Naar inhoud springen

Gebruiker:JeffreyMiddelveld/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

<C>-ABCDE protocol

Het <C>-ABCDE protocol betreft het medisch protocol dat het Nederlandse Ministerie van Defensie hanteert om gewond personeel van medische hulp te voorzien, tot het moment dat er hoger medisch personeel ter plaatse is (AMV'er: een algemeen militair verpleegkundige of een Medic).

Ieder protocol zal beginnen met een TMT (toestand, melding, triage). De toestand is bepalend voor de plaats waar het medisch personeel zal handelen. In een scenario waarin er nog een gevecht gaande is (CUF: care under fire), zal de gewonde eerst naar een plek worden geholpen waar het veilig is om te handelen (TFC: tactical field care). De melding kan zowel door het medisch personeel in een groep (vaak een CLS'er: combat life saver of een PTLS'er: post traumatic life support/saver), maar kan ook door een eventueel aanwezige buddy worden gedaan, zodat de CLS'er meteen het protocol in kan, om op die manier geen tijd te verliezen. Triage is enkel van toepassing, mits er meer dan één gewonde ter plaatse in. Hierin wordt, aan de hand van de ernst van de verwonding(en), besloten welke gewonde als eerst de medische hulp zal ontvangen.

<C>, Catastrofale bloeding: - Dit is/zijn bloedingen die levensbedreigend zijn en zonder hulp, binnen 2 minuten fataal. Een gewonde met een <C>-probleem zal altijd als eerste de medische zorg krijgen, mits de gewonde in kwestie niet instaat is zichzelf te voorzien van hulp, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een CAT (tourniquet) of tijdelijk een drukpunt/directe druk op de wond. Overigens worden de vier vragen gesteld om te constateren waar de gewonde allemaal last heeft:

1. Wat is er gebeurd? 2. Waar heb je pijn? 3. Heb je nog ergens ander pijn? 4. Heb je last van je nek? > Indien de gewonde hierop 'ja' antwoordt, dien je de volgende twee vragen te stellen: 4a. Heb je last van tintelingen in je ledematen? 4b. Kun je je ledematen bewegen? > Dit om erachter te komen of je de nek van de gewonde dient te fixeren/immobiliseren, door middel van bijvoorbeeld de Zäch-methode. Mocht de gewonde bewusteloos zijn bij het aantreffen en je weet niet wat er exact gaande is en twijfelt over het immobiliseren van de nek, wordt er altijd voor gekozen dit wel te doen en te wachten op het hoger medisch personeel.

A, Airway: - Bij de airway wordt er gekeken of de luchtvrij is door middel van de gewonde te laten praten (indien bij bewustzijn) of zijn mond te openen en zijn tong uit te steken. Mocht de gewonde iets in zijn mond hebben, wordt hem verzocht het uit te spugen. Tevens wordt er naar bijgeluiden geluisterd, kort samengevat: 1. Piep: Kan een hard opject in de luchtweg zijn, of vernauwing van de luchtweg door bijvoorbeeld blaarvorming door het inademen van hete lucht of het inademen van toxische chemicaliën. 2. Rochel: Dit betreft vrijwel altijd een vloeistof. Dat kan water zijn, braaksel en/of bloed. 3. Snurk: Hierbij is de tongbasis verslapt en zal naar achter zakken tegen het zachte verhemelte. 4. Heesheid: In vrijwel alle gevallen van heesheid is het begin van een verbrande luchtweg door het inademen van hete lucht of toxische chemicaliën. In de luchtweg ontstaan er dan kleine blaasjes. Dit kan uiteindelijk, in een later stadium, overgaan op een lichte piep.

