Gebruiker:Vriescan/Projectpagina

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Miloslav Kabeláč
Miloslav Kabeláč in 1968
Geboren 1 augustus 1908 in Praag
Overleden 17 september 1979 in Praag
Land Vlag van Tsjechië Tsjechië
Jaren actief 1932 - 1979
Nevenberoep Dirigent
Leraren K.B. Jirák, Pavel Dědeček, Vilém Kurz, Alois Hába en Ervín Schulhoff
Leerlingen Zdenĕk Lukáš, Jan Málek, Jaroslav Krček, Jan Slimaček en Ivana Loudová
Belangrijkste werken o.a. acht symfonieën; zie artikel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Miloslav Kabeláč (1908, Praag – 1979) was een zeer belangrijke Tsjechische componist en dirigent.

Miloslav Kabeláč behoort tot de meest vooraanstaande Tsjechische symfonische componisten, wiens werken naast die van Antonín Dvořák, Bedřich Smetana, Leoš Janáček en Bohuslav Martinů tot de hoogtepunten van de twintigste-eeuwse Tsjechische muziek gerekend kunnen worden. Hij was ook een erkende en gewaardeerde dirigent van twintigste-eeuwse muziek.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Na een kort verblijf aan de Technische Universiteit in Praag, waar hij de studie niet afmaakte, studeerde hij van 1928 tot 1931 aan het conservatorium van Praag. Zijn leermeesters waren daar K.B. Jirák (compositie), Pavel Dědeček (directie), Vilém Kurz (piano), Alois Hába en Ervín Schulhoff. K.B. Jirák, Pavel Dědeček, Vilém Kurz, Alois Hába (contrapunt) en Ervín Schulhoff (instrumentatie). In 1932 werd Kabeláč aangesteld als muziekregisseur bij de Tsjechoslowaakse radio in Praag. In 1942 werd hij door de Duitse bezetter uit die functie ontslagen omdat hij met een joodse vrouw getrouwd was; ook zijn cantate "Wijk niet" zal daarbij een rol gespeeld hebben. Na de oorlogsjaren, waarin hij onder het pseudoniem Pavel Bláha werkte, keerde hij bij de radio terug. Van 1958 tot 1962 was leraar aan het conservatorium van Praag. Tot zijn leerlingen behoorden o.a. Zdeněk Lukáš, Jan Málek, Jaroslav Krček, Jan Slimáček en Ivana Loudová. In 1948 kreeg hij voor zijn tweede symfonie de Tsjechoslowaakse Staatsprijs. Aanvankelijk werd zijn muziek na 1948 door het communistische regime geaccepteerd. Met zijn Hamlet Improvisaties verwierf hij in 1964 de Prijs van de Tsjechoslowaake Kritiek; in 1965 ontving hij de Staatsprijs voor zijn hele oeuvre. Miloslav Kabeláč was ook actief als hoofdredacteur van het tijdschrift van het prestigieuze Umělecká Beseda; zijn grote belangstelling voor nieuwe muzikale stromingen om hem heen en voor buiten-Europese klankwerelden kon hij tot uiting brengen als voorzitter van de commissies voor de studie van respectievelijk niet-Europese muziek en elektronische muziek. In de jaren zestig van de 20e eeuw probeerde hij de contacten met componisten en musici buiten het oostblok, o.a. in Nederland en Frankrijk, te herstellen. Tussen 1968 en 1970 organiseerde hij met Eduard Herzog en Vladimr Lebl seminars over elektronische muziek; van Nederlandse zijde waren Gottfried Michael Koenig en Frits Weiland daarbij betrokken. Na de inval van het Sovjetleger in Tsjechoslowakije in augustus 1968 werden zijn mogelijkheden wat dat betreft steeds meer beperkt; in 1970 viel hij bij het regime zelfs in ongenade. Zijn werken werden daarna in Tsjechoslowakije zelf vrijwel niet meer uitgevoerd wat de bekendheid van zijn werk geen goed deed. Zijn achtste symfonie werd daarentegen in 1971 met veel ophef in een concert onder de titel "Hommage à Miloslav Kabeláč" tijdens het festival van Straatsburg voor het eerst uitgevoerd.[1] Na de Fluwelen Revolutie kreeg zijn werk weer meer aandacht[2][3]

Werken[bewerken | brontekst bewerken]

Kabeláč heeft zich niet opvallend begeven in in nieuwe toonsystemen; Marius Flothuis noemde zijn werk "gewone muziek". Maar hij streefde wel naar nog ongekende sonoriteiten. Hij liet zich beïnvloeden door de klank van diverse Europese instrumentgroepen, met name Les Percussions de Strasbourg, en de klankwereld van muziek uit China, Japan en India. Veel aandacht besteedde hij aan de functie van de ruimtelijke werking van muziek in de concertzaal; zijn Euphemias Mysterion is daarvoor illustratief. De perspectieven van deze nieuwe uitdrukkingswijze heeft nog niet de brede erkenning gekregen die het verdient. Ook in zijn symfonieën is zijn zoeken naar nieuwe klankcombinaties terug te vinden o.a. door de inzet van steeds andere solo-instrumenten en stemmen.

