Gebruiker:YasmineMarien/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Vertalingen en adaptaties[bewerken | brontekst bewerken]

Vertalingen[bewerken | brontekst bewerken]

De roman werd vertaald in 8 talen.[1] De eerste vertalingen verschenen in de jaren zeventig: in 1977 publiceerde Editions Complex de Franse versie L’étonnement (vertaald door Maddy Buysse) en in 1979 publiceerde Volk und Welt de Duitse versie Die Verwunderung (door Udo Birckholz). De eerste Engelse vertaling, Wonder door Michael Henry Heim, werd uitgegeven door Archipelago Books in 2009. Verder zijn er vertalingen van de roman in het Slowaaks (Úžas), Zweeds (Förundran), Spaans (El asombro), Russisch, en Koreaans.

De Nederlandse versie van de roman werd twintigmaal herdrukt; voornamelijk door De Bezige Bij, maar ook tweemaal door Querido. In maart 2018, tien jaar na de dood van Claus, publiceerde De Bezige Bij de meest recente editie: een speciale, kritische editie van de tekst door Kevin Absillis en Wendy Lemmens.[2] Deze kritische editie gebruikte de originele tekst, dus de allereerste druk, als basistekst.

Adaptaties[bewerken | brontekst bewerken]

Fouten in de Nederlandse edities[bewerken | brontekst bewerken]

De originele tekst bevat veel drukfouten en slordigheden. De eerste zestien drukken vallen grotendeels op deze originele tekst terug.[3] Sommige fouten werden aangepast, maar hier kwamen ook nieuwe slordigheden voor in de plaats.[3] Kevin Absillis en Wendy Lemmens stellen zo vast dat er in de tweede editie al een zin fout overgenomen werd:

(1) [...] en zij leerde – in tegenstelling tot beschaafde vrouwen, (2) meestal in oosterse landen, die opgevoed zijn daarin, en die (3) warmte in de man wakker houden door afwezigheid, verbeel- (4) ding, een bijna onmerkbare prikkel – geen middelen om het (5) vuur in haar wakker te houden, neen, het tweespan van ons (6) tweeën leek nergens meer naar! Toen eenmaal àlles mocht (en (7) haar moeder en de notabelen en de buren en de leraars hadden (8) modern gehandeld en het onoverkomelijke huwelijk, dat (9) zij later in mijn boeken schrapte [...] [4][5]

Ze merken op dat de vijfde regel in de tweede editie twee regels naar beneden verschoven is. Deze fout werd in de latere drukken niet aangepast. Dit zorgde voor inconsequente zinnen in de Franse en Spaanse vertaling.[5]

Pas vanaf de 17de druk, die uitgegeven werd door Querido, werd er een poging gedaan om de fouten uit de originele tekst te halen.[6] Deze druk kreeg een nieuwe paginaopmaak en haalde al enkele duidelijke fouten uit de tekst.[5] Absillis en Lemmens merken op dat zo 'Ja, Ja’ werd veranderd in ‘Ja, ja’ en dat de spelfout in ‘aankondinging’ werd verbeterd.[5] Maar ze merkten ook op dat er nog steeds andere fouten bleven staan, zoals de spelfouten 'idoot’ en ‘wat’ waar ‘was' hoorde te staan.[5]

Een echte grondige herschrijving van de tekst kwam er dus niet tot de twintigste druk, namelijk de kritische editie van Kevin Absillis en Wendy Lemmens. Door Absillis en Lemmens werd de basistekst "met de grootst mogelijke terughoudendheid gerestaureerd op grond van editiewetenschappelijke principes."[7]

Theater[bewerken | brontekst bewerken]

In 2014 ging de theateradaptatie De verwondering in première.[8] De voorstelling werd geproduceerd door het Toneelhuis en geregisseerd door Bart Meuleman. Meuleman vereenvoudigde de tekst voor de productie zodat de toeschouwer de verhaallijn probleemloos kon volgen.[9] Zijn bewerking van de tekst werd in januari 2014, kort voor de première, uitgegeven door Bebuquin. De voorstelling toerde vervolgens van eind Januari tot begin Maart rond Vlaanderen en bracht in totaal 20 opvoeringen. Het verhaal wordt gespeeld door Laurence Roothooft, Jonas Vermeulen, Hendrik van Doorn, Mark Verstraete, Koen de Sutter, Anouck Luyten, Tomas Pevenage, en Manou Kersting.[8]

