Johannes van IJzeren

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Johannes van IJzeren (Rotterdam, 30 december 1876Den Haag, 29 juni 1962) was een Nederlands classicus en rector van het Gymnasium Haganum.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Van IJzeren promoveerde in 1899 cum laude op een proefschrift waarin hij twee handschriften van Aristophanes, uit Ravenna en Venetië, met elkaar vergelijkt. Na zijn promotie maakte hij een wetenschappelijke reis door Italië. Hij was korte tijd leraar klassieke talen in Zutphen (1904-1906) en vervolgens, vanaf 1 januari 1907, leraar, conrector (1920-1936) en rector (1936-1943) aan het Gymnasium Haganum.[1]

Samen met David Cohen publiceerde Van IJzeren in 1925 het Grieksch leesboek, dat in 1962 een 13e druk beleefde. Daarnaast verschenen van zijn hand enkele uitgaven voor het gymnasiaal onderwijs en, op latere leeftijd, vertalingen van Menander, Seneca en Sophocles.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1899 De vitiis quibusdam principum codicum Aristophaneorum (proefschrift)
  • 1928 Hoofdlijnen der Grieksche vormleer met vertaaloefeningen: hulpmiddel bij taalstudie
  • 1932 Het dertiende boek der Aeneis: Maphei Veggii Laudensis Poetae Clarissimi Liber tertius decimus additus duodecim Aeneidos libris
  • 1934 Beperking en verruiming in het gymnasiaal onderwijs der klassieke Oudheid: beschouwingen, aan de practijk ontleend
  • 1954 Latijnse varia: bloemlezing uit de werken van een tiental Latijnse dichters en prozaschrijvers; Klassieke bibliotheek
  • 1954 Narrationes latinae
  • 1955 Een vergeten letterkundige: H.J. Polak (1844-1908)
  • 1958 Geschiedenis der klassieke literatuur
  • 1958 Lijst van Nederlandse vertalingen van Griekse en Latijnse niet-christelijke dichters en prozaschrijvers: bijdrage tot een bibliografie
  • 1958 Oedipus: drama van L. Annaeus Seneca
  • 1960 De brombeer: blijspel van Menander
  • 1960 Twee treurspelen van Sophocles (Aias, Vrouwen van Trachis)