Gebruiker:Neqq~nlwiki

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Oude Tabel van Mendeljev (uit eigen archief, 1994)[bewerken | brontekst bewerken]

┌───────┬────────┬────────────────────────────────────────────────────────────────────────────────┬────────┬────────┬────────┬────────┬────────┬───────────┐
│  Ia   │  IIa   │                                                                                │  IIIa  │  IVa   │  Va    │  VIa   │  VIIa  │  O        │
_═══════_────────┼────────────────────────────────────────────────────────────────────────────────┴────────┴────────┴────────┴────────┴────────_═══════════_
║1 ▒2,10║        │                                                                                                                             ║2 ░ -      ║
║H ▀1-3 ║        │ ░                ▒                                                                                                          ║He░3,4     ║
║1,0079 ║        │ ░ : [[edelgas]]      ▀ : overwegend metaal                                                                                      ║4,0026     ║
╠═══════╬════════_  ▒                █                                                            ╔════════_────────┬───────¬─_═══════╦════════╬═══════════╣
║3 ▒0,97║4 ▒1,47 ║  ▒ : [[metaal]]       ▒ : overwegend niet-metaal                                   ║5 █2,01 ║6 █2,50 │7 █3,07 ║8 █3,50 ║9 █4,10 ║10░ -      ║
║Li▒6,7 ║Be▀9    ║   █                                                                            ║B ▀10,11║C ▀12,13│N ▀14,15║O ▀16-18║F ▀19   ║Ne░20-22   ║
║6,941  ║9,01218 ║   █ : niet-metaal  ═ : vaste valentie                                          ║10,81   ║12,011  │14,0067 ║15,9994 ║18,9984 ║20,179     ║
╟───────╫────────╢                                                                                ╠════════╬════════_────────_════════_════════╬═══════════╣
║11▒1,01║12▒1,23 ║                                                                                ║13▒1,47 ║14█1,74 ║15█2,06 │16█2,44 │17█2,83 ║18░ -      ║
║Na▒23  ║Mg▒24-26╟────────┬───────┬───────┬───────┬───────┬───────────────────────┬───────┬───────╢Al▀27   ║Si█28-30║P █31   │S █32-34│Cl█35,37║Ar░36,38,40║
║22,9898║24,305  ║  IIIb  │  IVb  │  Vb   │  VIb  │  VIIb │          VIIIb        │  Ib   │  IIb  ║26,9815 ║28,0855 ║30,9738 │32,06   │35,453  ║39,948     ║
╠═══════╬════════╬════════_───────┼───────┼───────┼───────┼───────┬───────┬───────┼───────_═══════╬════════╬════════_────────┼────────┼────────_═══════════╣
║19▒0,91║20▒1,04 ║21▒1,20 ║22▒1,32│23█1,45│24█1,56│25▒1,60│26▒1,64│27▒1,70│28▒1,75│29▒1,75║30▒1,66║31▒1,82 ║32▒2,02 │33█2,20 │34█2,48 │35▒2,74 ║36░ -      ║
