Max Oróbio de Castro
Max Oróbio de Castro | ||||
---|---|---|---|---|
Max Oróbio de Castro in Onze Musici (1923)
| ||||
Algemene informatie | ||||
Geboren | 4 april 1887 | |||
Geboorteplaats | Amsterdam | |||
Overleden | 28 september 1962 | |||
Overlijdensplaats | Den Haag | |||
Land | Nederland | |||
(en) MusicBrainz-profiel | ||||
|
Max Oróbio de Castro (Amsterdam, 4 april 1887 – Den Haag, 28 september 1962) was een Nederlandse cellist.
Hij was zoon van arts Samuel Oróbio de Castro en Esther Henriques de Castro. De violist Arthur Oróbio de Castro was zijn broer. Het gezin woonde enige tijd aan het Frederiksplein 19. Hijzelf was getrouwd met Johanna Frederique Marian Bernardina Nanninga en Petronella Jacoba Johanna Westerbaan.
Hij kreeg zijn opleiding van Isaäc Mossel. Daarna ging hij enige tijd studeren bij Pablo Casals; hij moest ervoor naar Parijs. Hij verzorgde talloze solo-optredens binnen Duitsland, Engeland en Oostenrijk. Hij was daarbij tevens enige tijd solocellist bij de voorloper van de Berliner Philharmoniker (1915-1918). Bekend is ook een concert dat hij te Wenen gaf met het London Symphony Orchestra onder leiding van Landon Ronald. Hij was voorts vier jaar solocellist van de Münchner Philharmoniker. Rond 1920 vestigde hij zich in Den Haag.
Max Oróbio de Castro werd in 1924 leraar cello aan het Amsterdamsch Conservatorium, waarbij hij zijn leraar Mossel opvolgde. Willem van Otterloo, Bertus van Lier en Johan de Nobel waren daar leerlingen van hem. In 1945 werd hij hoofdleraar aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag; een functie die hij tot 1953 aanhield.
Max Orobio de Castra trad tweemaal op met het Concertgebouworkest. Op 2 december 1928 speelde hij het Celloconcert in D-majeur (Hob VIIIb2) van Joseph Haydn onder leiding van Pierre Monteux; op 27 juni 1938 was hij solist in de Rococovariaties van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski onder leiding van Eduard van Beinum.
Oróbio de Castro kreeg naam als vertolker van Bachs Zes suites voor onbegeleide cello en speelde ook samen met de pianist Willem Andriessen. Andriessen omschreef hem als volgt: "Een dromer en tegelijk een vurige hidalgo, een bohémien en tegelijk een aristocraat."[1]
- Onze Musici (1923), Nijgh & Van Ditmar, pagina 134
- Geïllustreerd muzieklexicon, onder redactie van Mr. G. Keller en Philip Kruseman, medewerking van Sem Dresden, Wouter Hutschenruijter (1859-1943), Willem Landré, Alexander Voormolen en Henri Zagwijn; uitgegeven in 1932/1949 bij J. Philips Kruseman, Den Haag; pagina 530
- Jozef Robijns, Miep Zijlstra: Algemene muziek encyclopedie, Haarlem: De Haan, 1979-1984, ISBN 978-90-228-4930-9, deel 7, pagina 325, noemt hem abusievelijk Max Herman en meldt de overlijdensdatum 29 mei 1947, de overlijdensdatum van zijn broer Arthur