Gebruiker:Lisette Lenoir (SLU)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie


Lisette Lenoir
Lisette Lenoir
Beroep Onderzoeker aan de SLU
Website SLU Wikipedia Project

Ik ben Lisette Lenoir en ik ben onderzoeker aan de Zweedse Landbouwuniversiteit (SLU). zie: [1]. en ook: SLU [2].

Ik ben geïnteresseerd in bodemdieren zoals mijten, springstaarten en mieren. Deze dieren zijn belangrijk voor het afbreken van organische materialen en voor de nutriëntenkringloop in de bodem. Ik doe onderzoek aan de effecten van land- en bosbouw op de soortensamenstelling van deze dieren en op bodemprocessen. Ik heb mijn onderzoek uitgevoerd in boreale bossen, akkers en in natuurlijke begraasde weilanden en ook in stedelijke gebieden. Mijn favoriete onderzoeksdieren zijn mieren en regenwormen.

De bodemprocessen waarmee ik me heb beziggehouden zijn:

  • De kringloop van koolstof en stikstof
  • Bioturbatie (= het mengen en verplaatsen van aarde en grond door dieren zoals regenwormen)
  • De relatie tussen en regulatie van voedselwebben in de bodem

De Mieren[bewerken | brontekst bewerken]

Mieren zijn roofdieren die vooral jagen in de boomkronen op insecten en andere kleine dieren. Bosmieren (Formica rufa-groep) kunnen ook op de bosbodem jagen op bodemdieren. Bosmieren bouwen grote nesten van naalden, takjes en hars. Ze mengen dat materiaal met bodemdeeltjes. Ze reguleren de temperatuur en vochtigheid in de nesten. Al deze factoren kunnen van invloed zijn op de microbiële organismen, bodemfauna en afbraakprocessen in de nesten. Ik heb het fourageergedrag van bosmieren bestudeerd en onderzocht of bosmieren effect hebben op de bodemfauna en of ze de soortensamenstelling van bodemdieren dusdanig veranderen dat afbraakprocessen en nutriëntenkringloop in de bodem ook verandert onder invloed van mieren. Ook heb ik de microbiële biomassa en nutriëntenkringloop in de mierenhopen zelf onderzocht en vooral heb ik gekeken naar het effect van hars op schimmelgroei, bodemdieren en bodemafbraak.

Mieren in natuurlijke begraasde weilanden[bewerken | brontekst bewerken]

Natuurlijk begraasde weilanden zijn weilanden die nooit zijn bemest en die gedurende zeer lange tijd, vaak enkele honderden jaren, extensief begraasd zijn. Het zijn voedselarme weilanden, vaak op stenige of schrale gronden die voor akkerbouw oninteressant waren. Dit soort weilanden zijn sinds de landbouwrevolutie steeds zeldzamer geworden in Europa. Schrale weilanden werden bemest en met zware landbouwmachines bewerkt, of ze werden bebouwd met huizen of industriecomplexen. In Zweden werden veel van deze weilanden natuurlijk begraasde weilanden aan hun lot overgelaten waardoor ze bebost raakten. Er zijn nog enkele van dit soort weilanden over in Zweden en ook in oost Europa. Er groeien vaak veel verschillende soorten bloemen en planten, vaak rode-lijst-soorten waaronder orchideeën. Ook de soortenrijkdom van insecten en andere dieren kan hoog zijn in zulke weilanden. Er is veel onderzoek gedaan in deze weilanden omdat men nu wil proberen deze weilanden te behouden en waar mogelijk te herstellen. Ik heb onderzoek gedaan naar de effecten van begrazingsdruk op mieren, bladluizen, kevers, spinnen en planten en de relatie tussen deze organismen in weilanden die op verschillende manieren beheerd worden. Verder heb ik gekeken of isolatie en fragmentatie van weilanden invloed heeft op de soortensamenstelling van mieren.

Regenwormen in natuurlijke begraasde weilanden[bewerken | brontekst bewerken]

Regenwormen houden de bodem luchtig waardoor zaden zich makkelijk kunnen ontwikkelen en plantenwortels beter kunnen groeien dan in compacte bodems. De bodem wordt samengedrukt en is vaak erg compact als grote grazers in een weiland rondlopen. Ik ben nu bezig met onderzoek aan het effect van grote grazers op bodemdichtheid, het aantal regenwormen in de bodem en op het kiemen van plantenzaden.