║K ▒39- ║Ca▒40-44║Sc▀45   ║Ti▀46- │V ▒50, │Cr▒50, │Mn▀55  │Fe▀54, │Co▀59  │Ni▒58, │Cu▒63, ║Zn▀64, ║Ga▀69,  ║Ge▀72-  │As▒75   │Se▒80,  │Br▀79-81║Kr░82-84   ║
║    41 ║        ║        ║    50 │    51 │  52-54│       │  56-58│       │  60-62│     65║ 66-68 ║     71 ║     74 │        │  76-78 │        ║           ║
║39,0983║40,08   ║44,9559 ║47,88  │50,9415│51,996 │54,9380│55,847 │58,9332│58,69  │63,546 ║65,38  ║69,72   ║72,59   │74,9216 │78,96   │79,909  ║83,80      ║
╠═══════╬════════╬════════╬═══════_───────┼───────┼───────┼───────┼───────┼───────_═══════╬═══════╬════════_────────┼────────┼────────┼────────_═══════════╣
║37▒0,89║38▒0,99 ║39▒1,11 ║40▒1,22║41█1,23│42█1,30│43█1,36│44▒1,42│45▒1,45│46▒1,35║47▒1,42║48▒1,46║49▒1,49 ║50▒1,72 │51█1,82 │52█2,01 │53█2,21 ║54░ -      ║
║Rb▒85, ║Sr▒86-88║Y ▒89   ║Zr▀90- ║Nb▒93  │Mo▒94- │Tc▒ -  │Ru▀98- │Rh▀103 │Pd▀104-║Ag▒107,║Cd▒110-║In▀113, ║Sn▀114- │Sb▒121, │Te▒122- │I ▒127  ║Xe░128-132 ║
║     87║        ║        ║     92║       │     98│       │    102│       │106,108║    109║    114║    115 ║    120 │    123 │    126 │        ║           ║
║85,4678║87,62   ║88,9059 ║91,92  ║92,9064│95,94  │ (98)  │ 101,07│102,906│106,42 ║107,868║112,41 ║114,82  ║118,69  │121,75  │127,60  │126,9044║131,29     ║
╠═══════╬════════╬════════╬═══════╬═══════_───────┼───────┼───────┼───────┼───────_═══════_═══════_════════_────────┼────────┼────────┼────────_═══════════╣
║55▒0,86║56▒0,97 ║57▒1,08 ║72▒1,23║73█1,33║74█1,40│75█1,46│76▒1,52│77▒1,55│78▒1,44│79▒1,42│80▒1,44│81▒1,44 │82▒1,55 │83▒1,67 │84▒1,76 │85▒1,90 ║86░ -      ║
║Cs▒133 ║Ba▒134- ║La▒138, ║Hf▒176-║Ta▒181 ║W ▒182-│Re▒185-│Os▀186-│Ir▀191,│Pt▀194-│Au▀197 │Hg▒198-│Ti▒203, │Pb▀204, │Bi▀ 209 │Po▀ -   │At▀ -   ║Rn░ -      ║
║       ║    138 ║    139 ║    180║       ║    184│    187│190,192│    193│    196│       │    202│    205 │206-208 │        │        │        ║           ║
║132,905║137,33  ║138,9055║178,49 ║180,948║183,85 │186,207│190,2  │192,22 │195,08 │196,967│200,59 │204,383 │207,2   │208,98  │(209)   │(210)   ║(222)      ║
╠═══════╬════════╬════════╬═══════_═══════_───────┼───────┼───────┼───────┼───────┼───────┼───────┼────────┼────────┼────────┼────────┼────────_═══════════_
║87▒0,86║88▒0,97 ║89▒1,00 ║104▒   │105▒   │       │       │       │       │       │       │       │        │        │        │        │                    │
║Fr▒    ║Ra▒     ║Ac▒     ║Ku ▒Unq│Ha ▒Unp│       │       │       │       │       │       │       │        │        │        │        │                    │
║(223)  ║226,0254║227,0278║(258)  │(259)  │       │       │       │       │       │       │       │        │        │        │        │                    │
╚═══════╩════════╩════════_───────┴───────┴───────┴───────┴───────┴───────┴───────┴───────┴───────┴────────┴────────┴────────┴────────┴────────────────────┘

