Ruwvoer
Uiterlijk
Onder ruwvoer verstaat men in het algemeen houdbare producten die speciaal voor veevoerdoeleinden geteeld zijn en die geen of enkel eenvoudige bewerkingen hebben ondergaan. Het drogestofgehalte (ds) ligt doorgaans hoger dan bij natte bijproducten.
Voorbeelden van ruwvoer zijn:
- hooi (ds = 80%)
- voederstro (ds = 85%)
- voederbieten en stoppelknollen (ds = 12%)
- kuilgras (ds = 55%)
- snijmaiskuil (ds = 35%).
Ruwvoer heeft per gewichtseenheid een relatief lage voedingswaarde. Het wordt ingezet bij runderen, paarden en schapen als er geen weidegras beschikbaar is. In toenemende mate wordt in de eenentwintigste eeuw melkvee, zoals runderen en geiten, ook 's-zomers op stal gehouden en met ruwvoer gevoederd.
Naast ruwvoer en natte bijproducten voert men in de veehouderij ook groenvoer en krachtvoer.