Gebruiker:Tbci/Regouin

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Koninklijke Leder- en Drijfriemenfabriek M.B. Regouin
Rechtsvorm Naamloze Vennootchap
Oprichting 1838
Opheffing 1965
Oorzaak einde marktontwikkelingen
Oprichter(s) Mathias Baptist Regouin
Land Nederland
Producten tuigleer, drijfriemen, technische lederwaren, zeemleer
Industrie leerindustrie
Portaal  Portaalicoon   Economie

De Koninklijke Leder- en Drijfriemenfabriek M.B. Regouin was een Nederlands familiebedriijf in Cuijk van 1838 tot 1965. Het bedrijf begon als leerlooierij voor de fabricage van tuigleer en drijfriemen, en richtte zich halverwege de 20ste eeuw ook op de productie van zeemleer. De looierij stond dichtbij de Maas.[1]

In 1965 sluit de fabriek zijn deuren. Een nazaat van de oprichter richt twintig jaar later het Leerlooierijmuseum op in een van de fabrieksgebouwen, ter herinnering aan de leerlooierijen in het Land van Cuijk. Medio 2008 wordt dit museum opgeheven en sinds 2009 worden de machines tentoongesteld in de Stadstuin in Ravenstein.

Anno 2018 zijn de voormalige fabrieksgebouwen vrijwel volledig in gebruik door en voor mensen met beperkingen. Op de eerste en tweede verdieping van de fabriek worden zorgwoningen gebouwd.

De oorspronkelijke leerlooierij en het aanpalende voormalige woonhuis van de oprichter, resp. de panden Grotestraat 3 en 1, hebben de status van rijksmonument verkregen. Ook de fabrieksschoorsteen uit 1912 is een rijksmonument.

1838 - 1882: Oprichting van de leerlooierij[bewerken | brontekst bewerken]

In 1838 begon Mathias Baptist Regouin in Cuijk een leerlooierij, onder de naam Leder- en drijfriemenfabriek M.B. Regouin. Mathias, geboren in 1811[2] , was een van de vijf kinderen van de uit Mézières sur Ponthouin, Département Sarthe, afkomstige en in Cuijk wonende Jean Babtiste Regouin en de Nijmeegse Maria Elisabeth Bresson, oorspronkelijk afkomstig uit Recklinghausen. Jean Babtiste woonde reeds in 1798 in Cuijk.

De plek voor de looierij was goed gekozen: op een hoog punt aan de Maasoever, beschermd tegen overstromingen. Verder was in de Maas schoon water beschikbaar. Er was veel vee in de weilanden langs de Maas - en dus waren er ook veel huiden beschikbaar. Er groeide veel eikenhakhout, waarvan de eikenschors (eek) nodig was voor het looien.

Mathias begon de looierij in een pand aan de Grotestraat, thans nummer 3; zelf ging hij wonen naast de looierij, thans Grotestraat 1.

Mathias fabriceerde tuigleer en drijfriemen. Met het tuigleer bediende hij een markt in de landbouw en veeteelt. Drijfriemen werden onder meer gebruikt voor aandrijving door bijvoorbeeld windmolens en in textielfabrieken. Leerlooien was in die tijd nog een langdurig proces van 1½ tot 2 jaar. Tussen het leerlooien door had Mathias dus ruim gelegenheid om in België en Frankrijk te werken voor derden, en daardoor ervaringen op te doen met het looien.[3] Later in de 19e eeuw werd het looien meer fabrieksmatig aangepakt.

Hij trouwt in Cuyck en St Agatha op 06 juni 1850 met Josina Manders. In 1851 wordt hun zoon Lambert Johannes geboren die zijn vader zal opvolgen in de fabriek. Reeds in 1854 overlijdt Josina.
Mathias hertrouwt in 1860 met de weduwe Petronella Thoonen.

