Overleg:Hans Westenberg
Onderwerp toevoegenVoorstel apart lemma aanmaken voor de affaire Westenberg?
De tijdlijn zoals gepresenteerd door de Raad voor de Rechtspraak (Besluitvorming zaak westenberg d.d. 24 feb 2010) kan daarbij prima als basis dienen:
Feiten over opdracht aan Landsadvocaat inzake Westenberg tegen Smit, Kat en Memory Productions
Nadat het ministerie van Justitie zich in 2003 op het standpunt stelde dat rechtsgedingen over de
rechtspraak in beginsel tot de taak en de verantwoordelijkheid van de Raad voor de rechtspraak behoren
en door deze moeten worden behandeld, is in 2004 door de Raad hierover een beleidslijn vastgesteld en
aan de voorzitters van de gerechtsbesturen meegedeeld (Zie bijlage 1).
In de aanloop naar de vaststelling van genoemd beleid is op 22 en 23 maart 2004 door de voorzitter van
het bestuur van de Haagse rechtbank, mr. Hofhuis, overleg gevoerd met de juridisch adviseur van de
Raad, mr. Banda. In dat overleg is besproken dat een (niet met name genoemde) rechter van de
rechtbank in een boekpublicatie over advocaten ten onrechte is beschuldigd van handelen dat een
rechter niet betaamt en is verzocht om toestemming om vooruitlopend op de beleidsvaststelling door de
Raad alvast de Landsadvocaat (op kosten van de Raad) om advies te vragen over de aangelegenheid. Na
overleg met de toenmalige voorzitter van de Raad, mr. van Delden, heeft mr. Banda aan mr. Hofhuis
meegedeeld dat de mogelijkheid bestaat dat in zo’n geval wordt gehandeld naar analogie van de situatie
waarin een rechter persoonlijk in rechte wordt aangesproken wegens het verweten handelen.
Op 22 april 2004 is door mr. Hofhuis een declaratie dienaangaande van de Landsadvocaat aan mr.
Banda toegezonden.
Op 7 mei 2004 heeft mr. Banda bij mr. Hofhuis geïnformeerd naar de conclusies die naar aanleiding van
het advies zouden kunnen worden getrokken en of er aanleiding is opdracht te verstrekken aan de
Landsadvocaat om de betrokken rechter bij te staan. In mondeling overleg heeft mr. Hofhuis daarop aan
mr. Banda meegedeeld dat op advies van de plv. Landsadvocaat, mr. Boukema, een gerechtelijke
procedure was aangevangen van mr. Westenberg tegen de schrijver (M. Kat) en de uitgever (Memory
Productions B.V.) van het boekje en tegen de bron van de schrijver, de advocaat mr. H. Smit. Mr.
Westenberg heeft mr. Boukema de dagvaardingen laten uitbrengen vóórdat het gerechtsbestuur daarvan
op de hoogte was. Op voorstel van mr. Hofhuis heeft het gerechtsbestuur destijds geoordeeld dat zulks
geen verandering bracht in het standpunt van het bestuur; mr. van Delden is daarvan enige tijd later op
de hoogte gesteld.
In juli en augustus 2005 is door mr. Hofhuis bij brieven aan M. Kat desgevraagd aan de wederpartijen
bevestigd dat de onderhavige procedure op één lijn is gesteld met procedures waarin rechters
persoonlijk worden betrokken wegens hun ambtsuitoefening. Ook is aangegeven dat de kosten ten laste
komen van een budget van de Raad voor de rechtspraak.
Zowel bij de besluitvorming als in de contacten naar buiten heeft steeds een belangrijke rol gespeeld dat mr. Hofhuis geen enkele reden had om aan de integriteit van mr. Westenberg te twijfelen. Na advies van de Landsadvocaat zijn de niet onderbouwde aantijgingen, die geen voorwerp van journalistieke wederhoor waren geweest en die het aanzien van de Haagse rechtbank en de Nederlandse rechtsspraak zonder enige grond leken te schaden, daarom aan de rechter voorgelegd.
