Onze-Lieve-Vrouwkerk (Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw)
Onze-Lieve-Vrouwkerk

De Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw[1] is een 13de-eeuwse gotische kerk in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (gemeente Roosdaal) en is onder andere vermaard omwille van het Mariaretabel.[2]

Historiek[bewerken | brontekst bewerken]

De kerk was afhankelijk van de abdij van Nijvel.[3] Sinds de 13de eeuw is Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek een belangrijk bedevaartsoord. In de late middeleeuwen zou het zelfs belangrijker worden dan deze van Halle en Alsemberg. Door de oorlogen en plundertochten van de tweede helft van de 17de eeuw werd Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek bijna volledig vernietigd en verloor het bedevaartsoord veel van haar aantrekkingskracht. In de kerk bevinden zich ook enkele relikwieën van Sint-Hubertus, die in de 17de eeuw door de heer van Villers-Perwin aan de parochie werden geschonken. Daardoor trokken op 3 november, de feestdag van Sint-Hubertus, duizenden mensen met hun huisdier naar Lombeek. Daar werden de dieren vervolgens gebrandmerkt als remedie tegen hondsdolheid.[4]

Het koor werd tijdens het tweede kwart van de 13de eeuw opgericht en het schip werd gedurende het vierde kwart van de 13de eeuw gebouwd. In de 14de eeuw voegde men het noordportaal toe.[5]

In 1938[6] werd de kerk als monument beschermd en in 2009 vastgesteld als bouwkundig erfgoed.

In 1903-1905 werd de kerk onder leiding van architect Veraert voor het eerst gerestaureerd: de koor- en schipgevels werden behandeld en ook de zuidsacristie die de afgebroken oostelijke met 18de-eeuws uitzicht vervangt werd gerealiseerd. In 1944 volgde de restauratie van het interieur onder leiding van ingenieur C. Leurs en architect Veraert. Toen werd onder de bepleistering gedecapeerd en sommige kapitelen werden gereconstrueerd. Rond 1970 volgde een nieuwe restauratie onder leiding van architect A. De Mey en R.M. Lemaire van onder meer het noordportaal.

Bouwhistorische beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

De plattegrond van de kerk is deze van een vroeg-gotische basilicale kerk met driebeukig schip van vijf traveeën uitlopend op een smaller rechthoekig koor van twee brede traveeën. De kerk is gebouwd met ledezandsteen met sporadische vermenging van groenachtige lokale zandsteen. Opvallend is het vroeg-gotisch koor met laat-romaanse reminiscenties in de opstand. De noord- en zuidgevels op geprofileerde sokkels worden ingedeeld in twee brede traveeën door een steunbeer met afgeschuinde kop, hebben oplopende lisenen die als penanten fungeren voor de per drie gekoppelde spitsboogvensters. De lancetvensters met halfronde archivolten steunend op gekoppelde zuiltjes met krulkapiteel zijn verdiept en een geprofileerde druiplijst loopt langs de boogruggen en wordt opgevangen door imposten die de lisenen markeren evenals de omlopende waterlijsten ter hoogte van de onderdorpels.

In de oostpuntgevel gestut door op elkaar gestelde steunberen vinden we een gelijksoortige opstand terug. Het rondvenster heeft een ingeschreven zespas in de top en het aandek kent een groteske versiering. De vroegere gotische spitsboogdeur, die fungeerde als zuidtoegang in de eerste westtravee, is thans verborgen door de sacristie.

Onder zadeldak vinden we de hogere middenbeuk terwijl de zijbeuken zich onder lessenaarsdaken bevinden. De uitgewerkte oostpuntgevel met aandak en hogelversiering is gestut door finalen en heeft een afgerond driehoekig venster met recenter ijzeren harnas. In de oostzijbeukgevels wijzen schuine bouwnaden op een vroegere breuk. De hoge bovenmuren van de middenbeuk zijn geritmeerd door lisenen die de kroonlijst schragen samen met de kraagstenen met diere- en maskerkoppen. De spitsboogvensters zijn hier afgelijnd met een torus aan de dagkant.