Setting[bewerken | brontekst bewerken]

De roman is gesitueerd in West-Vlaanderen rond 1960, vijftien jaar na de Tweede Wereldoorlog. Het hoofdpersonage Victor-Denijs De Rijckel beschrijft hoe hij de stad waar hij les geeft, Oostende, verlaat om op zoek te gaan naar een vrouw die hij op een gemaskerd bal ontmoette. Zijn zoektocht leidt hem naar het Kasteel Almout in Hekegem nabij Brugge.[10][11]

Tijd[bewerken | brontekst bewerken]

Chronologie[bewerken | brontekst bewerken]

De Rijckel produceert drie soorten teksten (een dagboek, een verslag, en een notaboek) die verschillende periodes beschrijven.[12] De roman is hierdoor niet chronologisch opgebouwd.

Heden[bewerken | brontekst bewerken]

Het heden van de roman wordt neergeschreven in het dagboek van De Rijckel. Over een periode van iets langer dan een maand, van 18 oktober tot ergens eind november, beschrijft hij zijn huidige situatie in de psychiatrische instelling door middel van dagelijkse entries.[13]

  • Hoofdstuk 2, Dit is mijn schrift, loopt van 18 tot 21 oktober.[10] De lezer leert hier het hoofdpersonage in het heden kennen: De Rijckel bevindt zich in een psychiatrische instelling en beschrijft de kamer waarin hij zich op dat moment bevindt.
  • Hoofdstuk 8, Wie leest mijn schrift straks?, loopt van 22 tot 25 oktober.[10] De Rijckel schrijft over zijn gedachten en een gesprek met zijn verpleegster Fredine: "De Rijckel verliest zich in verwarde gedachten over zijn waarnemingen en herinneringen. Met Fredine spreekt hij over alledaagse zaken."[14]
  • Hoofdstuk 12, Mijn schrift, loopt van 2 tot 14 november.[10] In dit hoofdstuk vertelt De Rijckel over Elizabeth, zijn ex-vrouw.
  • Hoofdstuk 17, Fredine, bevat de laatste exacte datum in het dagboek: 18 november.[10] Er vindt een nieuw gesprek plaats tussen De Rijckel en Fredine.
  • Aan het einde van het laatste hoofdstuk, Vlucht zonder verdediging, staan de laatste twee entries van november. De Rijckel bevindt zich zo op het einde van de roman opnieuw in de instelling.
Verleden[bewerken | brontekst bewerken]

Het verslag van De Rijckel bevat de gebeurtenissen die hij voor zijn arts neerschrijft, namelijk het Almoutverhaal.[15] Deze gebeurtenissen spelen zich in het verleden af. Met hoofdstuk 1, Ontmoeting, start de roman in het verleden. Er wordt verteld over de ontmoeting tussen De Rijckel en een vrouw op een gemaskerd bal. De rest van het Almoutverhaal volgt hierop. Verkenning, Aanval, en Bezetting (hoofdstukken 7, 11, en 16) volgen elkaar zo chronologisch op en vullen het verhaal aan.

Ook zijn notaboek speelt zich in het verleden af. Hij vertelt zowel over gebeurtenissen uit het Almoutverhaal, als gebeurtenissen die zich afspelen voordat hij Alessandra ontmoet en naar Kasteel Almout gaat. Het notaboek zelf is hierdoor ook niet chronologisch.

