Naar inhoud springen

Gebruiker:TheGoodEndedHappily/Rechtsherstel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Rechtsherstel geroofd Joods onroerend goed[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren tussen de 16.000 en 20.000 percelen en 5.400 hypotheken in beheer bij de Niederländische Grundstücksverwaltung.

Besluit Herstel Rechtsverkeer[bewerken | brontekst bewerken]

Reeds op 17 september 1944, nog voor het einde van de Tweede Wereldoorlog, stelde het kabinet-Gerbrandy wetsbesluit E100 vast: het Besluit Herstel Rechtsverkeer. Het had als doel om eigendommen die geroofd waren door de bezetter terug te geven aan de oorspronkelijke eigenaar en eigendomsrechten te herstellen. Dit werd de taak van de op op 9 augustus 1945 opgerichte Raad voor het Rechtsherstel.

De Nederlandse staat was niet aansprakelijk voor schade die door de bezetter was aangebracht aan zijn burgers, en beschouwde het daarom niet als taak om de schade te vergoeden. Minister van Financiën mr.dr. Piet Lieftinck stelde dat het vergoeden van de schade een taak was van de Duitse staat, mede omdat de Nederlandse staat niet beschikte over voldoende financiële middelen. Het rechtsherstel door de Nederlandse staat was in dit geval enkel gefocust op het herstellen van de eigendomsrechten.[1]

Niederländische Grundstücksverwaltung[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Niederländische Grundstücksverwaltung voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na de Tweede Weredoorlog stelde de Militaire Commissaris van Den Haag notaris mr. H.C. Schalij, advocaat en procureur mr. J.F. Hijmans en L. van Eesteren aan om de NGV, het A.N.B.O. en Nobiscum te besturen. Daarnaast beheerden zij ook de privévermogens van A.N.B.O.-directeur Dirk Hidde de Vries en Nobiscum-bestuurder G.C. Ankerman. De NGV werd omschreven als ‘het toporgaan van het beheer van het Joodsche onroerend goed in Nederland’. Schalij, Hijmans en Van Eesteren werden daarnaast gevraagd onderzoek te doen naar de NGV en te adviseren over hoe het beheer van het Joods onroerend goed toebehorend aan Joden die niet waren teruggekeerd voortgezet moest worden.[1]

Rechtsherstel onroerende goederen[bewerken | brontekst bewerken]

Te goeder trouw[bewerken | brontekst bewerken]

Wat het herstellen van de eigendomsrechten vaak lastig maakte, was dat in sommige gevallen aankopen door derden te goeder trouw waren gedaan. Personen die konden bewijzen dat zij aankopen te goeder trouw hadden gedaan, genoten een bescherming tegen aanspraken van de rechthebbenden. Zij moesten kunnen bewijzen dat niet wisten en ook niet hadden kunnen weten dat hetgeen dat zij kochten door de bezetter was gevorderd.


Oorspronkelijke eigenaar afwezig[bewerken | brontekst bewerken]

Ongeveer 75% van de Nederlands-Joodse bevolking overleefde de Tweede Wereldoorlog niet.[2] Van alle gedeporteerde Joden, ongeveer 107.000 personen, keerden na de oorlog 5.000 à 5.500 mensen terug.[3] Het was daarom lastig om rechterlijke stappen te zetten als bewezen was dat vastgoed niet te goeder trouw was aangekocht, maar de eigenaar tijdens de oorlog was omgekomen en er geen erfgenamen gevonden werden. Om die reden werden er bewindvoerders aangesteld voor “afwezigen.”


Achterstallige belastingen[bewerken | brontekst bewerken]

https://pointer.kro-ncrv.nl/deze-beroepen-en-instanties-verdienden-aan-de-onteigening-van-joods-vastgoed

https://www.wyniasweek.nl/gemeenten-kochten-doelbewust-joodse-geroofde-panden/

        http://www.dedokwerker.nl/huizenroof.html