Punt (diakritisch teken)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Als een diakritisch teken wordt een punt doorgaans boven of onder lettertekens van het Latijnse alfabet geplaatst, maar soms ook op gemiddelde hoogte ernaast (Ŀ/ŀ). De punt op de <i> en de <j> wordt doorgaans niet als een diakritisch teken gezien, maar als deel van het letterteken zelf.

Voorbeelden[bewerken | brontekst bewerken]

Gebruik[bewerken | brontekst bewerken]

  • In het Maltees wijst deze punt op een uitspraak als postalveolaire affricaten.
  • In het Ierse lettertype wordt de punt (sí buailte) gebruikt om lenitie aan te geven. Tegenwoordig zet men in plaats hiervan een h achter de betreffende medeklinker. Het komt voor bij de letters b, c, d, f, g, m, p, s en t.
  • In het Pools wordt de punt enkel gebruikt bij de ż/Ż voor een verharde, postalveolaire uitspraak: [ʒ]?. Deze punt werd voorgesteld door Jan Hus voor het Tsjechisch in zijn De Orthographia Bohemica.
  • In het Litouws staat het grafeem <ė> voor de klank [e:]?.
  • <ė> wordt ook gebruikt voor de transliteratie uit het (Russisch) cyrillisch van de letter э/Э.
  • In het Catalaans wordt de punt gebruikt om onderscheid tussen de gepalataliseerde [ʎ] en de gewone (dikke) [l] aan te duiden. (ll versus l·l)
  • Bij de romanisatie van enkele Semitische talen wordt de punt (onder de letter) gebruikt voor de emfatische versie van die medeklinker.