Koloniaal etablissement

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Koloniaal Instituut
Koloniaal Etablissement in 1979
Locatie
Locatie Amsterdam-Centrum
Westerdoksdijk 2-10
Coördinaten 52° 23′ NB, 4° 54′ OL
Status en tijdlijn
Oorspr. functie Ministerie van Koloniën
Huidig gebruik opslag
Start bouw 1911
Opening 1913
Sluiting 1949
Afgebroken 2009
Architectuur
Bouwstijl renaissance
Bouwinfo
Architect Piet Hein van Niftrik
Eigenaar Ministerie van Koloniën
Opdrachtgever idem
Portaal  Portaalicoon   Civiele techniek en bouwkunde

Het Koloniaal etablissement ook wel Indisch etablissement te Amsterdam had in de 20e eeuw twee adressen in die stad.

's-Gravenhekje 1-5[bewerken | brontekst bewerken]

West-Indisch Huis 's-Gravenhekje door Willem Wenckebach in eerste decennium 20e eeuw

Tot 1913 hield het zitting in het West-Indisch Pakhuis aan 's-Gravenhekje 1, gebouwen voorheen in gebruik bij de West-Indische Compagnie.[1] Het instituut, een soort Keuringsdienst van Waren vallend onder het Ministerie van Koloniën voor producten uit de koloniën, groeide en groeide. Om dat te kunnen opvangen werd in 1907 en 1908 een relatief grote verbouwing aangekondigd onder leiding van architect Piet Hein van Niftrik.[2]

Westerdoksdijk[bewerken | brontekst bewerken]

Toch bleef dit gebouw te klein; even werd geopperd het instituut te verhuizen naar Utrecht, maar op 15 september 1911 besteedde het Ministerie van Koloniën aan

het bouwen van het Koloniaal Etablissement aan het IJ, nabij de Westerdoksluis te Amsterdam

Opnieuw was de architect Piet Hein van Niftrik, dan werkend vanuit zijn kantoor aan Rokin. Het Rijk had tot de bouw voor 45.000 gulden een stuk grond van circa 5000 m² van de gemeente Amsterdam aangekocht aan de Westerdoksdijk, nabij een zwem- en badinrichting in het IJ. Volgens Het Vaderland werd vanwege een verwijzing naar de koloniën een bouwstijl worden gehanteerd met een verbinding richting 17e eeuw.[3] Het ontwerp van Van Niftrik moest toch enkele keren aangepast worden. Wel stond vast dat het gebouwd zou worden in pakhuisvorm in de Hollandse renaissancearchitectuur van die eeuw met een vloeroppervlak van 4200 m². Het gebouw zou de afmeting krijgen van 60 meter (voorgevel) en 70 meter (diepte). Het zou grotendeels opgetrokken worden met één bouwlaag, de voorgevel kreeg ter huisvesting van kantoren een extra verdieping (de bovenverdieping zou bij oplevering bijna de gehele begane grond afdekken). Het geheel werd onderkelderd. [4]

De aanbesteding vond door die aanpassingen en de hoop in een massa-aanbesteding om de kosten te kunnen bezuinigen pas plaats in september 1911, aldus een mededeling in de Nederlandse Staatscourant ondertekend door Johannes Bernardus van der Houven van Oordt.[5] In januari 1913 was de bouw zover gevorderd dat kon worden begonnen met installaties en inrichtingen. In maart kwam minister Jan Hendrik de Waal Malefijt een kijkje nemen. Zijn opvolger Thomas Bastiaan Pleyte kwam in december 1913 kijken naar het opgeleverde gebouw.[6]

Na de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië tot Indonesië werd het gebouw enige tijd Indonesisch grondgebied, en werd in 1954 teruggekocht door Nederland en onder gebracht bij de Rijksgebouwendienst. Vervolgens probeerde men er allerlei diensten in onder te brengen, de laatste was de Rijkspolitie te Water, maar ook Dienst Loodswezen Amsterdam-IJmond en IJsselmeer. Het gebouw werd daarbij verwaarloosd, terwijl ook het koloniaal verleden in een kwader daglicht kwam te staan. Al in 1964 sprak men van een “somber gebouw”. Bovendien konden het Rijk en de gemeente Amsterdam niets met dit gebouw, toch was er waarschijnlijk onderzoek naar een monumentstatus want fotograaf Gerard Drukker legde het gebouw nog in 1979 vast voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Beleidsmedewerker Tessel Pollmann van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg pleitte in 1992 nog voor behoud van het gebouw als onderdeel van de historische haven van Amsterdam.[7]

Desalniettemin volgde in 2000 een sloopvergunning. Daartegen kwamen dan weer bezwaren van omwonenden, architecten etc.; zij zagen voldoende redenen het pand te behouden. Het resultaat bleef hetzelfde; het gebouw ging in 2009 tegen de vlakte. Een van de redenen was de uitgebreide sanering van het gebied rondom het Westerdok. Het gebouw viel ten prooi aan het nieuwe buurtje IJDock met op de plaats van het gebouw het nieuwe pand van het Paleis van Justitie, een binnenhaven en de Vluchthavenbrug.

Het gesloopte gebouw werd opgenomen in het boekwerk Amsterdam sloopt van Wouter van Elburg en Hanneke Ronnes over betreurde sloopwerken in Amsterdam.