Nicolaus Goldmann

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Nicolaus Goldmann (gedoopt Breslau 29 september 1611Leiden vóór 6 juni 1665) was een Duitse wiskundige en architectuurtheoreticus, die het grootste deel van zijn leven in Nederland werkzaam was. Hij was de zoon van de jurist Johann Goldmann (1574-1637), raadsecretaris in Breslau, en Maria Six.

Goldmann studeerde vanaf 1629 rechten aan de Universiteit van Leipzig, en vanaf 1632 rechten en wiskunde aan de Universiteit van Leiden. In die stad werd hij vervolgens privaatdocent voor wiskunde en architectuur, een vak dat hij tot zijn dood zou onderwijzen.

De belangrijkste vrucht van zijn studie vormde zijn in 1659 voltooide manuscript voor een handboek over architectuur, waarvan bij zijn leven diverse versies circuleerden; vijf daarvan zijn bewaard gebleven. Het werd pas lang na zijn dood in 1696 door Leonhard Christoph Sturm onder de titel Vollständige Anweisung zu der Civil Bau-Kunst uitgegeven, met eigen illustraties die duidelijk van Goldmanns oorspronkelijke tekeningen afweken. Het werk zou tot ver in de achttiende eeuw van grote invloed zijn op de ontwerppraktijk van vooral Duitse architecten.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • J.Goudeau, 'Nicolaus Goldmann (1611-1665) en de praktijk van de studeerkamer', Bulletin van de K.N.O.B., 94 (1995), p.185-203.
  • J.Gou­deau, Nicolaus Goldmann (1611-1665) en de wiskundi­ge architectuurwe­ten­schap (Groningen 2005).
  • J.Goudeau, 'A Northern Scamozzi: Nicolaus Goldmann and the Universal Theory of Architecture', Annali di architettura, 18/19 (2006/'7), p.235-247.
  • J.Goudeau, 'A Typology for the Well-Ordered Society - Nicolaus Goldmann on Public Buildings', in: K.Ottenheym, K.De Jonge en M.Chatenet (red.), Public Buildings in Early Modern Europe [Architectura Moderna 9] (Turnhout 2010), p.13-26.
  • C.Habicht, 'Die deutschen Architekturtheoretiker des 17. und 18.Jahrhunderts', Zeitschrift für Architektur und Ingenieurwesen, N.F. 22 (1917), kol.210-216.
  • M.Semrau, 'Zu Nikolaus Goldmanns Leben und Schriften', Monats­hefte für Kunstwissenschaft, 9 (1916), p.349-361, 463-473.