Hercules (linieschip)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De Hercules was een linieschip in de oorlogsvloot van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de Bataafse Republiek.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De bouw van het schip vond plaats in de periode 1781-1782 naar de oorspronkelijke scheepsbouwtekeningen van Pieter van Zwijndregt op de nieuwe scheepswerf van scheepstimmerman I. Spaan buiten Dordrecht. De tewaterlating vond plaats op 12 april 1782.

De Hercules was in 1797 samen met het linieschip Delft, eveneens een door Pieter van Zwijndregt ontworpen schip, betrokken bij de Zeeslag bij Kamperduin. De Hercules raakte daarbij in brand en werd door de Engelsen als oorlogsbuit meegevoerd naar Yarmouth. De Delft werd ook meegevoerd, maar was te zwaar beschadigd en zonk. Op 31 augustus gaf de Britse Admiraliteit order om het de prijsgenomen Hercules om te dopen tot Delft, uit respect voor de tegenstand die de Delft in deze slag had geleverd. In 1799 werd de Delft (ex. Hercules) in Britse dienst omgebouwd tot troepentransportschip. In 1802 werd het onttakeld en verbouwd tot gevangenisschip. In 1822 werd het schip als golfbreker afgezonken voor de haven van Harwich.

Technische gegevens[bewerken | brontekst bewerken]

  • Lang op het dek 167 voet.
  • Wijdt 46 5/11.
  • Hol op de kielplaat 21 voet.
  • Totaal 68 stuks geschut
    • Onder Laag 13 stukken a 24 pond.
    • Boven Laag 13 stukken a 18 pond.
    • Bak en half dek 8 stukken a 8 pond.

Belangrijke data[bewerken | brontekst bewerken]

  • Vanaf 16 februari 1790 moest de Hercules samen met een aantal andere schepen van oorlog 'opgekalefaat' worden op de werf van Hellevoetsluis.
  • In het begin van het jaar 1792 bevond de Hercules zich op de Maas te Rotterdam en was in goede staat.
  • Op 7 juni 1796 gaf viceadmiraal De Winter order aan alle commandanten van 's lands oorlogsschepen zich het nummer van hun 'spreekwimpel' toe te eigenen dat op een lijst bij ieder schip stond aangegeven, het nummer van de Hercules was no. 7 onder bevel van kapitein G.J. van Rijsoort.

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]