinkend boeket. Studies over renaissancesonnetten voor Marijke Spies. Hilversum, 1994.
  • Maarten Brock en Edwin Lucas, ‘Het wordt tijd voor een Deltaplan voor de universitaire neerlandistiek’. In: VakTaal 8 (1995) nr. 3-4, p. 1 en 3-6.
  • Radio-interviews: OVT, 23 juli 2000; Een leven lang, 17 januari 2002; Kunststof, 5 mei 2004.
  • Eddy Grootes, ‘Ter nagedachtenis van Marijke Spies (1934-2013)’. In: De Zeventiende Eeuw 29 (2013), p. 146-147.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]