Eiwittransitie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Eiwittransitie of 'plantificeren' staat bij de mens voor het omvormen van een voedingspatroon met overwegend dierlijke ingrediënten naar een voedingspatroon met overwegend plantaardige bestanddelen.[1][2][3]

Eiwitten[bewerken | brontekst bewerken]

Eiwitten zijn een belangrijk onderdeel van de menselijke voeding. Ze komen voor in zowel dierlijke als plantaardige producten. Dierlijke eiwitten zijn te vinden in vlees, vis, eieren en melkproducten. Plantaardige eiwitten komen voor in graanproducten, peulvruchten, noten en in mindere mate in groenten en aardappelen.[4]

Noodzaak voor de eiwittransitie[bewerken | brontekst bewerken]

De huidige modus van eiwitproductie en –consumptie volstaat niet meer. De wetenschap geeft te kennen dat de eiwitvoorziening moet verduurzamen om geen problemen te krijgen op het gebied van voedselzekerheid, milieu en volksgezondheid.[5]

Voedselzekerheid[bewerken | brontekst bewerken]

Globaal[bewerken | brontekst bewerken]

Naast overconsumptie van eiwitten bestaat er ook “eiwitondervoeding”. Door bevolkingsgroei zal deze onevenwichtigheid waarschijnlijk verergeren. Als de huidige trends voortzetten, zal de wereld in de toekomst meer eiwit nodig hebben om aan de vraag te voldoen. Er is een verandering in de voedselsystemen nodig om toenemende honger en ondervoeding te voorkomen.[5]

Europese Unie[bewerken | brontekst bewerken]

De Europese Unie wil minder afhankelijk worden van de invoer van eiwitrijke grondstoffen. Als redenen hiervoor worden aangevoerd dat verwacht wordt dat eiwitrijke grondstoffen schaarser worden (vanwege verwachte grotere vraag van importerende landen buiten de EU) en de angst voor het misbruiken van de machtspositie door de aanbieders van deze grondstoffen.[6] Hierbij moet aangetekend worden dat sojabonen en vleesvervangers in de supermarkt vaak van Europese oorsprong zijn.[7]

Milieu[bewerken | brontekst bewerken]

Globaal[bewerken | brontekst bewerken]

Een kwart van de wereldwijde broeikasgassen wordt veroorzaakt door de voedselproductieketen in zijn geheel. De voedselproductieketen is verantwoordelijk voor een derde van de wereldwijde verzuring van het land. Om de duurzameontwikkelingsdoelstellingen voor het verminderen van de koolstofemissies te bereiken en de klimaatverandering tegen te gaan, moet worden omgeschakeld naar duurzame voedingsbronnen.[5]

Door verduurzaming van de productie van dierlijke eiwitten en door de verschuiving van de consumptie van dierlijke eiwitten naar plantaardige zal de ecologische impact van de eiwitvoorziening minder worden.[8] Tussen dierlijke eiwitbronnen bestaan overigens ook grote verschillen in effect op het milieu. Rundvlees heeft een veel hogere milieudruk dan kip. Volgens het Nederlandse Voedingscentrum is met name minder rood en bewerkt vlees eten beter voor het milieu. Een voedingspatroon helemaal zonder vlees en zuivel is niet automatisch de meest duurzame keuze.[9]

Europese Unie[bewerken | brontekst bewerken]

Invoer van eiwitrijke producten, zoals soja, uit landen buiten de EU kan ontbossing en vernietiging van natuurlijke ecosystemen in sommige producerende landen teweeg brengen. Stimulering van de teelt van eiwitrijke gewassen binnen de EU beperkt die invoer en dat zou gunstiger moeten zijn voor het milieu.

Volksgezondheid[bewerken | brontekst bewerken]

In verband met de volksgezondheid is een reductie in de consumptie van dierlijke eiwitbronnen belangrijk, dat geldt in het bijzonder voor rood en bewerkt vlees.[8]

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

In 2019 haalde de Nederlandse bevolking 61 procent van hun eiwitten uit dierlijke bronnen en 39 procent uit plantaardige. Volgens het Nederlandse Voedingscentrum adviseren diverse partijen dat in het jaar 2030 zestig procent van de eiwitten in het eten afkomstig moet zijn van plantaardige bronnen, en veertig procent van dierlijke bronnen.[9]