Afhankelijk van of een gewonde bij bewustzijn of bewusteloos is, zal er uiteraard anders gehandeld worden. Een bewusteloze gewonde zal niet tegen je spreken, en dus is het van belang dat het medisch personeel de luchtweg van de gewonde zelf vrij maakt door middel van een jawthrust of chinlift toe te passen en eventuele obstructie te verwijderen, door met twee vingers zijn mond leeg te spatelen. Voor bijvoorbeeld een terugkerende snurk, kan er voor worden gekozen de gewonde in de stabiele zijligging te leggen, zodat de tong weer terug naar voren glijdt en de gewonde dus niet kan stikken. Voor de CLS'er, een gevechtsopgeleide militair met een medische nevenfunctie, zal ervoor kiezen om een NPA (nasopharyngeal airway kit) via de neus of een OPA (oropharyngeal airway kit) via de mond te plaatsen, zodat de gewonde niet zal stikken. In veel gevallen wordt de OPA niet geaccepteerd, omdat deze variant snel braakverschijnselen kan opleveren.

B, Breathing: - Hierbij wordt een gewonde die bij bewustzijn is, gevraagd of hij tot 10 kan tellen in één ademteug of 2 keer diep kan doorademen. Wanneer dit niet het geval is, zal er meteen een borstonderzoek worden gestart. Bij een bewusteloze gewonde wordt er geluisterd naar de frequentie waarin hij ademt per minuut. Dit wordt 15 seconden geïnspecteerd en vermenigvuldigd met 4, om zo op het totaal aantal ademhalingen uit te komen. De waarden worden zo samengevat: 1. 1-8: Bradypneu, te langzame ademhaling. Kan door onderkoeling of bijvoorbeeld een aandoening in de hersenen (hersenstam). 2. 9-29: Normopneu, goede ademhaling. Hierbij is geen borstonderzoek nodig. 3. 30+: Tachypneu, te snelle ademhaling. Betreft een aandoening aan de longen door bijvoorbeeld een borstwond door een schot, een pneumatorax, spanningspneumathorax of een fladderthorax. 4. 0: Apneu, klinisch gezien overleden.

Wanneer de gewonde bewusteloos is, zal het medisch personeel overgaan op KVL (kijken, voelen, luisteren). Bij een borstonderzoek wordt er uitgebreid gezocht naar inschoten, uitschoten en overig letsel aan de borst, zij of rug. In een gewoon ZHKH-protocol zal er enkel een chestseal worden geplaatst met het ventiel op de wond, zodat de lucht van buitenaf niet de wond in kan. Een CLS'er en hoger opgeleid medisch personeel zal ervoor kiezen een ARS-naald, een decompressienaald, te plaatsen wanneer de chestseal alleen niet voldoende of geen resultaat oplevert. De decompressienaald wordt geplaatst tussen de 2e en 3e rib, mid-claviculair gezien (gemeten vanaf midden sleutelbeen), meestal is dat rond de lijn waar de tepel zich bevindt. Vooral bij een pneumathorax en spanningspneumathorax wordt deze methode toegepast, omdat in beide gevallen het longvlies van het borstvlies gekomen is en de holte er tussen in (de pleuraholte) volstroomt met lucht die nog via de longen, de holte wordt ingepompt. Bij te veel druk zal de kapotte kant opzetten en het hart met de goed werkende long in de verdrukking helpen, waardoor het hart niet meer in staat zal zijn voldoende zuurstof te pompen naar de hersenen, de maag, de lever en de nieren. Dit zal uiteindelijk uitval van organen (kunnen) betekenen. Na het plaatsen van deze naald, zal de gewonde zich snel opgelucht voelen. Ook kan het zijn dat de gewonde, door bijvoorbeeld een explosie of na geraakt te zijn door een groter kaliber wapen, een fladderthorax oploopt. Dit betreft meerdere losliggende segmenten van de ribben. Kenmerkend hieraan is dat de kapotte kant een paradoxale beweging maakt (wanneer de gewonde inademt, krimpt de kapotte zijde en wanneer hij inademt, zet het uit), een tegenovergestelde beweging. Dit kan echter niet worden verholpen door een CLS'er of PTLS'er en in dat geval zal de gewonde, mits bij bewustzijn, worden gevraagd de gewonde kant zelf te ondersteunen, om zo de kans op alsnog een (spannings)pneumathorax te verkleinen of te voorkomen.