Symfonieën[bewerken | brontekst bewerken]

  • Symfonie No. 1 in D voor strijkinstrumenten en slagwerk, op.11 (1941 – 1942)
  • Symfonie No. 2 in C voor groot orkest, op. 15 (1942 – 1946)
  • Symfonie No. 3 in F voor orgel, koperblaasinstrumenten en pauken, op. 33 (1948 – 1957)
  • Symfonie No. 4 in A. "Kamersymfonie", op. 36 (1954 – 1958)
  • Symfonie No. 5 in bes, "Dramatische", voor sopraan zonder tekst, en orkest, op. 41 (1960)
  • Symfonie No. 6 "Concertante", voor klarinet en orkest, op. 44 (1961 – 1962)
  • Symfonie No. 7 voor orkest en declamator op tekst van de componist naar de Bijbel, op. 52 (1967 – 1968)
  • Symfonie No. 8 "Antiphonies", voor sopraan, gemengd koor, slagwerk en orgel, naar woorden uit de Bijbel, op. 54 (1970)

Andere orkestwerken[bewerken | brontekst bewerken]

  • Ouverture No. 2 voor groot orkest, op. 17 (1947)
  • Childish Moods. Kleine orkestsuite, op. 22 (1955)
  • Suite uit de muziek voor Sophokles Electra voor alt, vrouwenkoor en orkest, op. 28a (1956)
  • Mysterie van de Tijd, Passacaglia voor groot orkest, op. 31 (1953 – 1957)
  • Drie Melodramas ter begeleiding van het spel Kuo Mo-jo "Meester van Negen Liederen" voor declamator en kamerorkest, op. 34b (1957)
  • Hamlet Improvisaties voor groot orkest, op. 46 (1962 – 1963)
  • Reflecties. Negen miniaturen voor orkest, op. 49 (1963 – 1964)
  • Metamorphoses I & II, voor piano en orkest, op. 58 (1979)

Pianowerken[bewerken | brontekst bewerken]

  • Passacaglia TGM, op. 3 (1937)
  • Zeven composities voor piano, op.14 (1944 – 1947)
  • Makkelijke Preludes, op. 26 (1955)
  • Acht preludes voor piano, op. 30 (1955 – 1956)
  • Cizokrajné motivy - Motieven uit Vreemde Landen, op. 38 (1959)
  • Kleine Suite voor piano voor 4 handen, op. 42 (1960)

Orgelwerken[bewerken | brontekst bewerken]

  • Fantasieën voor orgel in G minor en D minor, op. 32 (1957 – 1958)
  • Vier preludes voor orgel, op. 48 (1963)

Kamermuziek[bewerken | brontekst bewerken]

  • Blaassextet, op. 8 (1940)
  • Sonatina voor hobo en piano, op. 24 (1955)
  • Ballade voor viool en piano, op. 27 (1956)
  • Suite voor saxofoon en piano, op. 39 (1959)
  • Acht Inventies voor slagwerkinstrumenten, op. 45 (1962 – 1963)
  • Otto ricercari, voor slagwerkinstrumenten, op. 51 (1966 – 1967)
  • Lamenti e risolini, acht bagatellen, voor fluit en harp, op. 53 (1969)
  • Fated Dramas of Man. Sonate voor trompet, piano en slagwerkinstrumenten met declamatie, op. 56 (1975 – 1976)

Zang met begeleiding[bewerken | brontekst bewerken]

  • Moravische Wiegeliedjes voor sopraan en kamerorkest, op teksten van volksgedichten, op. 20 (1951)
  • Liefdesliederen voor sopraan, bariton en piano, op. 25 (1955)
  • Zes Wiegeliedjes op teksten van volksgedichten voor alt solo, klein vrouwenkoor en instrumentaal ensemble, of voor alt en piano, op. 29 (1955)
  • Jagersliederen voor bariton en 4 Franse hoorns, op. 37 (1958 – 1959)
  • Echoes van Ver-weg,. vijf liederen voor alt en piano, zonder woorden, op. 47 (1963)

Koorwerken[bewerken | brontekst bewerken]

  • Zes koorwerken voor mannenkoor op woorden van Jiří Wolker, op. 10 (1939 – 1940)
  • Blauiwe Hemel. Kinderkoorwerken opo gedichten van František Hrubín, naar de beeldencyclus van Josef Čapek, op. 19 (1950)
  • Op de Natuur. Cyclus van kinderkoorwerken naar volksgedichten, op. 35 (1957 – 1958)

Kantates[bewerken | brontekst bewerken]

  • Wijk niet! Kantata voor mannenkoor, blaas- en slagwerkinstrumenten op teksten uit het werk van Karel Jaromír Erben en het Hussitische koraal "Gij Krijgers van God", op. 7 (1939)
  • Eufemias Mysterion (Mysterie van de Stilte), voor sopraan en kamerorkest naar Griekse woorden, op. 50 (1964 – 1965)
  • Metamorphoses I & II van het oudste Tsjechische koraal, voor gemengd koor, solo bariton, mannenkoor en solo hoge vrouwenstem), op. 57 (1979)

Electronische muziek[bewerken | brontekst bewerken]

  • E fontibus Bohemicis (Zes tableaux uit Tsjechische annalen), op. 55 (1965 – 1972)


External links[bewerken | brontekst bewerken]

[[Categorie:Componist in Tsjechoslovakije]] [[Categorie:Dirigent in Tsjechoslovakije]] [[Categorie:Tsjechoslovakije]]