Op 17 augustus 2005 heeft mr. Banda met de Landsadvocaat, mr. Houtzagers, over de zaak overleg
gevoerd. Daarin is aan de orde gekomen dat de behandelende advocaat de Raad als opdrachtgever niet
op de hoogte houdt van de voortgang van de zaak, dat de behandeling op de-escalatie gericht dient te
zijn, dat de betrokken rechter niet zelf door de behandelende advocaat als contactpersoon voor de
procedure dient te worden gebruikt maar de president of een sectorvoorzitter van het rechtbankbestuur.
Door mr. Banda is de nadruk erop gelegd dat het belang van de rechtbank en de rechtspraak dat met de
zaak gemoeid is, leidend moet zijn; daarbij moeten naast de winstkansen nadrukkelijk ook de
publiciteitsaspecten mede in ogenschouw worden genomen. Afgesproken is dat mr. Banda met mrs. van
Delden en Hofhuis zou afspreken in welke samenstelling nader overleg zal worden gevoerd over het
verbeteren van de informatievoorziening aan de opdrachtgever (de Rvdr), over het contact tussen de
behandelende advocaat en het rechtbankbestuur en het aansturen op afdoening buiten rechte.
Dat overleg is gevoerd tussen mr. Banda en mr. Hofhuis [voetnoot 1], die er de voorkeur aan gaf zelf
met mr. Westenberg over de zaak te spreken. Daarna is er op 4 oktober 2005 opnieuw overleg gevoerd
tussen mrs. Hofhuis en Banda, erin resulterend dat het contact met de behandelende advocaat door mr.
Hofhuis zou worden onderhouden, dat die ook de stukken in afschrift aan mr. Banda zou zenden en dat
gestreefd zou worden naar een schikking met mr. Smit. Onderkend is dat dit laatste niet makkelijk zou
zijn omdat de perceptie van mrs. Smit en Westenberg diametraal tegenover elkaar stonden (mr. Smit:
overtuigd dat informatie bij mr. Westenberg alleen aan contact met advocaten andere partij ontleend kan
zijn; mr. Westenberg: géén contact gehad met advocaten andere partij). De procedure tegen de schrijver
en de uitgever van de gewraakte publicatie zou afhankelijk van het bereiken van een schikking met mr.
Smit in der minne kunnen worden beëindigd.
Op 17 en 28 november 2005 heeft M. Kat zich naar aanleiding van de brief van mr. Hofhuis (augustus
2005) tot de Raad gewend met vragen over de betrokkenheid van de Raad bij de procedure tegen hem,
mr. Smit en Memory productions B.V. In antwoord op die vragen is hem meegedeeld dat de Raad de
kosten draagt van procedures als een rechter persoonlijk in rechte wordt aangesproken wegens een
ambtsverrichting en dat de onderhavige procedure door de Raad met zulke procedures op één lijn is
gesteld.
Op 14 december 2005 heeft de rechtbank Rotterdam geoordeeld dat de schrijver en de uitgever van de
gewraakte publicatie, gelet op alle omstandigheden, niet onrechtmatig handelden door de uitlatingen
van mr. Smit zonder wederhoor en zonder nader onderzoek naar de juistheid ervan openbaar te maken.
Ook heeft de rechtbank mr. Smit de gelegenheid gegeven de juistheid van zijn uitlatingen te bewijzen,
ervan uitgaande dat het doen van de gewraakte uitlatingen over een rechter onrechtmatig is, tenzij de
juistheid van de uitlatingen kan worden bewezen.
Op 7 februari 2006 heeft mr. Hofhuis de Raad geadviseerd hoger beroep tegen het vonnis van de
rechtbank (in de zaak tussen Westenberg en Kat) te doen instellen; hij had overlegd met mr. Westenberg
en geen enkele reden voor twijfel over de onwaarheid van de uitlatingen van mr. Smit, terwijl mr.