C, circulation: - Als eerst wordt er gekeken of de eerder aangebrachte middelen (tourniquet, chestseal en/of ARS-naald) nog staan, om er zeker van te zijn dat er niet complicaties voorvallen die hierdoor voorkomen hadden kunnen worden. Ook wordt er gezocht naar overige bloedingen die wellicht niet levensbedreigend zijn, maar zeker wel de nodige hulp vereisen. In het standaard ZHKH-protocol zal er hierna worden gezocht naar de hartfrequentie van de gewonde, door middel van het voelen van de radialis in de pols. Mocht dit niet lukken, wordt de carotus in de hals als alternatief gebruikt. Deze frequentie wordt ook 15 seconden geteld en vermenigvuldigd met 4. Een CLS'er of hoger zal enkel de pols voelen en controleren of er überhaupt een hartslag is. Wanneer dit niet het geval is, zal er een infuus worden geplaatst met 250ml colloïde tot een max van 1000ml, waarna er 250ml kristaloïde zal worden toegevoegd.

D, Disability: - Hier wordt de geestelijke gesteldheid vastgesteld door middel van de AVPU-score (alert, verbal, pain of unresponsive). Kort samengevat: 1. Alert: De gewonde reageert spontaan op de omgeving en beantwoord het medisch personeel 2. Verbal: De gewonde reageert wel, maar is niet helder van geest 3. Pain: De gewonde reageert niet, enkel op pijnprikkels (toegediend via de trapezius, de monnikskapspier) 4. Unresponsive: De gewonde reageert nergens op

Mits de CLS'er de behandelaar ter plaatse is, zal er ook worden gekeken naar de pupillen door met een zaklampje in de ogen te schijnen om te kijken of verkleinen of vergroten. Wanneer de pupillen niet reageren, zal hiervan een melding worden gemaakt.

E, Exposure: - Bij exposure wordt er gelet op de omstandigheden waarin de situatie zich bevindt. Enkele voorbeelden zijn. 1. Temperatuur: Is het warm of koud, in de schaduw of zon (om hyperthermie, oververhitting en/of hypothermie, onderkoeling tegen te gaan) 2. Droog weer of nat weer: Ook dit in verband met bovenstaand effect 3. Brandwonden: Deze dienen 10-20 minuten gekoeld te worden 4. Eventueel elektriciteit: Dit kan zowel brandblaren op de huid, als verbrand weefsel onder de huis opleveren

Bij een hoge of lage temperatuur zal er geregeld een aluminiumfolie dekentje om de gewonde worden gevouwen om het slachtoffer niet te laten onderkoelen of oververhitten. Dit dekentje is goud aan één kant en zilver aan de andere kant. Om hypothermie tegen te gaan, wordt de zilveren zijde naar binnen geplaatst, zodat de warmte van buitenaf wordt opgevangen en wordt doorgegeven naar binnen in combinatie met de lichaamswarmte, die wordt teruggekaatst via het zilverfolie aan de binnenkant. Om hyperthermie tegen te gaan, wordt het dekentje uiteraard andersom geplaatst. Hierdoor zal de lichaamswarmte worden afgegeven via de gouden zijde en worden afgevoerd naar buiten via de zilveren zijde.

Wanneer alle stappen binnen het <C>-ABCDE protocol zijn doorlopen, zal er een MIST AT of een 9-liner worden opgemaakt, om de gewonde(n) in kwestie klaar te maken voor het hoger medisch personeel, die de gewonde(n) komt overnemen en afvoeren naar een ziekenboeg. De MIST AT wordt als volgt uitgewerkt: 1. M: Mechanism of injury (aard van het ongeval) 2. I: Injuries found or suspected (gevonden letsel(s)/verwonding) 3. S: Signs: A, luchtweg vrij. B, ademhalingsfrequentie. C, polsfrequentie. D, AVPU-score van gewonde (alles opgesomd) 4. T: Treatment given (gegeven behandeling) 5. A: Adult/child (geschatte leeftijd van gewonde 6. T: Time (tijd van het ongeval)

Ten slotte volgt de overdacht aan het medisch personeel van hoger af, die de gewonde(n) zullen afvoeren.