Gebruiker:Liezejacobs/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Thema's en motieven[bewerken | brontekst bewerken]

Thema's[bewerken | brontekst bewerken]

Zuiderzee is een complexe roman die diverse onderwerpen beschrijft. Alle thema's en motieven zijn echter terug te brengen op één thema waarop de hele roman gebouwd is: een botsing tussen twee opvattingen over mens en maatschappij[1], namelijk de tegenstelling tussen moderniteit en het traditionele leven. De moderniteit wordt gerepresenteerd door de uitvoering van de Zuiderzeewerken en de ingenieurs, terwijl Urk en zijn oorspronkelijke bewoners staan voor traditie. De tegenstelling tussen beide 'kampen' beslaat de hele roman[2]. Last beschrijft dan ook de voor- en nadelen van zowel de uitvoering van de Zuiderzeewerken als van het behoud van de traditie: de industriële drooglegging van de Zuiderzee zorgt voor de algemene welvaart van Nederland, maar brengt ook de werkloosheid van de omwonende vissers met zich mee. De in stand houding van traditionele gewoonten zorgt er dan weer voor dat de welvaart van de Urkers gegarandeerd is, maar verhindert dan weer dat het klimaat beregeld kan worden. Verder wordt de tegenstelling door een aantal herkenbare frames voorgesteld, zoals de afkeer vanuit de Urkse gemeenschap voor vreemdelingen, de botsing tussen ervaring en op kennis gebaseerde geleerdheid en een relatie tussen in Urks meisje en een ingenieur die gedoemd is om te mislukken[3]. Last toont dus het totaalplaatje[2], maar laat ogenschijnlijk in het midden wat door de lezer als preferentieel beschouwd moet worden[4].

Moderniteit[bewerken | brontekst bewerken]

Zoals hierboven beschreven, is moderniteit een van beide aspecten die de Urkse samenleving domineren ten tijde van de Zuiderzeewerken. Die moderniteit wordt op verschillende manieren uitgewerkt en voorgesteld in het verhaal. Zo zijn er bijvoorbeeld de Zuiderzeewerken zelf. Die zijn mogelijk gemaakt door de razendsnelle technologische vooruitgangen die zich voltrekken in die tijd[2]. Door de drooglegging van de Zuiderzee, zoeken die nieuwe technieken letterlijk hun ingang in het tot dan toe onaangetaste, traditionele leven zoals het zich in Urk afspeelt.

Daarnaast wordt de moderniteit belichaamd door de ingenieurs in het verhaal. Zij worden door Last getypeerd aan de hand van droog taalgebruik, wetenschappelijke discours, wiskundige formules en technische berekeningen[2][5]. Het prototypische voorbeeld onder hen is het personage van ingenieur Brolsma[6]. Hij wordt gekarakteriseerd als voorstander van de techniek waarmee het oude ontruimd kan worden en plaats moet maken voor het nieuwe[7]. Hij is daarvoor zelfs bereid zijn geweten aan de kant te schuiven: het maakt hem niets uit wat de negatieve gevolgen voor de Urkers zullen zijn. De modernisering is, volgens hem, een goede zaak die bovendien de degeneratie van het dorp zal beëindigen[2].

Traditie[bewerken | brontekst bewerken]

Aan de andere kant van de medaille bevindt zich het traditionele leven, dat dus, zoals hierboven aangegeven, bedreigd wordt door de opkomende moderniteit. Die traditie was in de jaren 1930, de periode van de Zuiderzeewerken, nog sterk aanwezig in de dorpen rondom de Zuiderzee, waaronder dus Urk. De 'oer-Nederlander' die daar nog sterk aanwezig was, wordt in Lasts roman onder anderen gekarakteriseerd door traditionele klederdracht, geloof en dialectisch taalgebruik[1].