Boukema had geadviseerd een hoger beroep tegen het vonnis kansrijk te achten. Op 16 februari 2006
heeft mr. van Delden aan mr. Hofhuis in een overleg meegedeeld het instellen van hoger beroep niet
opportuun te achten. Op 20 februari 2006 heeft de Juridisch adviseur aan de Raad geadviseerd niet in te
stemmen met het instellen van hoger beroep, nu het bij de bekostiging van de procedure gaat om
intermediaire kosten en het belang van de rechtspraak beter gediend lijkt bij het beëindigen van de
procedure. Op 22 februari 2006 heeft de Raad, die daarin overigens niet unaniem was, besloten niet
zijdens de rechtspraak hoger beroep te doen instellen. Dit is door mr. Banda op 6 maart 2006 aan mr.
Hofhuis meegedeeld.
Op 7 maart 2006 heeft het gerechtsbestuur van de rechtbank Den Haag besloten dat de kosten van de
procedure in hoger beroep dan door de rechtbank zelf gedragen zullen worden, omdat het belang van de
rechtspraak met een hoger beroep gediend is en omdat het bestuur zich als behoorlijk werkgever daartoe
genoopt voelt. Daarop heeft mr. van Delden aan mr. Hofhuis laten weten het niet passend te vinden dat
de rechtbank Den Haag de kosten gaat dragen en meegedeeld dat de Raad zich nader op de zaak zal
beraden.
Daarna is gebleken dat al hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis inzake Westenberg tegen Kat.
Begin april heeft mr. van Delden mr. Banda gevraagd de mogelijkheden van vernietiging van dit besluit
van het gerechtsbestuur door de Raad voor de rechtspraak samen te vatten. In het advies is aangegeven
dat het besluit van het rechtbankbestuur juridisch niet kan worden gezien als het toekennen van een
vergoeding aan mr. Westenberg, maar beschouwd moet worden als een opdracht van het
rechtbankbestuur aan de (Lands)advocaat. De Raad heeft daarop besloten niet tot formele vernietiging
van het besluit van het Haagse rechtbankbestuur over te gaan, maar alsnog zelf opdrachtgever van de
Landsadvocaat te blijven; daardoor ontvalt aan de opdracht van de rechtbank Den Haag aan de
Landsadvocaat het effect.
Bij brief van 27 april 2006 heeft de heer J. de Wit, als lid van de Tweede-Kamerfractie van de SP, aan
de voorzitter van de Raad enkele vragen gesteld over de aangelegenheid. Mr. van Delden heeft bij brief
van 3 mei 2006 (zie bijlage 2) geantwoord wat sinds 2004 het beleid van de Raad ten aanzien van
vorderingen tegen de Staat wegens onrechtmatige rechtspraak is, dat de Raad op naam van de betrokken
rechter door de Landsadvocaat een procedure aanhangig heeft doen maken tegen een journalist, diens
uitgever en de bron van de journalist wegens het doen van aantijgingen van ernstige aard en het
publiceren daarvan zonder verificatie of wederhoor. Voorts heeft hij erop gewezen dat de Raad en het
betrokken gerechtsbestuur menen dat het handelen van mr. Smit en M. Kat niet door de beugel kan en
de rechtspraak schaadt. Om die reden is de procedure op één lijn gesteld met een procedure waarin een
rechter uit hoofde van zijn functie door een derde in rechte wordt aangesproken. In de brief is tenslotte
erop gewezen dat de Raad als opdrachtgever van de advocaat optreedt en daarom de declaraties voldoet;
van een vergoeding van kosten aan mr. Westenberg voor een door hem zelf gevoerde (privé-)procedure
is dus geen sprake.
Op 23 januari 2008 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in het nog lopende geding tussen
mrs. Westenberg en Smit. De rechtbank oordeelde dat mr. Smit niet geslaagd was in het hem toegestane
bewijs van de juistheid van zijn aantijgingen (onder meer inhoudende de suggestie van twijfel aan de
onpartijdigheid van mr. Westenberg), zodat die uitlatingen als onrechtmatig moeten worden beschouwd.
