Jean Paul
Jean Paul, pseudoniem van Johann Paul Friedrich Richter (Wunsiedel, 21 maart 1763 — Bayreuth, 14 november 1825) was een Duits schrijver van satirische romans.
Leven
Jean Paul werd in het Fichtelgebergte geboren als zoon van een lutheraans dominee, organist en schoolmeester, en groeide in armzalige omstandigheden op. Hij bezocht het gymnasium in Hof en vatte in 1781 een studie in de theologie aan in Leipzig, die hij echter in 1784 niet langer kon bekostigen. Zijn eerste publicatie, een reeks erudiete satires, was zonder succes gebleven, en in 1785 overleed zijn vader, waarna hij twee jaar bij zijn moeder bleef wonen in zware financiële nood. In 1787 werd hij privéleraar op het slot Töpen. In 1790 richtte hij een basisschool te Schwarzenbach op, ondertussen verder romans schrijvend.
Geleidelijk bereikte Johann Paul Richter, die zich als eerbetoon aan Rousseau Jean Paul had genoemd, erkenning en financiële stabiliteit met zijn humoristische schrijfselen, waarvan het Leben des vergnügten Schulmeisterleins Maria Wutz autobiografische kenmerken heeft. Zijn grote doorbraak kwam in 1795 met Hesperus. Het daaropvolgende jaar trok hij naar Jena en Weimar en ontmoette er Goethe en Schiller. Na zijn moeders dood in 1797 leidde hij een peripathetisch bestaan met grote literaire activiteit; hij kwam in contact met de vroege Romantiek en las de werken van Herder, van wie hij een goede vriend werd. Hij woonde een tijd in Leipzig en Hildburghausen, en vervolgens in Weimar en Berlijn, alwaar hij in 1801 huwde met Karoline Mayer; vervolgens woonde hij nog te Coburg. Tijdens deze zwerfperiode ontstond zijn grootste roman, Titan, een satire op het absolutisme. Uiteindelijk, in 1804, vestigde hij zich in Bayreuth, waar hij tot zijn dood gebleven is.
Jean Paul is een schrijver die zich niet in een bepaalde traditie laat indelen: hij stond in zijn jeugd onder de invloed van de Verlichting en heeft nooit zijn belerende scepsis verloren. De invloeden die hij onderging van Herder en de romantici, met de nadruk op het gevoelsleven, worden steeds gerelativeerd door een gevatte, ironische geestigheid. Jean Paul is derhalve in zekere zin een overbruggingsfiguur tussen Verlichting en Romantiek, die daarenboven in zijn burgerlijkheid de Biedermeier aankondigt, ofschoon deze definitie zijn niet geringe originaliteit verwaarloost. Het werk van Jean Paul is excentriek, doorwrocht en eigenzinnig; psychologische analyse wordt afgewisseld met filosofische uitweiding. In een belangrijk theoretisch traktaat, Vorschule der Ästhetik, ijvert hij voor een onderbouwd soort humor die resulteert uit beeldspraak: de bizarre metaforen die Jean Paul gebruikt, zijn, in tegenstelling tot wat een ongeoefend lezer zou kunnen vermoeden, doelbewust en maken deel uit van de Witz die bijdraagt tot Jean Pauls hoogst persoonlijke stijl. Dit heeft tot gevolg dat men als lezer dient te beseffen dat iets in feite Witz is, teneinde erom te kunnen lachen — zo niet is het gewoon bizar. In dit traktaat gewaagt Jean Paul tevens van een Nederlandse en een Italiaanse school qua schildering van personages.
Zijn roman Blumen-, Frucht- und Dornenstücke bevat een notoire schildering van een droom, 'Rede des toten Christus vom Weltgebäude herab', die in wezen een nihilistisch visioen over de vergankelijkheid is: het gelaat van Christus blijkt een doodshoofd te zijn. Op 15 november 1790, aldus zijn dagboek, had Jean Paul zelf een visioen waarin hij zijn eigen dood aanschouwde: dit was voor hem de ingrijpendste dag uit zijn leven. Zijn ironische zelfobservatie en gerichtheid op de geneugten des levens zijn waarschijnlijk uitvloeiselen van deze ervaring.
