Naar inhoud springen

Gebruiker:Tinholt

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Gerrit Tinholt

WILBUR DE PARIS, SCHETS VAN EEN BIJZONDER JAZZMUSICUS.


Tussen 1952 en 1960 maakte trombonist Wilbur de Paris met zijn NEW New Orleans Jazz maar liefst tien indrukwekkende LP’s. In de afgelopen jaren zijn alle opnames uit die periode op cd gezet. Een productie van meer dan één per jaar en met musici, die hun sporen aan alle kanten hadden verdiend. En toch is hij weinig bekend in Nederland, uitgezonderd bij enkele liefhebbers.

Kennismaking Mijn kennismaking met de muziek van Wilbur de Paris was een LP, die mijn broer ooit kocht, Wilbur de Paris and his New New Orleans Jazz, in 1955 opgenomen in New York, met o.a. broer Sidney (kornet en tuba), Doc Cheatham (trompet), Omer Simeon (klarinet), Sonny White (piano), Lee Blair (banjo), Wendell Marshall (bas) en George Foster (drums). Het was muziek die totaal anders klonk dan de traditionele jazz die anderen speelden. Met verrassende eigen composities, humorvolle arrangementen en een technische perfectie. Op die plaat ook Yama Yama Man, later door Chris Barber exact gekopieerd, alleen minder goed gespeeld. Later hebben Barber en anderen werk van Wilbur de Paris opgenomen, maar nooit zo sprankelend als de originele versies. Vrij snel na die eerste kennismaking kocht ik in 1963 Wilbur de Paris at Symphony Hall, in 1956 opgenomen in Boston. Op die plaat introduceert hij drummer Wilbert Kirk, die ook harmonica speelt. Fantastisch, alleen de hoes al. De Paris in een prachtig pose op de trappen van de Boston Symphony Hall, samen met zijn Franse poedel Zizi. In diezelfde (middelbare school) periode kocht ik Wilbur de Paris Plays Something Old, New, Gay, Blue, New York, 1959. Ook hier weer een prachtige hoes, Wilbur in een glimmend crèmekleurig kostuum, de anderen in stemmig blauw met rode stropdas. Daarna liet ik Wilbur de Paris voor wat hij was. Pas enkele jaren geleden herontdekte ik zijn muziek, toen ik Wilbur de Paris on the Riviera, Antibes Festival 1960 aanschafte met nagenoeg dezelfde bezetting als de vorige, zij het met Garvin Bushell op klarinet, die de plaats had ingenomen van de inmiddels in 1959 overleden Omer Simeon. Een oude vriend had zich weer aangediend, zo voelde dat.

Levensloop Wilbur de Paris werd geboren op 11 januari 1900 in Crawfordsville, Indiana en studeerde bij zijn vader muziek, evenals zijn broer kornettist Sidney. In de jaren twintig werkte en maakte hij opnamen met onder andere bij Leroy Smith (1928) en Edith Wilson (1929). Verder werkte en maakte hij opnamen met Jelly Roll Morton (1930), Bubber Miley (1930), Dave Nelson (1931), Bennie Carter en Spike Hughes Negro Orchestra (1933), Mills Blue Rhythm Band (1937) In de jaren dertig werkte hij langere tijd bij Noble Sissle (1931), Edgar Hayes, Teddy Hill (1936-1937) en van 1937-1940 bij Louis Armstrong. Met Noble Sissle en Teddy Hill toerde hij al door Europa (1931 en 1937) In de jaren veertig leidde hij met perioden eigen bands, maar werkte tussendoor met Ella Fitzgerald, Roy Eldridge big band en nog twee jaren bij Duke Ellington (1945-1947). Hij nam ook deel aan enkele opnamesessies met Sidney Bechet (1946 /1949-’50) Dat hij daarnaast ook nog aan enkele films meewerkte en een geziene gast was in televisieprogramma’s, betekent zonder meer dat hij een indrukwekkende carrière beleefde.

Die carrière maakte een wending toen hij begin jaren vijftig besloot om terug te keren tot de traditionele New Orleans muziek, zij het op een zeer eigen wijze. Hij richtte met broer Sidney, klarinettist Omer Simeon en nog enkele geestverwanten de Rampart Street Ramblers op en daarmee was zijn NEW New Orleans Jazz geboren. Getuige de Atlantic opnamen die uitgebracht werden onder de titel An Evening at Jimmy Ryan’s, opgenomen in 1951 en 1952. Van dat laatste jaar dateert ook zijn eerste LP Marchin’ and Swingin’, in New York opgenomen. Daarop zijn te horen pianist Don Kirkpatrick, bassist Harold Jackson en drummer Freddie Moore, eveneens afkomstig van Jelly Roll Morton. Op die plaat ook de eerste kennismaking met de eerste compositie van Wilbur in de zogeheten ‘M’-serie:Martinique.

