Magnificat

Beluister (info)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Wouter Druwé (overleg | bijdragen) op 28 dec 2007 om 10:03. (gesproken Wikipedia)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Sjabloon:Maria Het Magnificat wordt ook wel de lofzang van Maria genoemd en is te vinden in het evangelie volgens Lukas, 1:46-55. De naam 'Magnificat' dankt het lied aan de eerste woorden in de Latijnse versie, Magnificat anima mea, wat betekent '(mijn ziel) maakt groot'. Maria liet deze woorden klinken bij haar bezoek aan haar nicht Elisabeth terwijl ze in verwachting was van Jezus Christus.

Liturgisch gebruik

Het Magnificat wordt in de christelijke liturgie frequent gebruikt. Het is opgenomen in het Book of Common Prayer van de Anglicaanse Kerk en in de Officie van de Rooms-Katholieke Kerk, namelijk in de vespers. In de protestantse kerken in Nederland wordt de lofzang van Maria in berijmde vorm gezongen.

Muziekstukken

Tot de bekendste Magnificats behoren de composities van Claudio Monteverdi, Johann Sebastian Bach (BWV 243) en Antonio Vivaldi (RV 610a). Van recenter datum: een Magnificat van Alan Hovhaness en van Godár (2003).

Grieks

Μεγαλύνει ἡ ψυχή μου τὸν Κύριον καὶ ἠγαλλίασε τὸ πνεῦμά μου ἐπὶ τῷ Θεῷ τῷ σωτῆρί μου,
ὅτι ἐπέβλεψεν ἐπὶ τὴν ταπείνωσιν τῆς δούλης αὐτοῦ. ἰδοὺ γὰρ ἀπὸ τοῦ νῦν μακαριοῦσί με πᾶσαι αἱ γενεαί.
ὅτι ἐποίησέ μοι μεγάλα ὁ δυνατός καὶ ἅγιον τὸ ὄνομα αὐτοῦ, καὶ τὸ ἔλεος αὐτοῦ εἰς γενεὰς γενεῶν τοῖς φοβουμένοις αὐτόν.
Ἐποίησε κράτος ἐν βραχίονι αὐτοῦ, διεσκόρπισεν ὑπερηφάνους διανοίᾳ καρδίας αὐτῶν·
καθεῖλε δυνάστας ἀπὸ θρόνων καὶ ὕψωσε ταπεινούς, πεινῶντας ἐνέπλησεν ἀγαθῶν καὶ πλουτοῦντας ἐξαπέστειλε κενούς.
ἀντελάβετο Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι ἐλέους, καθὼς ἐλάλησε πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, τῷ Ἀβραὰμ καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ εἰς τὸν αἰῶνα.

Latijn (Vulgata)

Magnificat anima mea Dominum
Et exultavit spiritus meus in Deo salutari meo.
Quia respexit humilitatem ancillæ suæ: ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes.
Quia fecit mihi magna qui potens est, et sanctum nomen eius.
Et misericordia eius a progenie in progenies timentibus eum.
Fecit potentiam in bracchio suo, dispersit superbos mente cordis sui.
Deposuit potentes de sede et exaltavit humiles.
Esurientes implevit bonis et divites dimisit inanes,
Suscepit Israel puerum suum recordatus misericordiæ suæ,
Sicut locutus est ad patres nostros, Abraham et semini eius in sæcula.

Rooms-Katholieke versie

Hoog verheft nu mijn ziel de Heer,
verrukt is mijn geest om God, mijn Verlosser,
Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd,
van nu af prijst ieder geslacht mij zalig.
Wonderbaar is het wat Hij mij deed,
de Machtige, groot is Zijn Naam!
Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen
voor ieder die Hem erkent.
Hij doet zich gelden met krachtige arm,
vermetelen drijft hij uiteen,
machtigen haalt Hij omlaag van hun troon,
eenvoudigen brengt Hij tot aanzien;
Behoeftigen schenkt Hij overvloed,
maar rijken gaan heen met lege handen.
Hij trekt zich Zijn dienaar Israël aan,
Zijn milde erbarming indachtig;
zoals Hij de vaderen heeft beloofd,
voor Abraham en zijn geslacht voor altijd.