De traditie wordt gekarakteriseerd door personages uit de boeren- en vissersgemeenschap, waaronder Theun en Auke. Zij zijn twee jonge mannen die de gevolgen van het industriële ingrijpen rechtstreeks ondervinden en zo aan lager wal geraken. Voor hen brengen de Zuiderzeewerken enkel nadelen met zich mee. Ook Minnema, een Friese grondbezitter, kant zich tegen de werken. Hij dweept op conservatieve wijze met de traditionele cultuur, het folkloristische en het pittoreske[8] en beschrijft bijna op lyrische wijze wat voor een verlies de ondergang van de traditionele dorpen wel niet zijn[6].

Ideologische strijd: kapitalisme, fascisme en communisme[bewerken | brontekst bewerken]

Het onderliggende thema van Zuiderzee is de strijd tussen verschillende ideologieën volgens dewelke de samenleving georganiseerd kan worden. Hoewel op zeer impliciete wijze, nodigt Last de lezer toch uit een bepaald standpunt in te nemen[4]. Vooreerst duwt hij de lezer in de richting van een antikapitalistische houding. Dat doet Last door de ondergang van Theun en Auke te tonen, de twee personages waarmee de lezer zich het best kan identificeren. Theun en Auke zijn namelijk slachtoffers van de crisis en de uitwassen van het industriële kapitalisme[2][9]. Het is dus duidelijk dat Last niet voor een kapitalistische samenleving pleit met zijn roman.

Ondanks zijn antikapitalistische houding, is het niet Lasts intentie de lezer een afkeer te doen krijgen van de moderniteit. Dat maakt hij duidelijk door het personage Minnema. Minnema keurt expliciet de moderniteit af[6] en komt bovendien geleidelijk aan order de bekoring van bloed-en-bodem-idealen[10]. Zo toont hij een fascistisch kantje van zijn retoriek. Dat dat fascisme volgens Last ook niet de oplossing is om de samenleving succesvol te organiseren, toont hij aan door Minnema's discours ongeloofwaardig neer te zetten: Minnema is dan wel degene die zich expliciet afkeert van de moderniteit, maar hij is niet degene die er zelf nadeel van ondervindt. De roman suggereert namelijk dat hij zich de situatie romantisch kan voorstellen omdat hij zelf landeigenaar is en dus geen materiële zorgen heeft, in tegenstelling tot de 'gewone' mensen die hij zo verheerlijkt. Minnema schetst dus een romantisch ideaalbeeld dat slechts een idylle is[6].

Last prefereert dus niet de afschaffing van de moderniteit, noch een moderniteit volgens kapitalistisch model. Wat hij dan wel voorstelt, vloeit voort uit zijn biografische achtergrond: Last koestert gedurende zijn leven een grote bewondering voor het communisme en is (extreem-)links geëngageerd[11]. Hij oppert in zijn roman dan ook een sociaal geleide modernisering.

Motieven[bewerken | brontekst bewerken]

Homoseksualiteit[bewerken | brontekst bewerken]

Een onderwerp dat in Zuiderzee meermaals terugkeert op de achtergrond van het verhaal is homoseksualiteit. In de roman maken we namelijk kennis met Theun, een personage dat worstelt met zijn gevoelens voor zijn beste vriend Auke. Last beschrijft vaak de warme gevoelens die Theun voor Auke koestert. Uit Theuns jaloerse reacties en gedrag kan de lezer afleiden dat Theun wel degelijk verliefd is op Auke, al wordt het nooit letterlijk zo verwoord. Theun houdt zijn gevoelens namelijk verborgen, want homoseksualiteit pas niet in het streng conservatieve en religieuze Urk van de jaren 1930 waarin hij opgroeit[2]. Met de verwerking van het thema homoseksualiteit in het verhaal is Last met zijn roman Zuiderzee een van de eersten in de Nederlandse literatuur die homoseksualiteit zo openlijk beschrijft[12][11].