In het midden van de 70er jaren wordt Mathias politiek actief als wethouder en als lid van de gemeenteraad van Cuijk. In 1880 laat hij de looierij verbouwen en uitbreiden. In 1884 stopt hij zijn politieke activiteit.

Petronella overlijdt in 1888, Mathias in 1892.

1882 - 1915: Uitbouw[bewerken | brontekst bewerken]

Lambert Regouin neemt in 1882 het bedrijf over van zijn vader. Hij was in 1880 getrouwd met de Utrechtse Maria Petronella Elisabeth Linders. Hun zonen Mathias Egidius Baptist (Mathieu) en Petrus Paulus Lambertus Johannes (Jan) worden geboren in 1881 resp. 1882. De broers krijgen ook nog een zusje Josina, maar dat overlijdt op jonge leeftijd.

In 1884 wordt Lambert gekozen in de gemeenteraad, in de vacature die ontstond toen Mathias daar zijn ontslag nam. In 1885 is hij wethouder. In 1887 en 1889 tracht hij tevergeefs opnieuw in de gemeenteraad gekozen te worden.

In 1910 laat Lambert het woonhuis van de familie naast de looierij verbouwen.

Het bedrijf legt in advertenties de nadruk op de gaafheid van in te kopen huiden. De inkoopprijs voor koeienhuiden loopt in deze jaren op van 25 cent per pond in 1907 naar 40 cent in 1913, een stijging van 60 procent. Daarnaast vraagt Regouin in deze jaren ook andere huiden: van paarden, geiten, en schapen.

In 1912 wordt de monumentale fabrieksschoorsteen gebouwd: met cokes wilde het bedrijf zelf stoom opwekken. In de jaren 1912 - 1915 worden nog andere uitbreidingen gerealiseerd: een overdekte spoelplaats die tevens dient als bergplaats van lege vaten, een overdekte bergruimte tussen de stoomlooierij en een aangrenzend woonhuis, en een magazijn. [4]

In 1913 trouwt Lamberts zoon Jan met de uit Reuver afkomstige Theresia Maria Helena Josepha Vogels. Hun oudste zoon Lambertus Johannes Maria (Bert) wordt geboren in 1915.

In 1915 geeft Lambert de leiding uit handen aan zijn zonen Mathieu en Jan; een jaar later verhuist hij naar Nijmegen. Niettemin viert hij in 1930 met zijn vrouw Petronella hun gouden huwelijksfeest uitgebreid in Cuijk. Lambert overlijdt in 1933, Petronella in 1940.

1916 - 1927: Tijdens en na WO I[bewerken | brontekst bewerken]

In 1916 worden verdere uitbreidingen van de leerfabriek gerealiseerd: een ketelhuis, een machinekamer en werkplaats. Een en ander voor de productie van eigen elektriciteit, stoom en heet water.

Jan Regouin krijgt nog twee zonen: Arthur en Hans. Arthur overlijdt in 1947 door een ongeval.

Mathieu Regouin trouwt in 1916 met Yda Maria Hendrika Hoek. Hun zoon Matthy, geboren in 1918, gaat rechten studeren en volgt een loopbaan bij de rechterlijke macht.

Mathieu wordt actief in de Cuijkse politiek. Hij wordt in 1923 lid van de gemeenteraad tot hij in 1926 om gezondheidsredenen ontslag moet nemen. Ook is hij vanaf 1922 lid van afdeling Grootbedrijf van de de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor 's-Hertogenbosch en Omstreken. Matthieu overlijdt in 1927 op de leeftijd van 45 jaar.

De oorlog leidde tot overproductie, vooral omdat de buitenlandse concurrentie was weggevallen en de buitenlandse vraag naar stevig schoeisel was toegenomen. [5] Het einde van de oorlog bracht echter veel ontslagen met zich mee hetgeen werd geduid als een leerlooiersstaking. Maar in 1919 bericht Regouin, samen met vier andere looierijen in Cuijk, dat zij binnenkort met beperkt personeel het werk in hun bedrijven weer gaan hervatten. Voor nieuw personeel was geen vakkennis noodzakelijk; er zou een loon tussen de 35 en 45 cent per uur worden betaald.
De situatie verbetert verder in de volgende jaren: in 1932 worden zelfs nachtploegen ingeschakeld.