Jean Paul heeft verdiensten op verschillende gebieden: als romancier vormt hij een Duitse evenknie voor Laurence Sterne, die een groot voorbeeld voor hem was, en ook als stilist heeft hij zijn sporen nagelaten. De vorm van het feuilleton werd wezenlijk door hem beïnvloed. Hij bekleedt een unieke positie als symbiose tussen de Weimarer Klassik en de Romantiek, aangevuld met een extreem persoonlijke ironische toets. Mahler, als groot bewonderaar, vernoemde zijn Eerste symfonie naar de Titan van Jean Paul, niettegenstaande de afwezigheid van inhoudelijke overeenkomsten.
Werken
- 1783 Grönländische Prozesse oder satirische Skizzen (verhalenbundel)
- 1789 Auswahl aus des Teufels Papieren (roman)
- 1793 Die unsichtbare Loge (fragmentarische roman)
- 1793 Das Leben des vergnügten Schulmeisterleins Maria Wutz in Auenthal. Eine Art Idylle (novelle, oorspronkelijk onderdeel van Die unsichtbare Loge)
- 1795 Hesperus oder 45 Hundsposttage (roman)
- 1796 Das Leben des Quintus Fixlein (roman)
- 1797 Blumen-, Frucht- und Dornenstücke; oder Ehestand, Tod und Hochzeit des Armenadvokaten F. St. Siebenkäs im Reichsmarktflecken Kuhschnappel (roman)
- 1800-03 Titan (roman)
- 1804 Vorschule der Ästhetik (verhandeling)
- 1807 Levana oder Erziehlehre (pedagogische verhandeling)
- 1805 Flegeljahre (roman)
- 1808 Friedens-Predigt an Deutschland (verhandeling)
- 1809 Dr. Katzenbergers Badereise (roman)
- 1812 Leben Fibels (roman)
- 1817 Politische Fastenpredigten (verhandelingen)
- 1822 Des Feldpredigers Schmelzle Reise nach Flätz (verhalenbundel)
Invloed in de muziek (selectie)
- Robert Schumann: Papillons pour le pianoforte seul, 1832.
- Johann Friedrich Kittl: Wär’ ich ein Stern, 1838.
- Robert Schumann: Blumenstück, 1839.
- Carl Grünbaum: Lied (Es zieht in schöner Nacht der Sternenhimmel), 1840.
- Ernst Friedrich Kauffmann: Ständchen nach Jean Paul, 1848.
- Carl Reinecke: O wär’ ich ein Stern (uit: Flegeljahre), 1850.
- Stephen Heller: Blumen-, Frucht- und Dornenstücke (Nuits blanches), 1850.
- Marta von Sabinin: O wär ich ein Stern, 1855.
- Ernst Methfessel: An Wina, 1866.
- Gustav Mahler: Sinfonie Nr. 1 in D-Dur (Titan), 1889.
- Ferdinand Heinrich Thieriot: Leben und Sterben des vergnügten Schulmeisterlein Wuz, 1900.
- Hugo Leichtentritt: Grabschrift des Zephyrs, 1910.
- Henri Sauguet: Polymetres, 1936.
- Eduard Künneke: Flegeljahre, 1937.
- Karl Kraft: Fünf kleine Gesänge auf Verse des Jean Paul für Singstimme und Klavier, 1960.
- Walter Zimmermann: Glockenspiel für einen Schlagzeuger, 1983.
- Wolfgang Rihm: Andere Schatten (uit: Siebenkäs), 1985.
- Oskar Sala: Rede des toten Christus vom Weltgebäude herab, dass kein Gott sei, 1990.
- Iván Eröd: Blumenstück für Viola solo, 1995.
- Thomas Beimel: Idyllen, 1998/99.
- Christoph Weinhart: Albanos Traum, 2006.
- Georg Friedrich Haas: Blumenstück (uit: Siebenkäs), 2009.
- Ludger Stühlmeyer: Zum Engel der letzten Stunde (uit: Das Leben des Quintus Fixlein), 2013.
Externe links
- Bengt Algot Sørensen (1997), Geschichte der deutschen Literatur. Band I. Vom Mittelalter bis zur Romantik. München: C. H. Beck. [= Beck'sche Reihe 1216]
- Wolf Wucherpfennig (1986), Geschichte der deutschen Literatur. Von den Anfängen bis zur Gegenwart. Stuttgart: Ernst Klett.
Literatuur
- Daan Thoomes (2000), Jean Paul over opvoeding. In: Bronteksten Historische Pedagogiek, [1]