Chemische stoffen[bewerken | brontekst bewerken]

1. Anorganische verbindingsklassen en -stoffen.

1.1 Zuren

HCl (= waterstofchloride) is een sterk prikkelend gas dat zeer goed in water oplost (en dan zoutzuur heet). De geconcentreerde oplossing die in het lab gebruikt wordt, bevat ongeveer 37 g HCl voor 63 g H2O. Bij het openen van een fles geconcentreerd zoutzuur ontwijkt een gedeelte van het gas. Het vormt nevels met vochtige lucht, wat goed waar te nemen is als we over de fles uitademen. Het zuur reageert gemakkelijk met metalen; waarbij waterstofgas ontstaat. In het huishouden kan een verdunde zoutzuuroplossing gebruikt worden om kalkaanslag te verwijderen in bvb. sanitaire installaties. Het wordt bereid door reactie van H2SO4 op NaCl, ofwel door rechtstreekse synthese van H2 op Cl2. Deze beide stoffen worden gewonnen door elektrolyse van gesmolten NaCl.

H2SO4 (= zwavelzuur, vitriool) is een visceuze vloeistof. Bij het mengen van zwavelzuur met H2O komt een grote hoeveelheid warmte vrij. Om die reden gieten we bij het verdunnen H2SO4 bij water, onder goed roeren, en niet omgekeerd. Indien we H2O op H2SO4 zouden gieten, dan zou het mengsel kunnen spatten. Dat komt omdat het H2O, dat lichter is dan H2SO4, zich niet onmiddellijk zou mengen en aan het contactoppervlak met het H2SO4 zou beginnen koken. Geconcentreerd H2SO4 verkoolt vele natuurlijke stoffen. Het onttrekt hieraan water, zodat C (koolstof) overblijft. Dompelt men bijvoorbeeld een stukje papier in geconcentreerd zwavelzuur, dan wordt het vrijwel onmiddellijk zwart. Giet men bij enkele ml geconcentreerde suikeroplossing (suikerstroop) ongeveer evenveel H2SO4, en mengt dit vlug, dan grijpt een onstuimige reactie plaats, waarbij het mengsel uitzet door het kokende H2O, en een hoop zwarte kool te voorschijn komt. (Bij het uitvoeren van deze proef dekt men best de beker af met een schaal, om wegspatten te vermijden.) Op de huid veroorzaakt H2SO4 brandwonden. Het is één van de belangrijkste stoffen in de chemische industrie. De wereldproduktie bedraagt jaarlijks tientallen miljoenen tonnen, waarvan ruim de helft gebruikt wordt voor de bereiding van kunstmest.

HNO3 (= salpeterzuur) is een vloeistof die in donkere flessen bewaard wordt omdat ze ontleedt onder invloed van het licht. Zoals alle zuren reageert het met metalen, maar in plaats van H2-gas komt er bij de reactie van geconcentreerd HNO3 en een metaal een bruin gas vrij: NO2.

HF (waterstoffluoride) is eveneens een sterk prikkelend gas dat nog beter in H2O oplost dan HCl. De oplossing wordt in plastic flessen bewaard, omdat het zuur glas aantast. Om die reden wordt het trouwens gebruikt om glas te etsen. Het wordt bereid door reactie van zwavelzuur op CaF2.

H2S (waterstofsulfide) is een gas dat matig in water oplost. Het heeft een zeer onaangename geur (rotte eieren). In het lab kan het bereid worden door de inwerking van HCl op FeS.

H3PO4 (= fosforzuur) is in zuivere toestand een vaste stof, maar wordt met een weinig H2O een visceuze vloeistof. Industrieel wordt het op grote schaal geproduceerd voor de bereiding van kunstmest. In kleine hoeveelheden wordt het aan sommige frisdranken toegevoegd om ze een zure smaak te geven. Bij de industriële bereiding vertrekt men van witte fosfor (P4). Die wordt geoxideerd tot P2O5 dat met H2O reageert tot H3PO4.

H2CO3 (= koolzuur) is een zuur dat niet als zodanig verkregen kan worden; het bestaat alleen opgelost in water. Koolzuur is slecht oplosbaar in water en er ontstaat altijd een evenwicht tussen tussen het koolzuur, de CO2 in oplossing, en de CO2 boven de oplossing.

H2SO3 (= zwaveligzuur) is te vergelijken met H2SO4: het bestaat alleen opgelost in H2O. Het ontstaat hierin als men SO2 inleidt. Evenals H2CO3 is het niet stabiel en ontleedt het gemakkelijk in SO2 en H2O.


1.2 Basen (Hydroxiden)


NaOH (= bijtende soda, natronloog) wordt in de handel ge¬bracht als kleurloze schilfers, pastillen of brokken. Bij het oplos¬sen in H2O komt er veel warmte vrij. De oplossing voelt glad, zeepach¬tig aan en tast eiwitten zoals de huid aan. Op deze eigenschap steunt zijn toepassing in het huishouden bij het ontstoppen van aflopen. Verwarmt men wat haar in een reageer¬buis met een geconcentreerde NaOH-oplossing, dan wordt dit afgebroken, zodat het helemaal oplost. In de industrie wordt NaOH op grote schaal bereid door elektrolyse van opgelost NaCl. Blootgesteld aan lucht vervloeit het door H2O-opname, en wordt het door inwerking van CO2 geleidelijk omgezet in NaCO3. Buiten de bereiding van zeep en kunstzijde vindt het nog zeer vele industriële toepassingen.

KOH (= bijtende potas, kaliloog) is in alle opzichten te vergeliljken met NaOH. Specifiek is wel het gebruik bij de bereiding van zachte zeep, die door de aanwezigheid van KOH nogal bijtend is.