Op 4 maart 2008 heeft mr. Banda naar aanleiding van een declaratie van de (plv.) Landsadvocaat aan de
opvolgende president van de rechtbank Den Haag, mr. Bakker, enkele vragen gesteld. Dat heeft geleid
tot een bevestiging van de afspraak dat de president als contactpersoon voor de Landsadvocaat optreedt
en niet de betrokken rechter. Ook is bevestigd dat de Raad afschriften van de gewisselde
correspondentie zal ontvangen.
Tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam is door mr. Smit hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof
heeft in hoger beroep bij tussenarrest van 23 juni 2009 voorlopig geoordeeld in de uitlatingen van mr.
Smit géén twijfel aan de onpartijdigheid van mr. Westenberg te lezen en deze uitlating als minder
grievend voor mr. Westenberg te beschouwen dan de rechtbank Rotterdam deed. Ook komt het hof tot
een andere waardering van het bewijs; het acht, behoudens tegenbewijs door mr. Westenberg, de door
mr. Smit gedane uitlatingen, zoals door het hof opgevat, op voorhand voldoende onderbouwd om die
niet als onrechtmatig te beschouwen.
De andere waardering die de hoogste feitenrechter heeft gegeven aan de gewraakte uitlatingen en aan
het over en weer door partijen aangedragen bewijs heeft de Raad en het gerechtsbestuur van de Haagse
rechtbank aanleiding gegeven de Landsadvocaat te vragen in overleg te treden met de wederpartij. Dit
heeft ertoe geleid dat de procedure in onderling goedvinden is beëindigd.
Eierwekker 18 mrt 2010 12:46 (CET)
Redactie gewenst[brontekst bewerken]
In de huidige vorm is het lemma niet erg helder. De schrijvers lijken weinig begrip te hebben voor het verschil tussen strafrecht en civiel recht. Er wordt slecht aangegeven wat voor procedures er zijn geweest en nu nog lopen. Zo lijkt het nu dat de getuigenverhoren hebben plaatsgevonden in het kader van een strafzaak, terwijl dat niet het geval is. Die vonden plaats in het kader van de procedure van Smit tegen W., de landsadvocaat en de Staat. In die zaak is ook al een vonnis gewezen. Op zich heb ik niet zo veel moeite met de link, die wel erg eenzijdig is, maar gebruik die niet als enige bron. 212.238.227.194 15 apr 2011 08:42 (CEST)
- Wikipedia heeft geen redactie. Maar als je zelf denkt in staat te zijn dit artikel te verbeteren, ga je gang. **Man!agO** 15 apr 2011 10:32 (CEST)
Ik sluit me bij Maniago aan, ik zie dat er nu mensen erg enthousiast reverts doen, waar ze ook een inhoudelijke bijdrage kunnen leveren. Zo zag ik dat gesteld wordt dat Kalbfleisch uit de lucht zou komen vallen vallen, terwijl hij in een alinea daarvoor genoemd wordt. Er is ook een duidelijke samenhang. Wat er nu wel aan het gebeuren is dat de Chipsholaffaire zich op twee plaatsen ontwikkelt (hier onder Westenberg, en onder Chipshol ) ik kan me indenken dat het inrichten van een lemma Kalbfleisch en het overbrengen van alle affaire informatie naar een lemma Chipshol affaire (daar staat nu een redirect naar Chipshol) de informatie beter ontsluit. Als ik me goed herinner was er eerder een lemma Chipsholaffaire maar dat is toen leeggehaald en/of verwijderd. Lellebelletje (overleg) 22 apr 2011 15:50 (CEST)
- Ik heb de externe link nogmaals weggehaald. Wikipedia is geen schandpaal en (links naar) "dossiers" die tot doel hebben iemand te bekritiseren, zwart te maken of aan te klagen horen hier niet thuis. MrBlueSky (overleg) 22 apr 2011 17:55 (CEST)