De zijbeukgevels worden gestabiliseerd door steunberen met driedubbele versnijding uit de tweede helft van de 14de eeuw. In de 16de eeuw werden de oorspronkelijke rondvensters met ingeschreven zespas vervangen door hoge spitsboogvensters. Het noordportaal springt uit onder een haaks zadeldak en werd in het midden van de 14de eeuw gerealiseerd. Het spitsboogportaal met beloop geprofileerd op halfzuiltjes heeft verweerde verweerde gehistoriseerde kapitelen en semi-polygonale sokkels. Een tweelichtvenster is in de door finalen geflankeerde top aanwezig evenals een boogfries met driepasmotief in de oost- en westgevel. Deze laatste is boven het centraal gedeelte verstevigd door een zware steunbeer. Een oorspronkelijk geplande traptoren werd vervangen door een vrij gedrongen leien dakruiter met ingesnoerde spits. Het barokke portaal in de westgevel dateert uit de 18de eeuw.

Galerij[bewerken | brontekst bewerken]

Kerkschip

In tegenstelling tot het homogene aanzicht van de buitenarchitectuur is het interieur heterogeen van beeld. De opstand van het koor volgt evenwel deze van de gevels maar heeft bredere penanten. Tegen het oorspronkelijk gebinte[7] uit het vierde kwart van de 13de eeuw werd een tongewelf met houten bebording aangebracht. De aanwezige bouwnaden in de oostbeukwand zouden wijzen op een ouder, korter driebeukig schip, dat samen met koor zou behoren tot de vroeg-gotische architectuur van de Denderschool. Het huidige, vijftig jaar later gebouwde schip, werd ruimer opgevat qua lengte en breedte en heeft gebundelde pijlers met deels weggehakte kapitelen onder de spitsbogen tussen midden- en zijbeuken en een hoger oplopende gebundelde halfzuiltjes waarop aanvankelijk de hoofdbalken van het houten gebinte steunden. Deze structuur werd ontworpen in functie van een stenen overwelving die niet werd uitgevoerd. Huidige overkluizing dateert uit het vierde kwart van de 18de eeuw. De zijbeuken hebben een gelijksoortige structuur waren oorspronkelijk ook slechts afgedekt met een houten tongewelf waarvan het gebinte bewaard bleef. De stenen overkluizing met uitgewerkte sluitstenen[8][9] is terug te leiden naar het vierde kwart van de 14de eeuw.

Het voorheen gedichte noordportaal heeft een bijzonder rijke architectonische versiering: het zandstenen kruisribgewelf[10] op geprofileerde hoekpijlers met kapiteel en een gepolychromeerde boogfries met bladmotieven[11] als omlijsting voor de spitsboogdeur aan de kerkzijde.[5]

Interieur[bewerken | brontekst bewerken]

De classicistisch getinte laatbarokke bepleistering en rijke stoffering dateren uit 1771. In het koor bevindt zich het Mariaretabel. Maar ook het gotisch Onze-Lieve-Vrouwebeeld ter hoogte van het wandaltaar daterend uit de 14de eeuw, een gotische calvarie van rond circa 1500[12] en verschillend laat-gotische en barokke beelden uit 16de en 18de eeuw zijn het vermelden waard. Het classicistisch meubilair kent onder meer een preekstoel in Louis XV-stijl uit het midden van Laurent Delvaux uit 1756,[13] biechtstoelen[14] en lambrisering die in 1772 door Livinus Maes, Egidius Hohman en Duray[15] werden vervaardigd, koorbanken en houtwerk van het koor met ingewerkte grisailleschilderijen.[16] De communiebanken werden in 1923-24 door Vandecapelle gemaakt.[9]

Goynautorgel[bewerken | brontekst bewerken]

In de kerk bevindt zich een barok orgel[17] gebouwd door Jean-Baptiste Goynaut, i.s.m. meubelmaker Christian Bogaert en meester schrijnwerker Jacobus De Coninck in 1753.[17] Het is een opmerkelijk instrument met een sobere monumentaliteit.[18] Nieuw voor de tijd was de bekroning van het meubel met een uurwerk. Het orgel werd in 1857 gerestaureerd door Anneessens en in 1973 door Loncke.[4]

Rond de kerk[bewerken | brontekst bewerken]

Het kerkgebouw is ommuurd en is omringd door een kerkhof dat verder is uitgebreid naar een begraafplaats.[19] Op het kerkhof is onder andere een grafkruis uit 1724[20] aanwezig en het indrukwekkende neoclassicistische grafteken voor E.H. Benedictus Vonck daterend uit 1808.[21]

Mariaretabel[bewerken | brontekst bewerken]