Ca(OH)2 (= gebluste kalk, kalkwater)is een witte stof. Een oplossing ervan ("kalkwater") wordt verkregen door CaO te roeren met H2O en de zo verkregen "kalkmelk" te filteren. Deze oplossing wordt onder andere gebruikt om CO2 aan te tonen. Ademt men door een buisje uit in kalkwater, dan ontstaat een vertroebeling, te wijten aan de vorming van het weinig oplos¬bare CaCO3.

Mg(OH)2 is in vele opzichten te vergelijken met Ca(OH)2, maar het is een minder sterke base, die ook minder goed oplost.

Ba(OH)2 (=,barietwater)is eveneens te vergelijken met de twee vorige hydroxi¬den; het is de sterkste en meest oplosbare base van de drie.


NH3 (= ammoniak) vormt met H2O een basische oplossing. Het is een sterk prikkelend gas met een karakteristieke geur. Het ontstaat in de natuur bij de afbraak van N-houdende organische verbindingen. In de industrie wordt het bereid uit N2-gas en H2-gas. Een groot gedeelte ervan wordt verder omgezet tot HNO3 en kunstmest (NH4NO3). Plaatst men een NH3-oplossing naast een HCl-oplossing, dan vormt zich een witte rook erboven: de twee gassen reageren met elkaar en vormen de vaste stof NH4Cl. Deze reactie wordt trouwens aangewend voor het aantonen van één van beide stoffen. Wil men NH3 aantonen, dan houdt men een staafje met een druppel HCl-oplossing in de omgeving; een witte rook wijst op de aanwezigheid van NH3. Omgekeerd kan men met NH3 de aanwezigheid van HCl aantonen. Men treft het ook aan in vele reinigingsmiddelen voor huishoudelijk gebruik.


1.3 Zouten


NaCl (= keukenzout, steenzout) wordt gewonnen uit zeewater en uit zout¬mijnen. Het is een belangrijke grondstof voor de chemische industrie. Door elektrolyse van opgelost NaCl ver¬krijgt men H2, Cl2 en NaOH, die op hun beurt basisstof¬fen zijn voor veel chemische processen.

Na2CO3 (= soda) is een grondstof voor de bereiding van glas. Hiertoe wordt het bereid volgens het zogenaamde Solvay-proces, uit NaCl, NH3 en CaO.

NaHCO3 (= zuiveringszout, maagzout) wordt onder meer gebruikt in bakpoeders: bij verhitten ontleedt het in Na2CO3, H2O en CO2; het is dit CO2 dat deeg doet rijzen. Verhit men in eenreageer¬buis een weinig NaHCO3, dan kan men het CO2 aantonen door het in kalkwater te leiden. Ook als maagzout vindt het toepassing

KNO3 (= salpeter)wordt bereid uit NaNO3 en KCl en is een be¬standdeel van buskruit: bij verwarming ontleedt het in KNO2 en O2; dit laat¬ste zorgt voor de snelle verbranding van C en S, met vormiing van veel gas (CO2, SO2, ...). Als men in een reageerbuis wat KNO3 verwarmt, dan smelt het; bij verdere verwarming zit men een gas vrijkomen: O2. Werpt men er vervolgens een brokje houtskool in, dan ontvlamt het.

CaCO3 (= kalksteen, krijt) komt in de natuur voor als krijt, kalksteen of marmer. In kalkovens wordt het verhit, zodat het ontleedt in CaO en CO2. In het lab wordt het gebruikt om CO2 te bereiden: giet men op CaCO3 wat verdund HCl, dan kan het vrijkomende CO2 aangetoond worden, b.v. doorhet in kalkwater te leiden. Het reageert met H2O dat CO2 bevat. Hierbij wordt een oplosbare stof gevormd: Ca(HCO3)2. Op die manier lost H2O in de natuur kalksteen op, zodat grotten ontstaan. Uit de oplossing kan door de omgekeerde reactie opnieuw CaCO3 ontstaan: dit geeft aanleiding tot de bekende druipsteenformaties in grotten. De omgekeerde reactie doet zich ook voor bij verwarming van de oplossing. Het verklaart de vorming van ketelsteen in H2O dat opgelost Ca(HCO3)2 bevat. Leidt men CO2 in kalkwater, dan ontstaat een troebeling van CaCO3; blijft men CO2 inleiden, dan verdwijnt de neerslag. Verwarmt men de oplossing, dan verschijnt de neerslag opnieuw.

