Numerus clausus-beginsel
Het numerus clausus-beginsel bij zakelijke rechten houdt in dat zakelijke rechten enkel bestaan voor zover de wet ze voorschrijft. Hierdoor kunnen contractpartijen niet zelf contractueel nieuwe zakelijke rechten vormen.[1] [2] [3] [4] Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1973, nr. 34, 96.</ref>Men spreekt ook over de limitatieve opsomming van zakelijke rechten of het gesloten karakter van het zakenrecht. Derden, die geen contractpartij zijn, moeten er namelijk van uit kunnen gaan dat de contractuele regeling met betrekking tot het zakelijk recht niet afwijkt van de wettelijke regeling.[5]
Oorsprong
Het numerus clausus-beginsel heeft geen wettelijke grondslag, maar wordt aangenomen door de rechtspraak en rechtsleer. Men kan hoogstens artikel 543 van het Burgerlijk Wetboek inroepen als wettelijke rechtsgrond:
- Men kan op de goederen, of een recht van eigendom, of enkel een recht van genot, of enkel een recht van erfdienstbaarheid hebben.[6]
Art. 543 BW werd bewust ingeschreven in het Burgerlijk Wetboek als reactie tegen feodale regels en lasten op het privaat eigendomsrecht. Dit eigendomsrecht mocht zo min mogelijk worden beperkt. Het is om die reden dat men niet zelf zakelijke rechten kan scheppen buiten de wet om.
Rechtspraak
Arrest Sart-Tilman
In het cassatiearrest van 17 oktober 1996 (het zgn. arrest Sart-Tilman) droeg een vzw haar schuldvorderingen jegens derden over aan een bank, tot zekerheid van haar schuld aan de bank. De vzw werd nadien in vereffening gesteld waarbij de vereffenaars de eigendomsoverdracht tot zekerheid betwistten. Volgens de vereffenaars is de bank geen eigenaar van de schuldvorderingen geworden, maar een fiduciair eigendomsrecht is toegekend, wat een schending inhoudt van het numerus clausus-beginsel. Het Hof van Cassatie stelde hen in het gelijk. Het Hof oordeelde dat de overeenkomst wel geldig is tussen partijen, maar niet tegenwerpbaar is aan derden omdat de overeenkomst geen zakelijke werking heeft en derhalve kan de overdracht van schuldvorderingen niet worden tegengeworpen aan de andere schuldeisers.
Afstand van natrekking-arrest
In het cassatiearrest van 18 mei 1988 verzaakt een grondeigenaar aan zijn recht van natrekking, ten voordele van een aannemer, zodat de aannemer op de grond mag bouwen en zodoende zelf eigenaar wordt van de door hem opgetrokken constructies. Er ontstaat discussie over welk soort recht hierbij ontstaat: het kan in elk geval geen recht sui generis zijn, omdat zulks in zou gaan tegen het numerus clausus-beginsel. Het Hof oordeelde dat het toegekende recht enkel kan worden beschouwd als een recht van opstal, met een maximumduur van 50 jaar.
- ↑ T. STRUYCKEN, De numerus clausus in het goederenrecht, Deventer, Kulwer, 2007, 1.
- ↑ S. STIJNS en H. VUYE, "Zakenrecht: Tweehonderd jaar oud of tweehonderd jaar jong?", in D. HEIRBAUT en G. MARTYN, Napoleons nalatenschap. Tweehonderd jaar Burgerlijk Wetboek in België, Mechelen, Kluwer, 2005, 157.
- ↑ F. VAN NESTE, Zakenrecht, I, Brussel, E. Story-Scientia, 1990, nr. 30, 59-62.
- ↑ W. VAN GERVEN, "Algemeen Deel, I", in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1973, nr. 34, 96.
- ↑ V. SAGAERT, "Het goederenrecht als open systeem van verbintenissen? Poging tot een nieuwe kwalificatie van de vermogensrechten", TPR 2005, nr. 50, 1031.
- ↑ Art. 543 BW.