Mariaretabel

Het Mariaretabel is sinds 2015[22] erkend als Vlaams topstuk[23] en vormt een van de belangrijkste trekpleisters van de kerk.[24] De weergave van het patriciërshuis en andere gebruiksobjecten zijn van belang voor de studie van de materiële cultuur en behoren tot het collectieve geheugen. Het werk heeft bovendien een schakelfunctie daar er verschillende beeldengroepen worden hernomen in andere retabels.[23]

Het retabel is vervaardigd uit eikenhout en meet 245 cm hoog bij 528 cm breed.[25] Het werk kan gedateerd worden tussen 1532 en 1535.[26]

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Het Mariaretabel behoort tot de grootste en mooiste Brabantse retabels en kan op basis van de houten hamer als keurmerk op de onderboord van de kast (ijkwaarde) aan een Brussels atelier worden toegewezen.Traditioneel wordt het veelluik toegeschreven aan de Meester van Lombeek, al is dit retabel eerder een oeuvre van samenwerking tussen diverse artiesten, actief in eenzelfde atelier. Zo vertonen een aantal beeldhouwwerken een invloed van de traditionele stijl van Jan II Borman, terwijl in andere het Antwerpse maniërisme doorschijnt. Ook beeldhouwers Pasquier Borman en Guyot de Beaugrant worden geïdentificeerd als vervaardigers van het werk.[26]

De drieledige bak heeft zowel boven als onder gebeeldhouwde in plaats van geschilderde luiken, wat het kostbare karakter benadrukt van dit meesterstuk. Uniek is het niet gepolychromeerde karakter van het retabel, al is het niet duidelijk of dit altijd zo geweest is.[27] Onderzoek sinds 2000 wees immers uit dat de verf vermoedelijk tijdens een eerste restauratie in 1848 door François Sohest werd verwijderd binnen de toen heersende tijdsgeest.[28]

Het retabel van Lombeek-Roosdaal plaatst zich door zijn compositie, kledij en ornamenten in de productie van de laatgotische beeldhouwers. Al zijn er ook renaissance-elementen aanwezig: pilasters, colonnades en raamopeningen en ook de kledij en kapsels van de gebeeldhouwde figuren wijzen op een vervaardiging tijdens het tweede kwart van de 16de eeuw.[29]

Historiek[bewerken | brontekst bewerken]

Het Mariaretabel in het linker zijaltaar zoals het gefotografeerd werd tussen 1890 en 1913 door Emile-Henri t'Serstevens

Het retabel werd in de 18de eeuw verplaatst naar het linker zijaltaar. In 1775 werd immers een nieuw barok hoofdaltaar besteld. In het zijaltaar werd het veelluik verticaal opgesteld. Hierdoor werden de geschilderde panelen op de achterzijde van de zijpanelen aan het zicht onttrokken en kwamen ze in contact met de vochtige buitenmuur. Hierdoor verdwenen de schilderijen die waarschijnlijk Verschijning van Christus aan zijn moeder of Christus die na zijn dood aan Maria Magdalena verschijnt als thema hadden.[28] Vermoedelijk werd het tussen 1908 en 1914 opnieuw verhuisd naar het hoofdaltaar.

Het werk werd 4 maal buiten de kerk tentoongesteld:[30]

  • L'exposition rétrospective d'art industriel in Brussel (1888 - 1889)[31]
  • Tapisseries et sculptures Bruxelloises à l'exposition d'art ancien Bruxellois Cercle Artistique & Littéraire in Brussel (1905)[32]
  • Tentoonstelling van Oud-Vlaamsche kunst tijdens de Wereldtentoonstelling in Antwerpen (1930)[33]
  • Aspecten van de laatgotiek in Brabant Stedelijk Museum Van der Kelen-Mertens in Leuven (1971)[34]

Zowel in 1913, 1974 als 1981 werden beeldjes uit het retabel gestolen.[25] De Engel van de Annunciatie werd in 1993 teruggevonden door een antiquair.[28]

Kopieën[bewerken | brontekst bewerken]

Een afgietsel van het retabel wordt tentoongesteld in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis.[35] De gietvorm werd vermoedelijk tussen 1845 en 1913 gerealiseerd.[36] Ook in de kerk van Wuustwezel bevindt zich een kopie van het retabel, gemaakt door de gebroeders Van Mierlo en schilder Jean-Baptiste Anthony in 1905.[37]