CaSO4.2H2O (= gips) komt in de natuur voor. Als het verwarmd wordt (niet hoger dan 150C) verliest het 3/4 van zijn kris¬talwater en wordt het omgezet tot pleister. Deze stof kan het H2O opnieuw opnemen, zodat de pap die men verkrijgt door het mengen van pleister met H2O, niet inkrimpt bij het drogen; het H2O verdampt immers niet, maar bindt zich opnieuw met verming van gips. Hieerop berust de toepassing van pleister bij stuka¬doorswerk en het maken van afgietsels.

MgCl2 wordt uit zeewater gewonnen; het dient als grondstof voor de bereiding van het belangrijke metaal Mg. Dit verkrijgt men door elektrolyse van het gesmolten zout.

CuSO4.5H2O (= kopervitriool)is blauw gekleurd; wordt het ver¬hit, dan verlilest het zijn kristalwater, en gaat het over in H2O-vrij CuSO4, dat kleurloos is. Aangezien met een spoor H2O de blauwe kleur opnieuw verschijnt, wordt CuSO4 gebruikt om H2O op te sporen. Omwille van zijn dodende werking op bacteriën en wieren wordt het in openluchtzwembaden gebruikt.

Ca3(PO4)2 komt in de natuur voor als het erts apatiet. Het is onoplosbaar in HéO, maar door H2SO4 wordt het omgezet in de meststof "superfosfaat", die bestaat uit een mengsel van CaSO4 en Ca(H2PO4)2; deze laatste P-verbinding is wel oplosbaar en kan door de planten opgenomen worden.


1.4 Oxiden

1.4.1 Metaaloxiden(basevormend)

Na2O is een witte vaste stof die naast Na2O2 ontstaat bij de verbranding van Na.

CaO (= Ongebluste kalk, gebrande kalk) wordt industrieel op grote schaal bereid in kalkovens. Daarin wordt CaCO3 verhit, waardoor het ontleedt in CaO en CO2. Door reactie met H2O wordt het omgeset in Ca(OH)2 (= Gebluste kalk). De belangrijkste toepassing ligt in de bereiding van cement.

MgO (= magnesia)is, zoals CaO, een witte vaste stof die in vele opzichten ermee te vergelijken is. Het wordt onder meer in de industrie gebruikt om zuren te neutraliseren. Ook op kleine schaal wordt het hiervoor gebruikt, namelijk om maag¬zuur te neutraliseren. Deze reactie kan in vitro geïmiteerd worden: doe in een reci¬piënt wat verdunde HCl-oplossing met indicator en voeg gelei¬delijk MgO toe: je ziet dan aan de indicator dat de oplossing van zuur naar neutraal overgaat.


1.4.2 Niet-Metaaloxiden(zuurvormend)

SO2 is een kleurloos gas met prikkelende reuk. Het ontstaat bij de verbranding van S, maar ook bij die van steenkool en zware stookolie; aangezien het giftig is, vormt het een bedreiging voor het leefmilieu. In industriegebieden stelt men, op basis van de aanwezigheid van H2SO3, ontstaan door de reactie van SO2 met H2O, soms vast dat de regen zuur is. Wegens zijn dodende werking op micro-organismen wordt het ook als ontsmettingsmid¬del gebruikt, b.v. in wijnvaten. Ook als bleekmiddel heeft het toepassingen, b.v. bij het bleken van papier, stro, ... In het lab kan het bereid worden door inwerking van een zuur op een sulfiet: giet men b.v. HCl-oplossing op NaSO3 dan ontwijkt SO3. Houdt men een filtreerpapiertje, doordrenktmet een kleurstof, b.v. fuchsine, erboven, dan onkleurt het. Zoals reeds vermeld bij H2SO4, is het een tussenprodukt bij de berei¬ding hiervan.

