Naar inhoud springen

Teufelsmoor (natuurreservaat)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Bitbotje (overleg | bijdragen) op 3 feb 2020 om 10:21. (Lint-fouten: Onjuist opgegeven opties mediabestand (help mee), replaced: Paula Modersohn-Becker 014.jpg|mini|hochkant|links|Schilderij met AWB)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Teufelsmoor
Biotoop
Teufelsmoor (Nedersaksen)
Teufelsmoor
Situering
Land Duitsland
Locatie Landkreis Osterholz
Coördinaten 53° 17′ NB, 8° 52′ OL
Dichtstbijzijnde plaats Osterholz-Scharmbeck
Informatie
IUCN-categorie IV (Biotoop)
Oppervlakte 19,27 km²
Opgericht 2017
Detailkaart
Kaart
Kaart van het Teufelsmoor en de rivier Hamme, waar het veen grotendeels op afwatert
Foto's
veenlandschap in een gebied, waar vernatting wordt toegepast

Teufelsmoor (Duits voor: duivelsveen) is de benaming voor een in 2017 ingericht Duits natuurreservaat van 1.927 hectare (Duits kenmerk: NSG LÜ 313) dat deel uitmaakt van de gelijknamige landstreek in Nedersaksen. Het ligt in de gemeente Osterholz-Scharmbeck en de aangrenzende Samtgemeinde Hambergen.

Geschiedenis

In de Jonge Steentijd gebruikten de mensen één pad om het, toen vrijwel ontoegankelijke, moeras te doorkruisen. Dit ca. 2,5 km lange pad loopt van het huidige dorp Gnarrenburg zuidwaarts naar Karlshöfen, dat nu een Ortsteil van Gnarrenburg is. Pas omstreeks de 15e eeuw was de mens in staat, elders in het moeras dijken op te werpen en daar wegen op aan te leggen.

Rond 1750 begon onder leiding van Moorkommissar J.-Chr. Findorf, de periode van ontginning: arme mensen konden er een min of meer onafhankelijk bestaan opbouwen als turfsteker, de mannen hoefden niet in militaire dienst. Er werd een net van afwateringskanalen gegraven. Langs sommige daarvan werden wegen aangelegd en huisjes gebouwd, waar de arbeiders konden wonen. Zo ontstonden langgerekte wegdorpen: veenkolonies. Daarachter werd turf gestoken, waarmee de inwoners van o.a. Bremen hun kachels konden stoken.

Toen overal in Duitsland de steenkoolmijnen rond 1880 begonnen te draaien, werd al gauw - mede vanwege de smog die bij turfverbranding sterker was dan bij steenkoolverbranding - de turf als verwarmingsbron door steenkool vervangen. De na de turfafgraving blootgelegde, zandige dalgrond werd met kunstmest bemest en voor steeds intensievere akkerbouw, vanaf 1970 steeds meer verbouw van ook voedermaïs, gebruikt. Opgemerkt moet worden, dat turfwinning in Duitsland nog tot 1990 en langer lonend, en tot 2012 contractueel toegestaan was, door verkoop van de turf als turfmolm.

Hoe arm de mensen het hier in de 19e eeuw hadden, blijkt wel uit de spreuk in het Platduits: „Den Eersten sien Dood, den Tweeten sien Noot, den Drüdden sien Broot“. Van de romantisch aandoende landschappen in het gebied, zoals de schilders van de kunstenaarskolonie Worpswede die rond 1890-1910 maakten, is intussen weinig meer bewaard gebleven.

In de nazi-tijd werd het ontginnen van het veen ook jarenlang gedaan door dwangarbeiders, o.a. in een werkkamp voor zogenaamde asocialen.

Rond 1990 kwam men tot het inzicht, dat het zo niet langer kon doorgaan. De intensieve landbouw onttrok te veel grondwater, waardoor het land, zeker in warme zomers, uitdroogde. De boeren kregen ook steeds slechtere prijzen voor hun gewassen betaald. Men is toen op bescheiden schaal begonnen, bepaalde stukken voormalig hoogveen opnieuw te vernatten, o.a. door een aantal afwateringskanalen te dempen. Zo hoopt men, een deel van het gebied te renaturieren (veranderen in nieuwe natuur). Daar de vorming van hoogveen een langzaam proces is, moet hierbij eerder in eeuwen dan in jaren gepland worden.

Het Teufelsmoor heeft als extra probleem, dat de buitenwijken van de stad Bremen zich steeds meer naar dit gebied uitbreiden. Hierdoor zijn bepaalde vormen van vernatting niet mogelijk, bijv. door de kans op het ontstaan van muggen- en andere insectenplagen.

Natuurreservaat Teufelsmoor

Het natuurreservaat Teufelsmoor omvat o.a. veengebieden, waar na turfwinning geen landbouw werd bedreven en die hier en daar met moerasbos begroeid zijn. Door vernatting probeert men, het hoogveen te regenereren.

Het gebied is nu reeds rijk aan libellen, amfibieën, reptielen en vogels, waaronder een aantal zeldzame en beschermde soorten. Door het (drassige) gebied loopt één pad, dat alleen in de zomer begaanbaar is.

Afbeeldingen