  • De verhalen over Teddy Maertens (hoofdstukken 3 en 4: Personen o.a. en Zij), Elizabeth (hoofdstuk 5: De geur van metaal en vrouwen), en Haakebeen (hoofdstuk 6: Haakebeen’s Hout-en Meubelcentrum) situeren zich chronologisch voor het Almoutverhaal.[16]
  • De volgende hoofdstukken uit het notaboek in de roman zijn Het dorp en Crabbe, De tuin der beelden, ‘Wir sprechen uns noch’, De dienstdoende directeur van ‘Winterhulp’ Richard Harmedam, Sandra, Geruchten, en De aanwezigheid van Crabbe (respectievelijk 9, 10, 13, 14, 15, 18 en 20). In al deze hoofdstukken reflecteert De Rijckel op gebeurtenissen uit het Almoutverhaal. Hij vertelt onder andere over Crabbe, Elizabeth en Richard Harmedam.[16]

Hoofdstuk 21, Vlucht zonder verdediging, bevat zowel delen van het verslag als van het notaboek. Deze delen spelen zich in het verleden af.[17]

Flashbacks[bewerken | brontekst bewerken]
  • De geur van metaal en vrouwen bevat een flashback naar Elizabeth: "In een herinnering heeft De Rijckel in de opslagplaats van Houthandel Haakebeen een erotisch samenzijn met zijn leerlinge Elizabeth, het meisje op wie hij verliefd is."[14]
  • Haakebeen's Hout- en Meubelcentrum bevat een flashback naar Houthandel Haakebeen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Rijckel komt hier te weten dat de zaak tijdens de oorlog “zowel de Duitsers als de illegaliteit te vriend hield.”[14]
  • De tuin der beelden heeft een tweede flashback naar Elizabeth. Hij denkt aan het schijngevecht met de Menselijke Rots.[14]
  • Mijn Schrift bevat een flashback naar zijn huwelijk met Elizabeth: "De Rijckel herinnert zich zijn slechte huwelijk met Elizabeth, dat een jaar duurde, en registreert de geluiden in het belendende vertrek."[18]
  • De dienstdoende directeur van Winterhulp Richard Harmedam heeft een flashback naar de oorlog: "Richard Harmedam wordt na de bevrijding wegens collaboratie publiekelijk gestraft, ook door mensen die zelf niet vrij van schuld zijn."[18]
  • In het koolzaalveld bevat ook een flashback naar de oorlog: "In de chaotische laatste oorlogsdagen is er een non die zich verdacht gedraagt. Mogelijk is het Crabbe in vermomming."[18]

Verteltijd[bewerken | brontekst bewerken]

Het verhaal van de roman is opgedeeld in 21 hoofdstukken. Deze zijn verdeeld over de drie soorten teksten. Het dagboek is verspreid over vier hoofdstukken, het verslag ook over vier, en het notaboek over twaalf. In het laatste hoofdstuk worden de drie soorten teksten door elkaar gebruikt. In de twintigste druk zijn de hoofdstukken verspreid over 271 bladzijden. Dit zijn 29 pagina's meer dan de oorspronkelijke tekst die 242 pagina’s telt.[6]

Vertelde tijd[bewerken | brontekst bewerken]

De gebeurtenissen die De Rijckel vertelt, het Almoutverhaal, verlopen over slechts een paar dagen.[15] De hoofdstukken Ontmoeting, Personen o.a. en Zij (respectievelijk 1, 3 en 4) beschrijven de eerste dag. De Rijckel vertelt de aanloop naar het gemaskerd bal en de ontmoeting met Alessandra. De hoofdstukken Verkenning, Het dorp en Crabbe, De tuin der beelden, Aanval, ‘Wir sprechen uns noch’, Sandra, Bezetting, Geruchten, De aanwezigheid van Crabbe, en Vlucht zonder verdediging (respectievelijk 7, 9, 10, 11, 13, 15, 16, 18, 20 en 21) beschrijven alle gebeurtenissen die hierop volgen; de volgende dag.[19] Deze hoofdstukken bevatten zowel de echte vertelling van het verhaal (het verslag) als de latere reflecties op deze gebeurtenissen (het notaboek). De Rijckel gaat hier op zoek naar Alessandra en vertelt al de dingen die hij in Hekegem (de herberg en het Kasteel Almout) meemaakt. Op het einde van de dag wordt hij gevangengenomen.[20]

