Naar inhoud springen

Jean Gustave Schoup

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Klaas van Buiten (overleg | bijdragen) op 24 mrt 2018 om 14:05. (+1cat.)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Jean Gustave Schoup (Antwerpen, 21 februari 1893 - Sassenheim, 5 juni 1944[1]), ook wel Jan Gustaaf Schoup genoemd in publicaties[2], was een Belgisch journalist, zakenman, antimilitarist, romanschrijver en vertaler.

Schoup werd in 1913 opgeroepen voor het Belgische leger, maar omdat hij vond dat dit leger niet opgewassen was tegen het Duitse of het Franse leger deserteerde hij en vluchtte in oktober 1914 naar Nederland, waar hij sindsdien vrijwel zijn hele leven verbleef. In 1919 trouwde hij in Den Haag met Theodora Maria Uhl (Nijmegen, 26 juli 1888 - Den Haag, 3 september 1954), met wie hij twee kinderen kreeg; zoon Henri Schoup (Den Haag, 15 juni 1921 - Lamlash, Isle of Arran (Schotland), 25 nov. 1999) die eveneens journalist werd, en een dochter Catharina Elisabeth Schoup die slechts 6 jaar oud werd.[1]

Hij publiceerde vier boeken

  • In Vlaanderen heb ik gedood (1932)
  • Een vrek (1933)
  • Blanke boeien (1934)
  • Geldhonger (1935)

Tevens was Schoup als vertaler actief. Zijn vertalingen werden niet door iedereen gewaardeerd, met name E. du Perron had stevige kritiek op zijn werk:

Als je echt een goede vertaling wilt, moet je, (als je kunt) de heer Schoup verbieden aan je boek te komen.[3]

In november 1933 publiceerde Jean Gustave Schoup De geldbronnen van het Nationaal-Socialisme – Drie gesprekken met Hitler. In dit 99 pagina's tellende boekje beweerde een Amerikaanse bankier genaamd Sidney Warburg dat Hitler in de periode 1929-1933 uit de kringen van onder andere John D. Rockefeller en Royal Dutch Shell in totaal 32 miljoen dollar ontvangen zou hebben. Schoup zou de tekst uit het Engels vertaald hebben en als zodanig werd het door uitgeverij Van Holkema & Warendorf uitgegeven. De controverse rond dit boek werd zo groot, dat de hele oplage uit de handel werd genomen en in januari 1934 werd vernietigd. Er zijn zeer weinig overlevende exemplaren bekend, waardoor de inhoud slecht te controleren viel, en er diverse complottheorieën mee werden gevoed.[4]

Op 5 juni 1944 werd Schoup vermoord, onder omstandigheden die nooit zijn opgehelderd. Onderzoeker en biograaf Jasper Wielaert noemt als daders verzetslieden uit Rotterdam.[4]