In 1920 is er een grote dijkdoorbraak waardoor Cuijk onder water komt te staan. Jan Regouin wordt secretaris van het watersnoodcomité. De werkzaamheden van het comité krijgen kritiek van enkele burgers, er komt zelfs een protestcomité.

In 1921 benoemt de ANWB Jan tot consul in Cuijk.

Na het overlijden van Mathieu in 1927 geeft Jan als enige leiding aan de fabriek. Hij volgt zijn broer Mathieu ook op bij de afdeling Grootbedrijf van de Kamer van Koophandel, waarvan hij lid blijft tot na 1940. Mathieu's vrouw Yda overlijdt op 93-jarige leeftijd in 1980 in Aerdenhout.

1928 - 1950: 80% van de Nederlandse export[bewerken | brontekst bewerken]

In 1929 wordt een deel van het fabrieksterrein onteigend door de gemeente. De gemeente moet de Maasoever aanpakken want in 1920 en 1926 overstroomde de Maas en kwamen delen van Cuijk onder water te staan.

In 1929 wordt Jan Regouin ondervoorzitter van een feestcomité voor het 25-jarig (!) ambtsjubileum van de burgemeester. In 1930 pleit hij als lid van de Kamer van Koophandel in Den Bosch, afdeling Grootbedrijf, voor meer locaal-treintjes tussen Nijmegen en Venlo waardoor men Cuijk beter kan bereiken of verlaten.

In de jaren 1933 - 1944 realiseert Jan diverse uitbreidingen van de fabriek. Onder meer in 1938 een stoep voor het kantoor, in 1943 een kleed-, schaft- en waslokaal en in 1944 een verbouwing van het kantoor.

In 1937 organiseert het bedrijf voor het personeel een excursie naar Zuid-Limburg. Met ongeveer 60 mensen werden de Oranje Nassaumijn 1 in Heerlen, Valkenburg en de Romeinse catacomben bezocht.[6]

In januari 1938 maakt Jan voor de export een reis naar Nederlands-Indië, waar hij vier maanden zal verblijven. Na zijn terugkomst wordt in mei het 100-jarig jubileum gevierd. Ter gelegenheid van dit jubileum mag in de naam van het bedrijf het predicaat Koninklijke worden gevoerd. Het bedrijf stelt de St. Vincentiusvereeniging in staat een algemeene armenbedeeling te houden.

In de media wordt aandacht besteed aan de internationale bekendheid. Zo verzorgde het bedrijf 80% van de Nederlandse export in leer en drijfriemen. Er werkten toen ca 60 mensen.[7] De lokale krant De Echo van het Land van Cuyk [8] memoreert de uitbreidingen van de fabriek in de loop der jaren, het prachtige gebouwencomplex, de voor Cuyk in economische zin belangrijke groep arbeiders, de wereldwijde bekendheid van het bedrijf en zijn producten, en het feit dat het bedrijf de crisisjaren bijna ongemerkt aan zich voorbij heeft laten gaan.

In 1938 wordt de vereniging Cuyk Vooruit opgericht, een soort V.V.V. om met evenementen publiek van buiten aan te trekken en de trek naar elders tegen te gaan. Ook het aantrekken van industrie is een doelstelling.
Jans zoon Arthur Regouin wordt de jeugdige voorzitter. 200 mensen sluiten zich aan bij de vereniging.
Jans zoon Bert wordt benoemd tot consul van de ANWB in Cuijk.

In januari 1940 kunnen Alle arme huishoudens van Cuyk bij de fabriek een bon afhalen voor 1 mud kolen.

