Gebruiker:Jan Van Gelder/Adversus Haereses

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Adversus Haereses ("Tegen de ketters") zoals het werk bekend staat, is het belangrijkste werk van Irenaeus ongetwijfeld zijn "Ontmaskering en omverwerping van de valselijk zo genoemde gnosis", met zijn Griekse titel Ἐλεγχος και ἀνατροπη της ψευδονυμου γνωσεως, Elenchos kai anatropè tès pseudonumou gnôseôs.

Ontstaansgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Onmiddellijke aanleiding was de komst van de Klein-Aziatische gnostische leraar Marcus de Magiër en volgeling van Valentinus naar Lyon.

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

De Griekse titel is een accurate weergave van de bedoeling van de auteur. Het werk is onderverdeeld in vijf "boeken":

  • Boek I
geeft informatie over de Valentiniaanse gnostici, aanverwante strekkingen en voorgangers, die teruggaan op Simon Magus.
Zo brengt hij naast Valentinus en Simon Marcus, Menander, Basilides, Carpocrates, Cerinthus, de Nicolaïeten, Cerdo, Marcion, de Ophieten, de Sethianen en de Kaïnieten ter sprake, naast enkele niet-gnostische christelijke stromingen: de Ebionieten, Tatianus en de Encratieten.[1]
  • Boek II
Weerlegging van de gnostische systemen van Valentinus en Marcion aan de hand van beredeneerde bewijsvoeringen.
  • Boek III
Verdere weerlegging van de gnostische systemen aan de hand van Bijbelse, zowel Oud- als Nieuwtestamentische, passages. Voor het Nieuw Testament zijn dat alle Evangeliën, de Handelingen van de Apostelen, de meeste Paulusbrieven en Openbaring. Wat het Oud Testament betreft citeert Ireneüs de meeste boeken uit de Pentateuch, een groot aantal profeten, de psalmen en de spreuken. De historische boeken blinken uit door afwezigheid.
  • Boek IV
Verdere weerlegging van de gnostische leerstellingen aan de hand van de woorden van Christus.
  • Boek V
De eschatologie, met de verrijzenis van de hele mens – geest en lichaam – als tegengesteld aan de gnostische leerstellingen.

Teksttraditie[bewerken | brontekst bewerken]

De oorspronkelijke Griekse tekst van Adversus Haereses bleef niet bewaard. In de negende eeuw heeft Photius de tekst nog gelezen in Bagdad. (Doutreleau, D.S., deel VII.2, kolom 1934: berichten dat er nog Griekse teksten zijn in de bibliotheken in Venetië, het Vaticaan en op de Athos, zijn onbetrouwbaar.)

Wel bleven er een aantal Griekse tekstfragmenten bewaard, onder meer in de Kerkgeschiedenis van Eusebius van Caesarea, bij Hippolytus van Rome (derde eeuw), en bij Epiphanius, monnik en later bisschop van Salamus (tweede helft van de vierde eeuw). De eerste veertien hoofdstukken van Boek V over de verrijzenis bleven bewaard op een aantal papyrusfragmenten.

Van de Latijnse vertaling bestaan nog negen handschriften, waarvan één in de universiteitsbibliotheek van Leiden en één in de bibliotheek van het Vaticaan. Die vertaling dateert in elk geval van vóór Augustinus, die de tekst letterlijk citeert in zijn Contra Julianum (ca. 420), en is mogelijk in Afrika gemaakt. Mogelijk heeft ook Tertullianus reeds kennis gehad van deze tekst.

De Latijnse tekst werd voor het eerst uitgegeven door Erasmus in 1526 te Bazel. Erasmus heeft van drie handschriften gebruik gemaakt, waarvan er twee inmiddels verloren zijn gegaan.[2]

De Armeense vertaling van de boeken IV en V werd pas teruggevonden in 1904, door de archimandriet (orthodoxe abt) Ter-Mekerttschian in de kerk van de Moeder Gods (Theotokos) te Jerevan in Armenië in een boekband waarin ook de Demonstratio was opgenomen. Het manuscript was afkomstig uit Cilicië en dateert uit de dertiende eeuw, al gaat hij terug op een veel oudere vertaling.

Duitse vertaling: Lic. Dr. Erwand Ter-Minassiantz (ed.), Ireneaeus gegen die Häretiker, Buch IV u. V in armenischer Version entdeckt von Lic. Dr. Karamet ter-Měkěrttschian z.z. Bischof in Tauris (Persien), Leipzig (Heinrichs), 1910.

[3]

Op basis van zowel de Latijnse als de Armeense vertaling, beide vrij letterlijke vertalingen van de oorspronkelijke Griekse tekst, werden beide boeken dan terugvertaald naar het oorspronkelijke Grieks door R. Rousseau en anderen. (In S.C. 100 (2 delen) en S.C. 152 en 153).

Receptie bij de oud-kerkelijke schrijvers[bewerken | brontekst bewerken]

Gedachtengoed - waardering in de twintigste eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. http://www.ccel.org/ccel/schaff/anf01.ix.ii.html
  2. Voor de verdere geschiedenis van de Latijnse edities, zie: http://www.ccel.org/ccel/schaff/anf01.ix.i.html.
  3. Fred C. Conybeare en Charles C. Torrey, Important Documents from the Eearly Church, in: The American Journal of Theology, Vol. 15, No. 4 (Oct., 1911) pp. 631-635: "The manuscript itself is of Cilician origin and was written at the request of the archbishop John, a brother of King Hethum. This John was ordained bishop in 1259 and died in 189; but the book itself is already cited by Stephanus, a prelate of Siunik in the eight century; and two of the citations made by him recur in a dogmatic treatise ascribed to an Armenian Catholicos Sahak, who was probably the patriarch of that name from 678 to about 700. On these grounds the editor and discoverer ascribe the version to the century 650-750, when the monophysite controversy was raging in Armenia, and the doctors of the Armenian church may have seen in Irenaeus' work a useful weapon against the partisans of the council of Chalcedon." Teruggevonden in: http://links.jstor.org/sici?sici=0042-6032(198006)34%3A2%3C193%3ANFADLH%3E2.0.CO%3B2-Y, geraadpleegd 2008-03-24. Bonheiden: De Armeense vertaling kwam vermoedelijk tot stand in Constantinopel.