Windrecht

Beluister (info)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jcb (overleg | bijdragen) op 6 jun 2008 om 16:59. (+ogg)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Windrecht hield in vroeger tijden in dat molenaars belasting moesten betalen over de wind die gebruikt werd (de windvang) om de molen te laten draaien. Deze belasting werd vaak geheven over de productie van de molen.

Omdat een molen meestal het eigendom van de plaatselijke heerser was en aan de molenaar werd doorverpacht, was windrecht een manier om concurrentie tegen te gaan.

Als tegenprestatie zorgde de landheer ervoor dat er rondom de molen geen windbelemmering was. Er heerste een verbod op bebouwing en hoge bomen. Ook waren ingezetenen verplicht om hun graan op de molen van de landheer te laten malen (molendwang). In zekere zin stelde de landheer hiermee zijn inkomsten uit de molen veilig.

Het windrecht zorgde ervoor dat molens herkenbaar moesten zijn en voorzien moesten zijn van een naam. Traditioneel werd door molenaars gekozen voor de naam van een dier. Door een afbeelding van dit dier op de molen te plaatsen wisten ook analfabeten welke molen bedoeld werd.

Aan het windrecht (en tegelijk hiermee het recht van molendwang) kwam in 1798 tijdens de Bataafse republiek een einde door de uitvaardiging van een staatsregeling.

Tegenwoordig is vastgelegd dat een molen een vrije zone van 375 meter rond zich moet hebben om voldoende wind te kunnen vangen. Handhaving van het windrecht (sinds 1973 vaak aangeduid met de term molenbiotoop) is bij poldermolens soms een taak van de waterschappen en Hoogheemraadschappen. Vaak zijn deze rechten ondergeschikt aan de wens tot stadsuitbreiding van de gemeente waarin de molen staat.

In het Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis, deel 1, afl. 4, 1919, blz. 431-442, Haarlem, schreef Mr. S. J. Fockema Andreae, Oud-Hoogleraar te Leiden een boeiend artikel over dit lemma getiteld Recht van den wind en molendwang.