Tijdens de oorlog verschijnt in 1941 een lijst van bedrijven die zijn ingeschreven bij het Rijksbureau voor huiden en leder. Het bedrijf M.B. Regouin wordt daarin met Duitse pünktlichkeit gerubriceerd als lederfabrikant, als handelaar in huiden en als drijfriemenfabrikant.

In 1943 worden Bert en Hans Regouin, oudste en jongste zoon van Jan, vennoten van M.B. Regouin. Opmerkelijk dat de middelste zoon, Arthur, geen vennoot is geworden.

Na de oorlog wordt Bert in 1947 benoemd tot lid van de adviescommissie van de directeur van het bijkantoor van het Gewestelijk Arbeidsbureau 's-Hertogenbosch in Cuijk.

1950 - 1965: Hoogtepunt en neergang[bewerken | brontekst bewerken]

Rond 1950 bereikte de Nederlandse leerindustrie in een naoorlogse opleving zijn hoogtepunt. In Cuijk waren toen 100 mensen werkzaam in die bedrijfstak, in het bijzonder de fabrieken van Manders en Regouin.[9]

In 1950 bestaat de fabriek van Regouin 112,5 jaar; dat wordt gevierd, en wel op 27 september. Jan is dan 50 jaar aan het bedrijf verbonden. Jans oudste kleinzoon biedt namens het personeel een schilderij aan van Wim van Woerkom, waarop Jan is geportretteerd.
In 1954 organiseert het bedrijf een personeelsuitje naar een vliegveld[6].

Op 29 april 1956 overlijdt Jan Regouin. Zijn zonen Bert en Hans zetten het bedrijf voort. In het begin van de 60-er jaren plaatst het bedrijf advertenties voor een vertegenwoordiger voor zeemleer.

Na WO II had Regouin ingezet op de ontwikkeling van grootschalige productie van zeemleer. Een belangrijke voorwaarde daarvoor was een efficiënte splitsing van schapenhuiden in de vleeskant en de buitenkant. De vleeskant werd gebruikt voor het maken van zeemleer. Voor het looien van de vleeskant gebruikte Regouin uitsluitend walvistraan. De grootschalige productie kon in 11952 van start.

Maar het geproduceerde leer werd te duur. De vraag naar zeemleer liep terug door de productie van synthetisch zeemleer en door het verdwijnen van de jaarlijkse grote schoonmaak in de huishoudens.[3]

In februari 1965 worden de deuren van de leerlooierij gesloten en worden de machines op een openbare veiling verkocht.

Na 1965: Erfgoed[bewerken | brontekst bewerken]

Een museum[bewerken | brontekst bewerken]

In 1985 richtte Hans Regouin in een deel van de fabriek aan 't Tuigleerstraatje het Leerlooierijmuseum op onder de naam Herinneringen aan de leerlooierijen in het Land van Cuijk. De collectie omvat handgereedschappen, platen en prenten over leerlooien, machines en natuurlijke looistoffen en leer, allemaal uit het verleden van de leerlooiersindustrie.

Het jaar daarna overleed Hans Regouin. Er ontstond langdurig gekissebis tussen zijn zoon en de gemeente over de verkoop en bestemming van de fabrieksgebouwen, en de plek voor het museum. Dit leidde uiteindelijk tot de opheffing van dat museum in 2008; later is in die ruimte de Fotoarchiefdienst Cuijk gevestigd.
De oude machines en de volledige inventaris van het museum werden overgebracht naar de Stadstuin in Ravenstein en zijn aldaar te bezichtigen.