CO2 is het gas dat ontstaat bij de verbranding van organische stoffen of C. Het wordt als zodanig door de levende organismen uitgeademd. In het lab kan het bereid worden door inwerking van een zuur op een carbonaat, b.v. HCl op CaCO3. Doe in een reageerbuis met zijarm, waarop een rubberen darmpje steekt, wat verdunde HCl-oplossing en breng er dan een brokje CaCO3 in. Sluit de proefbuis af en breng het uiteinde van het darmpje op de bodem van een beker. Het gas, dat zwaarder is dan lucht vult zo de beker. Keer nu de beker langzaam om -alsof je een vloeistof uitgiet- over een brandende kaars die in een andere beker geplaatst is. De kaars dooft uit. CO2 onderhoudt dus de verbranding niet. Omwille van die eigenschappen wordt CO2 als blusmiddel gebruikt. In blusapparaten zit CO2 onder druk in vloeibare toestand. Ontspant men, kan koelt het gas door de sterke afkoeling zodanig af, dat het vast wordt. Deze "kool¬zuursneeuw" sublimeert onmiddellijk. Het gasvormige CO2 blijft een tijdje hangen en sluit de brandende stof af van de lucht, zodat ze dooft. Vast CO2 wordt ook als koelmiddel gebruikt ("droog ijs"). Het gas in schuimwijn en frisdranken is even¬eens CO2 (Voor de reactie met H2O en de industriële bereiding, zie bij H2CO3 en CaCO3).

P2O5 is een witte vaste stof die ontstaat bij de verbranding van P. Het is zeer sterk hygroscopisch. Met H2O reageert het tot H3PO4.

SO3 is een witte vaste stof die alleen belang heeft als tussen¬produkt bij de H2SO4-bereiding. Het wordt in de fabriek bereid door reactie van SO2 met O2 en dan verder met water omgezet in H2SO4.

N2O (= lachgas)is een gas dat in de anesthesie gebruikt wordt. Omwille van het gevoel van euforie dat men heeft bij lichte verdoving, wordt het "lachgas" genoemd.

CO is een giftig gas dat ontstaat door onvolledige verbranding van C. De voornaamste oorzaken van CO-vergiftiging zijn de verwarmingstoestellen met steenkool, gas of petroleum waarbij de verbrandingsgassen niet volledig langs de schoorsteen kunnen ontsnappen. In de industrie wordt het bereid door waterdamp te leiden over gloeiende cokes; hierbij ontstaat naast CO ook H2. Dit mengsel kan verder omgezet worden in methanol. Op kleine schaal kan men het gas bereiden door een mengsel van gelijke hoeveelheden mierezuur en geconcentreerd H2SO4 te verwarmen. Doet men dit in een reageerbuismet een stop waar¬door een glazen buisje steekt dat op een punt eindigt, dan kan men het gas aan het uiteinde ervan laten branden: het brandt met een blauwe vlam. CO bindt zich ook met gebonden zuurstof: in de hoogoven, waar CO gevormd wordt door reactie van CO2 met gloeiende cokes, onttrekt het zuurstof aan de Fe-oxiden, zodat Fe vrijgemaakt wordt.

NO2 is een bruin giftig gas. Het ontstaat bij de reactie van geconcentreerd HNO3 met metalen en bij verhitting van nitraten (behalve die van de elementen van groep Ia). Het is een tus¬senprodukt bij de industriële bereiding van HNO3: met H2O en O2 wordt het tot HNO3 omgezet.

NO is een kleurloos gas dat door O2 uit de lucht onmiddellijk wordt omgezet in het bruine NO2. In het lab kan het bereid worden door reactie van metalen met verdund HNO3. Vangt men het gas op door waterverdringing dan is de inhoud van het recipi¬nt kleurloos. Vanaf het ogenblik dat men het uit het H2trekt, kleurt de inhoud ervan bruin. Industrieel wordt het bereid uit NH3, met de bedoeling het verder om te zetten tot NO2, waaruit dan HNO3 bereid wordt.

  • O3 (= ozon)

1 wikt:mono 2 wikt:di 3 wikt:tri 4 wikt:tetra 5 wikt:penta 6 wikt:hexa 7 wikt:hepta


2 Organische (-> Zweed Bergman, 1777)verbindingsklassen en -stoffen

2.1 C-verbindingen

Een C-atoom kan zich binden aan een vreemd atoom of aan een ander C-atoom en ketens vormen.