Regenwormen en mieren - aandeel bioturbatie[bewerken | brontekst bewerken]

Ik heb onderzoek gedaan naar de de hoeveelheid aarde dat door mieren en regenwormen per jaar en hectare wordt verplaatst in verschillende soorten bossen en weilanden in Zweden.

Voedselwebben in de bodem[bewerken | brontekst bewerken]

In de bodem leven heel veel verschillende soorten organismen. Ik heb onderzoek gedaan naar de relatie tussen de verschillende trophische niveaus in de bodem. Ik heb bijvoorbeeld onderzocht of het aantal schimmeletende springstaarten en mijten gereguleerd wordt door roofdieren zoals roofmijten en keverlarven of dat de populatie van schimmeletende dieren juist afhankelijk is van de hoeveelheidschimmels. Dit onderzoek heb ik uitgevoerd in bodems met verschillende kwaliteit, zoals verschillende vruchtbaarheid (bemeste en onbemeste bosbodems) en in bodems die vervuild waren met PCBs en zware metalen.

Publicaties[bewerken | brontekst bewerken]

Wetenschappelijke publicaties[bewerken | brontekst bewerken]

2013[bewerken | brontekst bewerken]

Manák V, Nordenhem H, Björklund N, Lenoir L, Nordlander G. (2013) Ant protect conifer seedlings from feeding damage by the pine weevil Hylobius abietis. Agriculture and Forest Entomology 15:98-105.

Grandin U, Lenoir L, Glimskär A. Are ants or restricted plant species lists useful to assess community composition and biodiversity in grazed pastures? (Accepted by Biodiversity and Conservation).

Persson T, Lenoir L, Vegerfors B. (2013) Which macroarthropods prefer tree stumps over soil and litter substrates? Forest Ecology and Management 290:30-39.


2010[bewerken | brontekst bewerken]

Pihlgren A, Lenoir L, Dahms H. (2010) Ant and plant species richness in relation to grazing, fertilisation and topography. Journal of Nature Conservation 18: 118-125.

2009[bewerken | brontekst bewerken]

Lenoir L (2009) Ant species composition and richness in different types of semi-natural grasslands in Sweden. Russian Journal of Ecology 40: 471-476.

Lenoir L (2009) Effects of ants on plant diversity in semi-natural grasslands. Arthropod-Plant Interactions 3:163-172.

Lenoir L and Lennartsson T. Effects of timing of grazing on arthropod communities in semi-natural grassland. Journal of Insect Science 60: 1-24.

2008[bewerken | brontekst bewerken]

Dahms H, Lenoir L, Lindborg R, Wolters V, Dauber J (2008) Restoration of semi-natural grasslands: what is the impact of ants? Restoration Ecology 18:330-337.

Lindborg R, Bengtsson J, Berg Å, Cousins S, Eriksson O, Gustafsson T, Hasund KP, Lenoir L, Pihlgren A, Sjödin E, Stenseke M. (2008) A landscape perspective on conservation semi-natural grasslands. Agriculture Ecosystems and Environment 125: 213-222.

2007[bewerken | brontekst bewerken]

Lenoir L, Persson T, Bengtsson J, Wallander H, Wirén A (2007) Bottom-up or top-down control in forest soil microcosms? Effects of soil fauna on fungal biomass and C/N mineralisation. Biology and Fertility of Soils 43:281-294.

2006[bewerken | brontekst bewerken]

Dauber J, Bengtsson J, Lenoir L (2006) Evaluating effects of habitat loss and land-use continuity on species richness in seminatural grasslands remnats. Conservation Biology 20: 1150-1160.

Lenoir L, Philgren P (2006) Effects of grazing and ant/beetle interaction on seed production in the legume Vicia sepium in a seminatural grassland. Ecological Entomology 31: 601-607.


1999-2003[bewerken | brontekst bewerken]

Publicaties tussen 1999-2003 zijn ook gepubliseerd in mijn promotieschrift

  • Lenoir L, Bengtsson J, Persson T (2003) Effects of conifer resin on soil fauna in potential wood-ant nest materials at different moisture levels. Pedobiologia 47: 19-25.
  • Lenoir L, Bengtsson J, Persson T (2003) Effects of Formica ants on soil fauna- results from a short-term and long-term natural experiment. Oecologia 134: 423-430.
  • Lenoir L (2003) Response of the foraging behaviour of red wood ants (Formica rufa group) to exclusion from trees. Agricultural and Forest Entomology 5: 183-189.
  • Lenoir L (2002) Can wood ants distinguish between good and bad food patches on the forest floor? European Journal of Soil Biology 38: 97-102.
  • Lenoir L, Bengtsson J, Persson T (2001) Ant nests as potential hot spots for CO2 evolution and nitrogen mobilisation: C and N mineralisation in nest materials. Biology and Fertilisation of Soils 34: 235-240.
  • Lenoir L, Bengtsson J, Persson T (1999) Effects of coniferous resin on fungal biomass and mineralisation processes in wood ant nest materials. Biology and Fertilisation of Soils 30: 251-257.