Dagbesteding en zorgwoningen[bewerken | brontekst bewerken]

In 2009 zag de gemeente definitief af van koop van het fabrieksterrein. In 2015 kwamen ouders van kinderen met een beperking met het initiatief om de fabrieksgebouwen in gebruik te nemen als dagbesteding. Met medewerking van de eigenaren en ondanks tegenwerking van de gemeente is dat tot stand gekomen. Op de eerste en tweede verdieping van het complex worden zorgwoningen gebouwd.[10]

Fotocollectie[bewerken | brontekst bewerken]

In 1985 zijn foto's gemaakt en verzameld van de fabrieksgebouwen, binnen- en buitenkant, en van de werkprocessen in de looierij. Deze uitgebreide fotocollectie is te zien op de website van het BHIC.

Rijksmonumenten[bewerken | brontekst bewerken]

Het woonhuis van Mathias Regouin aan de Grotestraat 1, de oorspronkelijke looierij aan de Grotestraat 3, en de fabrieksschoorsteen uit 1912 zijn aangewezen als rijksmonument. Ook het woonhuis dat Jan Regouin in 1915-1916 liet bouwen aan de Stationsstraat 8, Villa Zonnestraal, is aangewezen als rijksmonument.[11]


  1. De belangrijkste bronnen van dit verhaal zijn Delpher, de website van het Brabants Historisch Informatie Centrum, BHIC, enkele geneaalogische bronnen en informatie van nazaten van de leerlooiersfamilie.
  2. jaartal volgens zijn huwelijksakte van 1850
  3. a b Artikel Leerlooierijen in Cuijk, januari 2010/maart 2015, van de Heemkundegroep van de FAD Cuijk. Dit artikel bevat ook een beschrijving van het leerlooien.
  4. De Heemkundegroep van de FAD Cuijk schrijft (zie noot 3): 'In 1912 kwam zowel in Cuijk als ook elders de elektriciteit als energiebron in opmars. Dit betekende dat binnen betrekkelijk korte tijd de machines direct met elektriciteit aangedreven werden en dat dus de drijfriemen niet meer nodig waren. Regouin zag dit aankomen en schakelde over tot het produceren van een ander soort leer, waaronder zeemleer.' De nazaten van de leerlooiersfamilie vertellen dat in de vijftiger jaren nog drijfriemen werden geproduceerd is en met zeemleer is begonnen. Bij navraag bij de FAD Cuijk bleek de auteur overleden is, dus niet meer kon reageren. Er zijn nog enkele kleine verschillen geconstateerd; in dit artikel wordt de versie gevolgd van de nazaten van de leerlooiersfamilie.
  5. Het 'Rapport Lederindustrie', een uitgave van de Stichting Projectbureau Industrieel Erfgoed, Zeist, 1995 vermeldt over de periode na WO I:
    De eerste wereldoorlog had een stimulerende invloed op de leerbereidende (...) industrie, (...) De concurrentie uit het buitenland viel weg en de vraag naar sterk schoeisel en leer vanuit de oorlogvoerende buurlanden toenam. De prijzen én de winstmarges stegen. Deze economisch gunstige situatie werkte een forse overproduktie in de hand. Het gevolg was echter dat de situatie voor de arbeiders in de leerlooierijen aan het einde van de oorlog slecht uitzag en op grote schaal ontslagen vielen. Met de ondernemingen zelf was het niet al te slecht gesteld: door het geringere aantal arbeiders daalde de produktie, terwijl de grote winstmarges toch nog een gunstig bedrijfsresultaat veroorzaakten.(...) (Pag 11 en 12)
  6. a b Er zijn twee personeelsuitjes bekend, een in 1937 en een in 1954. Allebei in de buurt van een jubileumjaar van het bedrijf: 1938 resp. 1950. Wellicht zijn die jubilea de reden geweest van de peroneelsuitjes.
  7. Verslag in de Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant van 5 mei 1938
  8. van 22 april 1938
  9. De Heemkundegroep, zie noot 3, vermeldt ruim 125 mensen.
  10. https://youtu.be/rDbFfbpVjNg
  11. https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_rijksmonumenten_in_Cuijk_(plaats)