Wilbur was, bij mijn weten, ongetrouwd en week duidelijk af van het beeld dat er veel over jazzmusici bestaat. Hij woonde in een hypermodern ingericht appartement in New York City, veel moderne beeldende kunst aan de muur, niet rokend, niet drinkend. En altijd zijn poedel bij zich. Ook scheen hij in zijn appartement een prachtig aquarium te hebben. Jazzchroniqueur en producer Big Bill Bissonette omschreef hem ooit als een intellectueel, en als je Wilbur bij live-opnames de aankondigingen hoort doen, dan is dat voorstelbaar. Bissonette: ‘If Wilbur spoke about jazz, you felt like you were listening to a professor giving a class on the subject’. Trouwens, voor enkele van zijn platen schreef hij zelf de hoesteksten, waaruit eveneens een analytisch vermogen blijkt. In deze hoesteksten geeft hij zijn visie op de manier waarop hij muziek, en in het bijzonder jazz, ziet als ‘a universal language that everyone can understand, the most potent weapon that America has in these troubled times’. Wilbur de Paris stierf, bijna 73 jaar oud, op 3 januari 1973. De laatste jaren van diens leven verzorgde hij zijn broer Sidney, die al in 1967 stierf, slechts 62 jaar oud. Geen van beiden waren opgegroeid in de New Orleans traditie. Geboren in Indiana en vervolgens behorend bij de New Yorkse jazzscene, de stad waar beiden ook overleden.

Componist en arrangeur Een andere jazzscribent, Jack Sohmer, prees de klasse van Wilbur als componist, arrangeur en orkestleider. Meer dan als solist, alhoewel het een genot is om naar zijn prachtige, beetje droge toon te luisteren. In ieder geval bezat hij een grote dosis muziekhumor. Zijn eigen composities getuigen daarvan, maar ook het walsje dat hij in zijn solo in Muskrat Ramble vlocht. En er zijn veel van dergelijke voorbeelden in zijn soli. Toch was broer Sidney meer de sprankelende solist, een acrobaat op kornet, een meester in het demperwerk. Ik ken geen trompettist die zo virtuoos met zijn demper(s) omgaat.

Wilbur schreef de meeste arrangementen voor zijn orkest, met daarnaast klassiek geworden composities. Bekend is zijn ‘M-serie’: Martinique, Madagascar, Majorca, Malta en Madeira. Juweeltjes, die slechts door enkele andere orkesten ooit zijn gespeeld. Waarschijnlijk ook omdat ze knap ingewikkeld zijn. Daarnaast schreef Wilbur de Paris graag voor zijn banjoïsten, met name voor Lee Blair. Banjoker en Banjolie zijn daarvan voorbeelden. Andere prachtige composities zijn bijvoorbeeld Wrought Iron Rag, Bouquets en Piano Blues. Al deze stukken verraden een zeer eigen creativiteit, waarin oude opvattingen meer dan alleen in een nieuw jasje worden gestoken.

Opnames en concerten Verrassend was dat hij oudgedienden als Omer Simeon en Zutty Singleton in zijn orkest had. Omer Simeon lange tijd, vanaf het begin tot diens dood en Singleton slechts in het begin. Beiden speelden ooit bij Jelly Roll Morton, waarmee de relatie met Mortons muziek staande bleef. In veel nummers is dat te horen en Wilbur de Paris zei ooit dat wanneer Jelly Roll Morton nog had geleefd in de jaren vijftig, hij de New New Orleans stijl zou hebben gespeeld. Trouwens, beiden ook Sidney de Paris speelden ooit met Jelly Roll Morton.

In die periode van 1952 tot 1960 maakte Wilbur de Paris met zijn New New Orleans Jazz Orchestra niet alleen een aantal belangwekkende opnamen, hij gaf ook veel goed bezochte concerten. Niet in de laatste plaats door de kwaliteit en bekendheid van de andere musici in zijn band, maar ook de gasten waarmee hij concerteerde. In Toronto, Canada, waren zijn gasten bijvoorbeeld Jimmy Rushing en Willie Smith. Ook maakte hij een LP met Jimmy Witherspoon. Een vaste gast tijdens voornamelijk de studio-opnames was de bekende trompettist Doc Cheatham. Natuurlijk zijn er veel nummers, die op verschillende opnames voorkomen. Het maakt het vergelijken goed mogelijk. Alle platen van Wilbur de Paris werden op het New Yorkse Atlantic uitgebracht, evenals de meeste van de cd’s die in de afgelopen jaren zijn verschenen. Onlangs verscheen een verzamelbox met The Very Best of Wilbur de Paris.