De Rijckel wordt vervolgens opgenomen in de instelling waarin hij zich nu bevindt. In het hoofdstuk Fredine, vermeld Fredine dat hij werd opgenomen omdat hij in de klas begon te schreeuwen: "'En midden in de klas begon je te schreeuwen. Waarom?’ ‘Ik? Wie, ik?’"[10][18]

De dagboek entries van De Rijckel zijn verspreid over een periode van ongeveer een maand.[13] Dit is mijn schrift bevat de eerste specifieke datum: 18 oktober.[21] De entries lopen dan door tot ergens in november. De laatste specifieke datum die De Rijckel noteert is 18 november in Fredine. In het laatste hoofdstuk, Vlucht zonder verdediging, schrijft De Rijckel alleen de maand november neer.[21]

Ruimte[bewerken | brontekst bewerken]

Instelling[bewerken | brontekst bewerken]

De instelling waar De Rijckel zich bevindt, is de ruimte die al de andere ruimtes in de roman overkoepeld. De ruimte behoort namelijk tot het heden van De Rijckel en het is dus waar hij al de andere ruimtes in zijn schrift beschrijft. De instelling creëert een eerste negatieve sfeer in de roman. De roman wordt ingeleid met de zin “De leraar liep de twaalf meter van zijn kamer naar de lift in verwondering. Wachtte bij het traliewerk van de liftkooi. Stak drie vingers door de mazen.”[22][11] Kevin Absillis schrijft dat “het beeld van de kooi en de tralies een sfeer van beklemming creëert."[11]

Over de echtheid van deze ruimte bestaat er onduidelijkheid. In de roman wordt namelijk niet expliciet vermeldt dat het een instelling is. Er is wel vermoeden naar; De Rijckel heeft een eigen kamer, een begeleidend arts, en een verpleegster genaamd Fredine. Kevin Absillis merkt op dat De Rijckel "zich tijdens het schrijven bevindt in een psychiatrisch ziekenhuis in Oostende, of door oud-ss’ers uit Hekegem in een kolenhok is opgesloten (helemaal helder wordt het nooit)."[23] Langs de ene kant wordt De Rijckel in het Almoutverhaal in Hekegem gevangengenomen en verplaatst door enkele voormalige SS’ers.[24][20] Langs de andere kant wordt hij volgens Fredine door zijn vrouw Elizabeth naar de instelling gebracht: "En bij toeval was je vrouw in de school, zij kwam juist op de speelplaats. En zij is het die je nog naar hier gebracht heeft in een taxi."[22] In de volgende beschrijving van de ruimte door Kevin Absillis komt de gewone instelling samen met de negatieve setting van De Rijckel die gevangengenomen wordt door SS'ers: "...een gebouw waar oppassers, dokters en patiënten verblijven. Vermoedelijk dus een ziekenhuis, of een psychiatrische instelling, al laat de zorg op zijn zachtst gezegd te wensen over. De Rijckel wordt geslagen, onder de douche gesleurd en met elektroshocks bedreigd. Hij heeft ook geen gewone ziekenhuiskamer, maar is opgesloten in een afgedankt kolenhok."[11]

Oostende[bewerken | brontekst bewerken]

De hotelkamer waar De Rijckel verblijft en de school waar hij les geeft zijn twee ruimtes die een tweede negatief klimaat beschrijven, maar deze zijn gesitueerd in het verleden. Dit klimaat ontwikkelt zich in het jaar voordat hij Alessandra ontmoet.[25] De Rijckel is een jaar geleden gescheiden van zijn vrouw Elizabeth en leeft nu alleen in een hotelkamer. Kevin Absillis beschrijft deze ruimte als "een sjofele hotelkamer, waar hij zijn dagen slijt als ongelukkig gescheiden vrijgezel."[25] Ook op school voelt De Rijckel zich ellendig. Hij heeft weinig contact met zijn collega’s en zijn leerlingen en voelt zich bijgevolg weinig gerespecteerd.[25] Hij zet zich voornamelijk af tegen de Prefect van de school. Wanneer De Rijckel dan gevraagd wordt om een speech voor hem te geven, zorgt zijn afkeer ervoor dat hij dit niet zal doen. Het negatieve klimaat spoort hem vervolgens aan om naar een gemaskerd bal te gaan in de plaats.[25]