Rapporten[bewerken | brontekst bewerken]

Olsson M, Andersson P, Lennartsson T, Lenoir L, Mattson L, Lenoir L, Palme U. (2012). Land management meeting several environmental objectives-minimizing impacts on greenhouse gas emissions, biodiversity and water, Naturvårdsverket, (in press) Stockholm.

Jones C, Allard AS, Gilek M, Gunnarsson J, Lenoir L, Persson T, Taylor A, Yesilova H (2009) Metodik för miljöriskbedömning av föroenade områden. Naturvårdsverket 2009, Rapport 5928, Stockholm (in Swedish).

Jones C, Allard AS, Gilek M, Gunnarsson J, Lenoir L, Persson T, Taylor A, Yesilova H (2009) Tillämpning av metodiken för miljöriskbedömning på utvalda förorenade områden. Naturvårdsverket 2009, Rapport 5983, Stockholm (in Swedish).

Persson T, Lenoir L, Taylor A (2007) Oskarshamn/Forsmark site investigations. Bioturbation in different ecosystems at Forsmark and Oskarshamn. SKB Rapport R-06-123.

Lindborg R, Bengtsson J, Berg Å, Cousins, S, Eriksson O, Gustafsson T, Hasund KP, Lenoir L, Pihlgren A, Sjödin E, Stenseke M (2006) Naturbetesmarker i landskapsperspektiv-en analys av kvaliteter och värden på landskapsnivå. CBM.s skriftserie nr 12. www.slu.se/sv/centrumbildningen-och-project/cbm (in Swedih).

Neckheim T, Lenoir L, de Bruin J (1995) De Oeverlanden blijven! Centrale wetenschapswinkel/biologiewinkel, Vrije Universiteit, Amsterdam (in Dutch).

Sybrandi S, Lenoir L, van Huissteden J (1994) 'Gewoon Groen' tussen Utrecht en Maarssen. Werkgroep Milieu Maarssen (in Dutch). Lenoir L (1992) Westpoort: industriële ontwikkeling met behoud van natuurwaarden. Centrale wetenschapswinkel/biologiewinkel, Vrije Universiteit, Amsterdam (in Dutch).


Populaire wetenschappelijke publicaties[bewerken | brontekst bewerken]

Lagerlöf L, Lenoir L (2009) Daggmaskar – små bönder i underjorden. Fakta Trädgård-fritid, nr 138, SLU (in Swedish).

Lenoir L, Persson T, Morén A-S (2006) Myrors inverkan på skogs- och hagmark. In: Wiklander G och Strömgren M (red.) Matkdagen 2006. Forskningsnytt om mark. Rapporter i skogsekologi och skoglig marklära, Rapport 92: 51-56.

Lenoir L (2004) Voedsel zoeken op de Zweedse bosbodem door kale bosmieren (Formica polyctena). Entomologische Berichten 64: 82-86 (in Dutch).

Lenoir L (2003) Stackmyrorna påverkar skogens ekosystem. Fakta skog, nr 2, SLU (in Swedish).

Lenoir L. (2003) Welche Bedeutung hat das Harzeintragen der Waldameisen für das Ökosystem des Waldes, Ameisenschutz aktuell 2: 38-44 (in German).

Lenoir L, Sybrandi S, van Huissteden J (1995) Polder Buitenweg: de waarden van Gewoon Groen’ tussen Utrecht en Maarsssen. Natura (in Dutch). Lenoir L, Simons J (1994) De Westpoort bij Amsterdam. Natura 91: 107-110 (in Dutch).

Lenoir L, Soesbergen M, van Boom L (1996) The Noorder IJ-plas, a threatened brackish water area near Amsterdam. De Levende Natuur 97: 22-26 (in Dutch, summary in English).

Simons J, Lenoir L (1994) The Westpoort near Amsterdam: an important nature area, again threatened. De Levende Natuur 95: 36-42 (in Dutch, summary in English).