Atjeh-medaille 1873-1874: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Robert Prummel (overleg | bijdragen)
Robert Prummel (overleg | bijdragen)
Regel 27: Regel 27:
== Zie ook ==
== Zie ook ==


* De [[Lijst van Onderscheidingen in Nederland]]
* De [[Lijst van Nederlandse onderscheidingen]]


== Literatuur ==
== Literatuur ==

Versie van 23 nov 2007 18:14

De Atjeh-medaille 1873-1874 is een door Koning Willem III der Nederlanden op 12 mei 1874 in een Koninklijk Besluit ingestelde herinnerings- of campagnemedaille. De medaille werd uitgereikt aan de overlevenden van de strijd in 1873 en 1874 om de heerschapij aan de noordpunt van Sumatra. Engeland en Nederland waren overeen gekomen dat Groot-Britanië Maleisië mocht koloniseren terwijl Nederland Java, Sumatra en de Indische archipel beheersen mocht.

Toen het onafhankelijke sultanaat Atjeh in 1873 handelsverdragen sloot met Europese machten zoals Italië en met de Verenigde Staten besloot de Nederlandse regering in te grijpen. Op 26 maart 1873 verklaarde Gouverneur-generaal van Nederlands-Indië James Loudon de oorlog aan de Atjehse krijgsheer Tiban Mohammed. Men zond op 8 april Generaal-majoor J.H.R. Köhler met 300 man naar Atjeh. De generaal beschikte niet over goede kaarten en de aanval werd een fiasco. De generaal meende de kraton te moeten veroveren maar viel bij vergissing een moskee aan. De fanatiek- mohammedaanse bevolking verdedigde het godshuis tot de laatste man. De moskee werd genomen, ontruimd, door Atjehers opnieuw bezet en wederom ingenomen. Veel Nederlanders waaronder de bevelhebber sneuvelden tijdens deze gevechten.

Geconfronteerd met deze nederlaag en de grote verliezen besloot de plaatsvervangend bevelhebber, kolonel Van Daalen, zich uit Atjeh terug te trekken. Hiermee kwam een einde aan de Eerste Atjeh Oorlog.

Op 11 november 1873 werd een tweede, nu beter voorbereide,aanval op Atjeh ondernomen. Deze Tweede Atjeh Oorlog begon op 9 december 1873. Op die dag landde een uit 13.000 man bestaand leger, onder bevel van generaal-majoor Gustave Verspijck, op de kust van Noord-Atjeh. Dit keer werd de tot een fort verbouwde moskee snel veroverd en kon de opmars naar de vijandelijke kraton worden voortgezet. Een zwaar bombardement met meegebrachte artillerie legde de wallen van het gefortificeerde paleis in puin en op 25 januari 1874 werd het paleis met een grootscheepse infanterie-aanval ingenomen te worden. De vorst had zich toen al ongemerkt met zijn familie en volgelingen teruggetrokken in de voor Nederlanders ondoordringbare jungle.

De Nederlanders hebben de toestand in Atjeh beide malen verkeerd ingeschat. De macht in Atjeh lag niet bij de vorst maar bij de Oeléëbalang of voorgangers in de moskeeën. De Tweede Atjeh Oorlog zou daarom nog zes jaar duren. Pas in 1900 slaagde Generaal Johannes Benedictus van Heutsz er in om Atjeh te onderwerpen maar werkelijk veilig voor Nederlanders werd het gebied nooit.

Aan alle militairen die in de Eerste Atjeh Oorlog en de eerste zes maanden van de Tweede Atjeh Oorlog (welke nog tot 1880 zou duren) hadden deelgenomen werd bij Koninklijk besluit no. 9 van 12 mei 1874 een herinneringsmedaille toegekend. Officieel heette deze de Atjeh-medaille 1873-1874, maar omdat het doel van de operatie de inname van de kraton was geweest staat de medaille bekend als de "Kraton-medaille".

Vormgeving

De "Atjeh-medaille 1873-1874" is een ronde verguld bronzen medaille met een middellijn van 3,6 centimeter. De voorzijde vertoont het naar links gewende portret van Koning Willem III der Nederlanden, Groothertog van Luxemburg, met het randschrift "WILLEM III KONING DER NEDERLANDEN G.H.V.L.". Links onder de nek van de koning zijn de initialen van de ontwerper J. Elion te lezen aangebracht.
De keerzijde van de medaille vertoont het opschrift "ATJEH / 1873 EN 1874" binnen een krans van oranje- en eikentakken. Oorspronkelijk was het opschrift "ATCHIN / 1873 EN 1874". Het werd bij Koninklijk Besluit van 28 augustus 1874 gewijzigd in het huidige opschrift.

Het brons voor de medailles komt uit de in de kraton buitgemaakte bronzen kanonnen.

Het lint is zoals in Nederland gebruikelijk 37 millimeter breed en was oorspronkelijk donker oranje. In een Koninklijk Besluit van 24 april 1875 werd de kleur veranderd in Nassausch blauw.

Bijzonder is dat de dragers van de Atjeh-medaille ook een gesp met de opschrift "ATJEH 1873-1874" op het lint van het Ereteken voor Belangrijke Krijgsbedrijven mochten dragen. Deze bepaling in het Koninklijk Besluit van 24 april 1875 is strijdig met de in Nederland geldende regel dat voor een en hetzelfde feit niet meer dan één ereteken kan worden toegekend.

De medaille werd als vaandeldecoratie gehecht aan het vaandel van het 9e Bataljon Infanterie van het, toen nog niet Koninklijke, Nederlandsch Indisch Leger.


Zie ook

Literatuur

  • Dr. W.F. Bax, "Ridderorden, eereteekenen, draagteekens en penningen, betreffende de Weermacht van Nederland en Koloniën (1813-heden)", 1973
  • H.G. Meijer, C.P. Mulder en B.W. Wagenaar, "Orders and Decorations of The Netherlands", 1984

Externe link

  • Afbeelding op [1]