Het Bal van het Wit Konijn[bewerken | brontekst bewerken]

De locatie waar De Rijckel Alessandra Harmedam voor het eerst ontmoet is het Bal van het Wit Konijn. Deze ruimte stelt het begin van zijn zoektocht vast. Het bal krijgt ook andere namen zoals het Bal van de Rat (door Albert Verzele), het Bal van de Dode Rat (door de sigarettenverkoper) en het Bal van de Dode Muis (door Teddy Maertens).[13]

De herberg[bewerken | brontekst bewerken]

De herberg dient als een ruimte waarnaar De Rijckel steeds terugkeert in zijn poging om meer over Alessandra en het Kasteel Almout te ontdekken. Hier komt hij veel te weten over Crabbe en het fascistische klimaat dat er in Hekegem heerst.[25]

Kasteel Almout[bewerken | brontekst bewerken]

Fascisme[bewerken | brontekst bewerken]

Kasteel Almout is belangrijk als ruimte in de roman omdat hier het thema van het fascisme in schuilt. De roman speelt zich namelijk af tegen een naoorlogse, Vlaams-fascistische achtergrond. Het hoofdpersonage komt in Kasteel Almout terecht in een groep van voormalige oostfrontstrijders die hun verdwenen leider Crabbe herdenken.[13] G. F. H. Raat stelt vast dat dit fascisme leidde tot de opname van De Rijckel: “De Rijckelbevindt zich in een rommelkamer van een psychiatrische inrichting om ongestoord te kunnen schrijven aan het door de psychiater, Dr. Korneel van den Broecke, verlangde relaas van de gebeurtenissen die tot zijn geestelijke ineenstorting hebben geleid.”[12] Het fascisme draagt hier bij tot een derde negatieve sfeer in de roman: vijftien jaar na de oorlog ondersteunen enkele oud-ss'ers deze ideologie nog steeds en het hoofdpersonage zit als gevolg van zijn interactie met dit fascisme in een instelling.

Schrijven[bewerken | brontekst bewerken]

Het negatieve klimaat in Kasteel Almout sluit aan bij de teksten die De Rijckel schrijft.[26] Het contact met het fascisme in Kasteel Almout zorgt ervoor dat hij in de psychiatrische instelling belandt. G. F. H. Raat linkt het fascisme (en daarmee de slechte mentale gezondheid van De Rijckel) zo ook aan de soorten teksten die hij schrijft:

Dat De Rijckel verschillende soorten teksten produceert en daardoor verschillende vertellersrollen voor zijn rekening neemt, vormt een uitdrukking van de splitsing die zich in zijn persoonlijkheid heeft voorgedaan. Het contact met Crabbe heeft de onvolwassenheid onder zijn pantser van zelfverzekerdheid en vanzelfsprekendheid blootgelegd.[27]