Nieuwe Bijbelvertaling

‘Mijn ziel prijst en looft de Heer,
mijn hart juicht om God, mijn redder:
hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.
Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,
heilig is zijn naam.
Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht,
voor al wie hem vereert.
Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen.
Heersers stoot hij van hun troon
en wie gering is geeft hij aanzien.
Wie honger heeft overlaadt hij met gaven,
maar rijken stuurt hij weg met lege handen.
Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar,
zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd:
hij herinnert zich zijn barmhartigheid
jegens Abraham en zijn nageslacht,
tot in eeuwigheid.’

Berijming van Datheen

Mijn ziel maakt groot den Heer,
Mijn geest verheugt hem zeer
In mijnen God vol trouwe.
Hij is mijn zaligheid,
En wil ook de kleinheid
Zijner dienstmaagd aanschouwen.


Ziet hierom zullen mij
Alle geslachten vrij
Welgelukzalig achten;
Want onze God zeer goed
Grote dingen nu doet,
Door Zijn hand, sterk in krachten.


Heilig is Zijnen Naam,
En al Zijn goedheid bekwaam
Zal eeuwiglijk beklijven,
Van kindskind'ren voortaan,
Voor hen, die recht wel gaan
En in Gods vreze blijven.


Een schoon en heerlijk werk
Door Zijnen arm zeer sterk,
Heeft gedaan God almachtig;
Hij heeft de stouten kwaad
En hares harten raad,
Tot niet gemaakt zeer krachtig.


Die stout zijn in hoogmoed,
Vol van eer en van goed,
Heeft God nedergedreven;
En die arm zijn en klein,
Heeft Zijn goedheid allein
Zeer heerlijk nu verheven.


Die arm zijn naar den geest,
Denwelken hongert meest,
Verzaadt de Heer geprezen;
Die rijk zijn vol en groot,
Heeft Hij ledig en bloot
Van Hem vrij afgewezen.


Hij verheft Israël
Zijn zoon, en gedenkt wel
Aan zijn grote genade:
Zo Hij heeft Abraham
En 't volk, dat na hem kwam,
Toegezeid' vroeg en spade.

Berijming uit 1773

Mijn ziel verheft Gods eer;
mijn geest mag blij den Heer,
mijn Zaligmaker noemen,
Die, in haar lagen staat,
Zijn dienstmaagd niet versmaadt,
maar van Zijn gunst doet roemen


Want ziet, om 's Heeren daân,
zal elk geslacht voortaan
alom mij zalig spreken;
wijl God, na ramp en leed,
mij grote dingen deed;
nu is Zijn macht gebleken.


Hoe heilig is Zijn naam!
Laat volk bij volk te zaâam
barmhartigheid verwachten;
nu Hij de zaligheid,
voor die Hem vreest, bereidt,
door al de nageslachten.


Des Heeren arm is sterk,
Hij deed een krachtig werk:
die hoog zijn van gevoelen,
heeft Hij verstrooid, verward,
met alles, wat het hart
dier trotsen mocht bedoelen.


Die stout zijn op hun macht,
heeft Hij versmaad, veracht,
gestoten van de tronen;
maar Hij verhoogt en hoedt
het nederig gemoed,
waarin Zijn Geest wil wonen.


Hij heeft na lang geduld,
met goederen vervuld
der hongerigen monden;
Hij zag geen rijken aan,
maar heeft z'in hunnen waan,
gans ledig weggezonden.


Zijn goedheid klom ten top;
Hij nam Zijn Isrel op
naar 't heil, Zijn knecht beschoren;
gelijk Hij, ons ten troost,
aan Abram en zijn kroost,
voor eeuwig had gezworen.