Water[bewerken | brontekst bewerken]

Water is een element dat een onmiskenbare rol speelt in Zuiderzee. Meer bepaald thematiseert Zuiderzee de opheffing van de natuurlijke scheiding tussen land en water, tussen eiland en vasteland. Aan het begin van de roman wordt beschreven hoe een zondvloed zijn tol eist, waarna de dijken van de Zuiderzeewerken de onmiskenbare kracht van het water zullen moeten bedwingen[13]. Dat is ook de voortdurende strijd die de ingenieurs van de werken moeten voeren: de strijd tegen het water. De mens herschept in de roman dus als het ware zijn omgeving, tegen wat God ontworpen heeft in.

  1. a b Sintobin, T., A. Decelle, A. Faems, & T. Sintobin (Reds.), (2009). Paradijzen van papier: Utopia in de Nederlandse literatuur. Peeters, Leuven, "‘Wie will’n vot’. Utopia in de streekliteratuur", pp. 96.
  2. a b c d e f g Neven, E., A.G.H. Anbeek van der Meijeden, J. Goedegebuure, & M. Janssens (Reds.) (2016). Lexicon van literaire werken: bespreking van Nederlandstalige literaire werken, 1900-heden (nr. 107, pp. 27-37). Wolters-Noordhoff, Groningen, "Jef Last: Zuiderzee", pp. 31-32.
  3. Sintobin, T., W., Kusters, (2005). Als een steen in oprimpelend water: regionaliteit en Jef Lasts Zuiderzee (1934). Spiegel der Letteren 15(2): 138-139
  4. a b Sintobin, T., Kusters, W. (2005). Als een steen in oprimpelend water: regionaliteit en Jef Lasts Zuiderzee (1934). Spiegel der Letteren 15(2): 117
  5. Kijzer, M. (1936). Bibliografie. De Nieuwe Gids 51(1): 489
  6. a b c d Sintobin, T., Kusters, W. (2005). Als een steen in oprimpelend water: regionaliteit en Jef Lasts Zuiderzee (1934). Spiegel der Letteren 15(2): 118-119
  7. Last, J. (1934). Zuiderzee, herziene uitgave, met een voorwoord van André Gide. N.V. Em. Querido’s Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam, pp. 47 "Als het oude moet sterven is het onze ingenieurstaak er een nieuwe, technische schoonheid voor in de plaats te stellen."
  8. Last, J. (1934). Zuiderzee, herziene uitgave, met een voorwoord van André Gide. N.V. Em. Querido’s Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam, pp. 54 "Maar de vraag blijft open, wat geef je ons terug voor het stoere bedrijf van den visscher, voor de schoonheid der oude steden, voor de zinrijkheid van een laatste rest volkscultuur, die jullie met je dijken in het hart treft?"
  9. Last, J. (1934). Zuiderzee, herziene uitgave, met een voorwoord van André Gide. N.V. Em. Querido’s Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam, pp. 184 "Want machtig, in zijn scheppende kracht, is de mensch over zeeën en aarde, dieren en planten, maar machtiger, over den mensch is de vernietigende kracht van de kapitalistische crisis."
  10. Last, J. (1934). Zuiderzee, herziene uitgave, met een voorwoord van André Gide. N.V. Em. Querido’s Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam, pp. 189-190 "[De drie broers] zijn tevreden met hun eenzaamheid, kennen gezamenlijk geen andere verlangens dan het onderhouden en uitbreiden van hun bezitting. In den grond verworteld waarop hun geslacht sinds eeuwen gewoond heeft kennen zij onder het hooge dak van hun woning geen andere zorgen dan die voor het vee dat onder hun hoede opgroeit."
  11. a b Wester, R., LAST, Josephus Carel Franciscus (2001). Geraadpleegd op 25 november 2018.
  12. Gillesse, R., De Homoseksueel Last (20 december 2010). Geraadpleegd op 25 november 2018.
  13. Sintobin, T., Kusters, W. (2005). Als een steen in oprimpelend water: regionaliteit en Jef Lasts Zuiderzee (1934). Spiegel der Letteren 15(2): 131-132