  1. Vertalingen database - Letterenfonds. letterenfonds.secure.force.com. Geraadpleegd op 20 november 2018.
  2. De Bezige Bij | Publicaties | Letterenhuis. www.letterenhuis.be. Geraadpleegd op 20 november 2018.
  3. a b Absillis, K., Lemmens, W., ‘Niets is helemaal gaaf’. In: Hugo Claus, De Verwondering. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij, 2018, 304.
  4. Absillis, K., Lemmens, W., ‘Niets is helemaal gaaf’. In: Hugo Claus, De Verwondering. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij, 2018, 148-149.
  5. a b c d e Absillis, K., Lemmens, W., ‘Niets is helemaal gaaf’. In: Hugo Claus, De Verwondering. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij, 2018, 305.
  6. a b (en) deReactor.org, Hugo Claus | De verwonderingonafkrabbaar cretinisme | detail | home | deReactor. www.dereactor.org. Geraadpleegd op 20 november 2018.
  7. Absillis, K., Lemmens, W., ‘Niets is helemaal gaaf’. In: Hugo Claus, De Verwondering. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij, 2018, 306.
  8. a b De verwondering. Toneelhuis. Geraadpleegd op 20 november 2018.
  9. De Verwondering - Bart Meuleman. Cobra.be. Geraadpleegd op 20 november 2018.
  10. a b c d e f Claus, Hugo, Lemmens, Wendy en Absillis, Kevin. De verwondering, Amsterdam. ISBN 9789403103600.
  11. a b c d Absillis, K., ‘In de ban van De Verwondering’. In: Hugo Claus, De Verwondering. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij, 2018, 273.
  12. a b Raat, G. F. H. (1993), ‘Hugo Claus De verwondering’. In: T. Anbeek, J. Goedegebuure, B. Vervaeck (Red.), Lexicon van literaire werken (20). Groningen, Nederland: Wolters-Noordhoff, 1989-2014, 2.
  13. a b c d Absillis, K., ‘In de ban van De Verwondering’. In: Hugo Claus, De Verwondering. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij, 2018, 274.
  14. a b c d Raat, G. F. H. (1993), ‘Hugo Claus De verwondering’. In: T. Anbeek, J. Goedegebuure, B. Vervaeck (Red.), Lexicon van literaire werken(20). Groningen, Nederland: Wolters-Noordhoff, 1989-2014, 3.
  15. a b Absillis, K., ‘In de ban van De Verwondering’. In: Hugo Claus, De Verwondering. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij, 2018, 275.
  16. a b Raat, G. F. H. (1993), ‘Hugo Claus De verwondering’. In: T. Anbeek, J. Goedegebuure, B. Vervaeck (Red.), Lexicon van literaire werken(20). Groningen, Nederland: Wolters-Noordhoff, 1989-2014, 3-4.
  17. Raat, G. F. H. (1993), ‘Hugo Claus De verwondering’. In: T. Anbeek, J. Goedegebuure, B. Vervaeck (Red.), Lexicon van literaire werken(20). Groningen, Nederland: Wolters-Noordhoff, 1989-2014, 4-5.
  18. a b c d Raat, G. F. H. (1993), ‘Hugo Claus De verwondering’. In: T. Anbeek, J. Goedegebuure, B. Vervaeck (Red.), Lexicon van literaire werken(20). Groningen, Nederland: Wolters-Noordhoff, 1989-2014, 4.
  19. Absillis, K., ‘In de ban van De Verwondering’. In: Hugo Claus, De Verwondering. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij, 2018, 277.
  20. a b Absillis, K., ‘In de ban van De Verwondering’. In: Hugo Claus, De Verwondering. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij, 2018, 279.
  21. a b Claus, Hugo (2018). De verwondering. De Bezige Bij, Amsterdam. ISBN 9789403103600.
  22. a b Claus, Hugo (2018). De verwondering. De Bezige Bij, pp. 7. ISBN 9789403103600.
  23. Absillis, K., ‘In de ban van De Verwondering’. In: Hugo Claus, De Verwondering. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij, 2018, 282.
  24. Claus, Hugo (2018). De verwondering. De Bezige Bij, pp. 246.
  25. a b c d e Absillis, K., ‘In de ban van De Verwondering’. In: Hugo Claus, De Verwondering. Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij, 2018, 276.
  26. Raat, G. F. H. (1993), ‘Hugo Claus De verwondering’. In: T. Anbeek, J. Goedegebuure, B. Vervaeck (Red.), Lexicon van literaire werken (20). Groningen, Nederland: Wolters-Noordhoff, 1989-2014, 12.
  27. Raat, G. F. H. (1993), ‘Hugo Claus De verwondering’. In: T. Anbeek, J. Goedegebuure, B. Vervaeck (Red.), Lexicon van literaire werken (20). Groningen, Nederland: Wolters-Noordhoff, 1989-2014, 6.