2.2 Alkanen (= koolwaterstoffen): CnH2n+2

CH4 (= methaan)

C2H6 (= ethaan)

C3H8 (= propaan)

C4H10 (= butaan)

C5H12 (= pentaan)

C6H14 (= hexaan)

C7H16 (= heptaan)

C8H18 (= octaan)


2.3 Alcoholen(-> hydroxylfunctie): CnH2n+1OH

CH3OH (= methanol, methylalcohol)is een kleurloze vloeistof (kookpunt 65C) met een typische geur en smaak. Eertijds werd CH3OH uitsluiten verkregen door droge destillatie(= verhitting onder afsluiting van lucht. Hierbij ontwijken bestanddelen die bij de heersende temperatuur gasvormig zijn. Bij afkoeling kunnen sommige weer condenseren tot vloeistof en zelfs tot vaste stor) van hout, vandaar de vroegere naam "houtalcohol". Tegenwoordig wordt het, als één van de belangrijkste grond¬stoffen voor de organische chemische industrie, synthetisch bereid uit CO en H2. Hiertoe wordt oververhitte waterdamp over gloeiende cokes geleid. Aan het verkregen gasmengsel(CO + H2, watergas) wordt een extra hoeveelheid H2 toegevoegd om in de juiste verhouding te kunnen reageren tot CH3OH. Deze reactie verloopt bij verhoogde druk en temperatuur, onder invloed van een katalysator. Methanol is een basisprodukt voor het bereiden van kunststof¬fen zoals bakeliet en formica. Verder wordt het ook gebruikt als brandstof in sommige race-wagens. Men voorziet dat metha¬nol ook zal gebruikt worden al brandstof voor gewon auto's, zoals nu al het geval is voor ethanol. In het huishouden wordt het als "brandalcohol" gebruikt.

C2H5OH (= ethanol, ethylalcohol) is ook een kleurloze vloeistof (kookpunt 78C) met een typische smaak en geur. Het is de alcohol die gebruikt wordt voor de bereiding van sterke dran¬ken.

C4H9OH (= propanol, propylalcohol)

C5H11OH (= pentanol, pentylalcohol)


2.4 Carbonzuren(-> carboxylfunctie): CnH2nCOOH

HCOOH (= methaanzuur, mierezuur)

CH3COOH (= ethaanzuur, azijnzuur)wordt voor de voedingsindus¬trie bereid door oxidatie van ethanolhoudende oplossingen zoals wijn of zuivere ethanol. (Tafelazijn bevat 5 tot 8 % azijnzuur). De oxidatie kan verwezenlijkt worden door O2 uit de lucht in aanwezigheid van de geschikte katalysator, zo b.v. platinazwart, maar meestal geschiedt ze met behulp van azijn-z¬uurbacteriën (d.i. een microbiologische oxidatie). Watervrij azijnzuur stolt reeds bij 16,5C; vandaar de naam "ijsazijn". Grote hoeveelheden zaijnzuur voor de industrie worden bereid uit ethyn (C2H2).

C2H5COOH (=propaanzuur, propionzuur)

C3H7COOH (= butaanzuur, boterzuur)

C15H31COOH (= hexadecaanzuur, palmitinezuur)

C17H35COOH (= octadecaanzuur, stearinezuur)

Vakrapport (1994)[bewerken | brontekst bewerken]

                                                                         ┌───────────────────────────────────────────────┐
                                                                         │ ╔═══════════════════════════════════════════╗ │
                                                                         │ ║             SINT-AMANDSCOLLEGE            ║ │
                                                                         │ ║                Collegelaan 6              ║ │
                                                                         │ ║               8530  Harelbeke             ║ │
                                                                         │ ╚═══════════════════════════════════════════╝ │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │     
       Door middel van allerlei overhoringen, praktische oefeningen en   │                                               │
       opdrachten, huiswerk, spreekoefeningen, wordt binnen de lessen    │             T W E E D E  G R A A D            │
       nagegaan of de leerling de leerstof bergrepen en verwerkt heeft.  │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
       De beoordeling van dit "dagelijks werk" wordt in het wekelijks    │               V A K R A P P O R T             │
       VAKRAPPORT door de leerkracht gerapporteerd.                      │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
       Het vakrapport wordt wekelijks door de ouders ondertekend met een │                                               │
       paraaf en op de eerste  schooldag  van  de volgende week aan de   │                                               │
       klasleraar afgegeven.                                             │                                               │
                                                                         │ van  :                                        │
                                                                         │                                               │
                                                                         │ klas :                                        │
       De scores van het vakrapport worden per semester verrekend in het │                                               │
       deel "dagelijks werk" van het overzichtsrapport.                  │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         │             SCHOOLJAAR 1994  -1995            │
                                                                         │                 Eerste trimester              │
                                                                         │                                               │
                                                                         │                                               │
                                                                         └───────────────────────────────────────────────┘