Gebruiker:Bertux/Kladblok/Poikilothermie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie


Poikilothermie is het geheel of grotendeels ontbreken van het vermogen de lichaamstemperatuur intern te regelen. De term wordt op twee manieren gebruikt: om een speciale vorm van koudbloedigheid te beschrijven bij bepaalde diersoorten, maar ook voor een aandoening bij mensen waarbij de normale thermoregulatie verstoord is.

Koudbloedige dieren[bewerken | brontekst bewerken]

De term koudbloedig is misleidend. Koudbloedige dieren hebben niet per se koud bloed, maar ze missen het vermogen om hun lichaam (en dus ook hun bloed) op een constante, hoge temperatuur te houden. Veel koudbloedigen die overdag actief zijn, verhogen hun lichaamstemperatuur 's morgens met een zonnebad. Dit is een externe regeling van de temperatuur: de zon, een externe energiebron, wordt ingezet om de lichaamstemperatuur snel op peil te krijgen. Daarnaast zijn er koudbloedige soorten, bijvoorbeeld de honingbij, die hun lichaamstemperatuur kunnen verhogen met speciale mechanismen of 'foefjes'. Honingbijen verhogen de temperatuur van hun nest en uiteraard ook van hun lichaam door met de vleugels te trillen. Daarbij produceren de vleugelspieren veel warmte, een interne energiebron dus. Honingbijen zijn dus niet poikilotherm.

Poikilothermie bij koudbloedigen[bewerken | brontekst bewerken]

Diverse reptielen zoals hagedissen en alle krokodilachtigen zijn wel poikilotherm. Zonder externe energiebron kunnen ze hun lichaamstemperatuur niet verhogen. Wanneer dergelijke dieren in terraria worden gehouden, moet de temperatuur hoog genoeg zijn, of er moet een warmtelamp of andere warmtebron aanwezig zijn.

De poikilothermie van krokodillen is opmerkelijk, omdat zij een hart met vier kamers hebben, wat ze gemeen hebben met hun verre voorouders, de archosauria. Er bestaan sterke aanwijzingen dat de archosauriërs al een verhoogde stofwisseling hadden, waarvoor een gescheiden bloedsomloop erg nuttig geweest zou zijn.[1] De huidige poikilothermie van de krokodilachtigen zou dan geen primitief kenmerk zijn, maar een secundaire aanpassing aan hun leven in het water: om daar niet te veel warmte te verliezen, zouden ze hun warmbloedigheid weer verloren hebben.

Poikilothermie als aandoening[bewerken | brontekst bewerken]

dr. M. MacKenzie, internist van het Academisch Ziekenhuis Nijmegen. Als eerste in de wereld heeft hij aan de hand van studies bij enkele patiënten het fenomeen poikilothermie uitvoerig beschreven. Vorige week promoveerde hij hierop aan de Katholieke Universiteit Nijmegen.[2]

misschien ook bij andere warmbloedige dieren?