Wilbur de Paris kwam met een zeer oorspronkelijke interpretatie van de zogeheten traditionele jazz. Puristen hebben wel eens geschreven dat hij de oorsprong van de jazz met een te grote korrel zout nam. Hoe komen ze erbij? Juist het feit dat de meeste van zijn muzikanten uit de Jelly Roll Morton stal kwamen rechtvaardigt de manier waarop ze met dat erfgoed omgingen. En trouwens, bij beluistering blijkt dat wel degelijk verwezen wordt naar de ‘roots’. Het klarinetspel van Omer Simeon in bijvoorbeeld jazzstandards als Original Jelly Roll Blues, High Society, Shreveport Stomp, St.Louis Blues getuigt daarvan voldoende. Maar ook de wijze waarop de drummers als Zutty Singleton, Freddie Moore en Wilbert Kirk de ritmesectie domineren. En wat te denken van de wijze waarop de banjoïsten als Eddie Gibbs, Lee Blair en Shep Shepard zich staande houden naast een swingende pianist als Sonny White?

Swingende perfectie Een eerste sleutel van mijn belangstelling is gelegen in het woord swing. Want de nieuwe New Orleans Jazz van Wilbur de Paris swingt. Maar dat is het niet alleen. Het zijn ook de arrangementen. Deze zijn vol met ritmische en harmonische overgangen, soms een stukje latin, soms een walsje, vleugje Rachmaninoff (Prelude in C-sharp minor), een mars en ook andere muzikale invloeden zijn hoorbaar. Daarbij laat arrangeur Wilbur de band klinken als een kleine bigband met speciale effecten, zoals bijvoorbeeld in zijn eigen Wrought Iron Rag. Dat kon ook door inzet van de tweede trompettist, Doc Cheatham, die slechts enkele keren in, overigens mooie, solo’s te horen is. De arrangementen van De Paris verraden een lange ervaring in grotere orkesten (van Armstrong, Carter en Ellington).

Een andere sleutel voor mijn interesse is de perfectie van het orkest. Dat de band uitsluitend prima solisten kende is duidelijk. Vaak solo’s over meerdere chorussen. Wilbur de Paris zelf was een melodisch ingestelde trombonist, met een prachtige toon en een grote techniek. Zijn broer Sidney was flamboyanter op kornet, mooie en vaak hoge toon en een ongehoorde dempertechniek, waarmee hij zijn instrument liet ‘praten’. Omer Simeon is duidelijk de vertolker van de Roll Morton jazz. Naast de blazers zijn ook Lee Blair en Sonny White prima solisten. Wilbur hield duidelijk van banjoïst Lee Blair (trouwens ook een voormalig Morton-band-lid), want hij schreef voor hem enkele speciale composities. Later werd Lee Blair, die weer terugging naar zijn kippenfarm, vervangen door John Smith die ook gitaar speelde. Verrassend is het gebruik van het harmonicaspel van drummer Wilbert Kirk, dat in veel nummers een aparte en creatieve dimensie toevoegt.

De derde sleutel voor mijn liefde voor dit New New Orleans Jazzorkest wordt gevormd door de humor die in alles doorklinkt. Niet alleen in de arrangementen is dat hoorbaar, maar ook met name in de live-opnames is te horen dat er een stel muzikanten op het podium stond dat er verschrikkelijk veel plezier in had. Luister bijvoorbeeld naar de versies van Hot Lips waarin Sidney de Paris tuba speelt en aan het slot ‘gedwongen’ wordt om de laagste tonen uit zijn instrument te halen.

De totale serie De laatste opnamen dateren van het live-optreden op het Antibes Festival in 1960. Een van de weinige keren dat Doc Cheatham aan een live-registratie meedeed. Over Wilbur the Paris on the Riviera, schrijft de Franse (jazz)criticus en historicus Raymond Mouly dat vanaf het begin het publiek laaiend enthousiast was. Die oude (?) kerels kregen het festivalpubliek op de stoelen. Het was waarschijnlijk ook het laatste optreden van het orkest, Sidney was toen al ziek, alhoewel dat aan zijn spel niet echt niet te horen is. Klarinettist Garvin Bushell speelt daarop ook de bassoon, hetgeen in bijvoorbeeld Battle Hymn of the Republic voor een authentiek intro zorgt. Alleen de hoes van deze LP is al ruimschoots de moeite waard: Wilbur fotografeerde zelf enkele schaars geklede Franse gastvrouwen.